Lucas 24,47
Het evangelie van Lucas sluit af met een kort woord van de verrezen Heer tot zijn leerlingen (44-49). Zoals eerder in het Emmaüsverhaal wordt opnieuw benadrukt dat het lijden en opstaan van Jezus in overeenstemming is met de Tora van Mozes en de Profeten en de Psalmen. – We herkennen hier de klassieke driedeling van de Hebreeuwse bijbel, zoals die tot op vandaag in het rabbijnse jodendom gehanteerd wordt. – Na deze woorden maakt Jezus het verstand van de leerlingen ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften.
Aan deze ontvankelijk geworden geesten worden twee nieuwe inzichten toevertrouwd. Ten eerste dat de Messias zou lijden, maar ook opstaan uit de doden op de derde dag. Hier horen we het oude getuigenis dat Paulus heeft opgetekend in zijn eerste brief aan de Korinthiërs (15,3-4).
Maar Lucas voegt er nog iets aan toe, dat voor de leerlingen eveneens nieuw is. De blijde boodschap van het koninkrijk zal zich niet beperken tot het Joodse volk: in Jezus’ naam zal omkeer tot vergeving van de zonden ook worden verkondigd onder alle heidense volken. De leerlingen – die zelf Joden zijn – krijgen de opdracht om de ‘grens’ tussen jood en niet-jood over te steken en het evangelie te verkondigen onder de heidenen.
Toch betekent deze grensoverschrijdende opdracht niet een loslaten van het Joodse punt van vertrek. Ze moeten dit doen ‘beginnend vanaf Jeruzalem’. Zoals Paulus – terugkijkend op zijn levensloop – zegt: “Ik heb de prediking … volbracht vanaf Jeruzalem in een cirkel” (Rom 15,19). Een cirkel waarvan Jeruzalem het middelpunt blijft – in zijn denken, maar ook in zijn handelen (de collecte voor de armen in de oergemeente).
De zendingsopdracht bij Paulus, maar ook in Luc 24,47 heeft een richting – naar de heidense volken – en een basis: vanaf Jeruzalem. Ook voor onze tijd heeft dit betekenis. De eenheid van de christenen, waarvoor we in de week van 17 tot 24 januari bidden en werken, heeft zijn wortels in de band met de apostelen, in de band met onze gemeenschappelijk Joodse wortel. Onze zendingsopdracht wordt gevoed door de sappen van de edele olijf, waarop de wilde takken – de heidense volken – zijn geënt (Rom. 11,17-18).
Het is daarom goed om bij al onze inspanning voor de eenheid onder de christenen en bij ons gemeenschappelijk getuigenis naar de volkeren niet onze band met het joodse volk te vergeten. Daarom heeft de Rooms Katholieke kerk in Italië, Oostenrijk, Polen en Nederland een Dag voor het Jodendom ingesteld op 17 januari – welbewust op de dag die voorafgaat aan de Bidweek voor de Eenheid. Indachtig het woord van de grote theoloog en mede oprichter van de Wereldraad van Kerken, Karl Barth, die zei: Het oudste schisma in de geschiedenis van de kerk is de breuk tussen kerk en synagoge.
Jaap van der Meij,
Voorzitter van de Katholieke Raad voor de dialoog met de Joden (KRI).