De vorming van de Verenigde Staten van de 16e tot en met de 19e eeuw wordt gekenmerkt door kolonisatie en immigratie van mensen vanuit diverse Europese landen, en daarnaast de komst van slaven uit Afrika. Samen vormen zij de basis van de Amerikaanse cultuur, waarin verscheidenheid geldt als een recht van de mens en als onderdeel van de Amerikaanse nationale identiteit.
Spaanse missionarissen in de 16e eeuw, kolonisten uit Engeland, Nederland en Zweden: als christenen behoorden zij tot uiteenlopende denominaties. Zij concentreerden zich ook vaak in bepaalde delen van het land, zoals de Nederlandse protestanten in Nieuw Amsterdam (New York). Er was niet altijd verdraagzaamheid, bijvoorbeeld als men in een bepaald gebied niet aansloot bij de meerderheid. Zo werden baptisten verdreven uit Massachusetts. Katholieken werden gemeden, omdat zij meer loyaal zouden zijn aan Rome dan aan Amerika. Toch groeide de rooms-katholieke gemeenschap zeer sterk, met name door de immigratie van Ieren uit het door armoede geteisterde Ierland en door de inlijving van onder Frans en Spaans bestuur staande gebieden.
Slaven en vrijgekomen zwarte mensen waren in de meeste blanke kerken niet welkom. Als gevolg van dit racisme en met geloof in de vrijheid van het evangelie ontstonden diverse Afro-Amerikaanse kerken, vooral vanuit de traditie van Methodisten en Baptisten. Aan het begin van de 19e eeuw ontstond daar de ‘Heiligheidstroming’ (Holiness tradition) en daaruit groeide in de 20e eeuw de Pinkstertraditie.
In diezelfde tijd was er een grote migratie naar het midden en het westen van de Verenigde Staten en daarnaast in de steden het begin van de industriële revolutie. Onder de christenen uit de Reformatie ging dit gepaard met de ‘Grote Opwekking’ met een typisch Amerikaans accent. De kerk werd gestructureerd op basis van het congregationalisme, met nadruk op persoonlijke onafhankelijkheid en zelfvertrouwen, hard werken, persoonlijke bekering en redding. Later zouden deze groepen de naam krijgen van ‘Evangelicals’, waaruit dan weer de Fundamentalisten zouden voortkomen.
Evenals in Europa begonnen ook in de Verenigde Staten oecumenische bewegingen aan het begin van de 20e eeuw. Protestanten zochten samenwerking bij zending en evangelisatie. Samen zetten zij sociale instellingen voor armenzorg, opvoeding en ziekenzorg op. Daar was o.a. het Leger des Heils intensief bij betrokken. In 1908 begon men in Graymoor met het gebedsoctaaf voor de eenheid van de kerk. Pas in 1957 werd de eerste Noord-Amerikaanse conferentie gehouden over Geloof en Kerkorde, wat uitmondde in de instelling van een permanente commissie. Na het tweede Vaticaans Concilie sloot ook de Rooms-Katholieke Kerk zich daarbij aan.
Naast deze pogingen tot verzoening ontstonden nieuwe oorzaken van verdeeldheid. In de oude protestantse en episcopaalse gemeenschappen kwam kritiek op de bijbel op en groeiden nieuwe ideeën over de menselijke natuur en zonde, over sociale gerechtigheid en gelijkheid. Evangelicale christenen en pinksterchristenen reageerden met terugkeer naar de fundamenten van het geloof. Zij wilden geen deel uitmaken van een oecumenische beweging die deze fundamenten losliet.
Ondanks de verdeeldheid tussen ‘conservatieven’ en ‘progressieven’ op theologisch en cultureel gebied ontstonden er van 1957 tot 1987 vier Verenigde Kerken uit gescheiden gemeenschappen van dezelfde traditie, zoals bij de methodisten, presbyterianen en lutheranen. De Rooms-Katholieke Kerk leverde een belangrijke oecumenische bijdrage door bilaterale dialogen en deelname aan de commissie voor Geloof en Kerkorde. Met de lutheranen kwam men tot een gemeenschappelijke verklaring betreffende ‘rechtvaardiging door het geloof’, die later internationaal verder werd uitgewerkt. Tussen andere kerken leidden bilaterale dialogen tot volledige eucharistische gemeenschap en erkenning van elkaars ambten.
Enerzijds kwam men tot overeenstemming in leerstellige zaken die tevoren oorzaak waren van scheiding, anderzijds ontstonden er nieuwe meningsverschillen over de gelijkwaardigheid van man en vrouw, sociale en seksuele moraal, de plaats van de vrouw in de kerk, de priesterwijding van vrouwen en homoseksuele relaties. Ook op vragen van oorlog en vrede werd verschillend geantwoord. Kerken die ecclesiologisch ver van elkaar staan, vinden elkaar soms in morele kwesties die de gemoederen verontrusten. En omgekeerd.
Er zijn onderwerpen die de kerken dwingen tot nauwe samenwerking. Het racisme is in Amerika wettelijk afgezworen, maar alle sporen zijn nog niet genezen. 250 jaar slavernij en een bloedige burgeroorlog blijven doorwerken. De kerken gaven een positieve inbreng en het is belangrijk dat tijdens de Gebedsweek voor de eenheid de herdenkingsdag wordt gehouden voor Martin Luther King. Een andere samenwerking betreft de strijd tegen de armoede.
Hoewel Amerikanen zichzelf graag beschrijven als christenen of tenminste als een gelovig volk, is er toch een groeiende politieke verdeeldheid tussen secularisering en godsdienst (zoals in Europa). Vooral de rooms-katholieke, evangelicale en pinksterchristenen, en ook de orthodoxe en Afro-Amerikaanse kerken zien de noodzaak om de verdeeldheid samen een halt toe te roepen. Maar de secularisering heeft velen in een geloofscrisis gebracht.
Voor de oecumene in de Verenigde Staten wordt veel heil verwacht van de uitbreiding van bestaande oecumenische verbanden. Een uitgebreide beschrijving van de oecumenische situatie in VS kan men vinden op:
http://www.wcc-coe.org ofwel http://prounione.urbe.it
Belangrijk is nog dat aan de basis bijna alle kerken en hun voorgangers deelnemen aan plaatselijke raden van kerken. En verder zijn er theologische opleidingen waar studenten tijdens de opleiding tot pastor ook lessen volgen bij instituten van andere kerken.
Een heel nieuwe trend onder de christenen in de VS is een ‘Opkomende Kerk Beweging’ (Emergent Church Movement), die institutionele vormen van gezag verwerpt. Vooral jongeren tussen 25 en 35 jaar behoren hiertoe. Via het internet zijn ze een virtuele gemeenschap begonnen en wisselen zij van gedachten over het christelijk geloof. Zij willen zich niet binden aan systematische theologie en stellen vragen bij de zichtbare eenheid van de kerk. Maar ook hier is een gesprek begonnen over de waarde van de oecumenische beweging.
Op plaatselijk en nationaal niveau hechten christenen in de VS eraan om samen te bidden voor de noden van de armen, de zieken, hen die worstelen met geloven en voor de natie zelf.. Buiten de Gebedsweek voor de eenheid komen veel christenen oecumenisch samen op Thanksgiving Day, Oudejaarsavond, Aswoensdag, Goede Vrijdag, Wereldgebedsdag en de Nationale gebedsdag. Op zulke momenten is er een diep gevoel van verbondenheid en dikwijls komt de heilige Geest te hulp om alle verdeeldheid en verdenking opzij te zetten en belangrijke ogenblikken van eenheid en vertrouwen te scheppen.