Soms heb je ontmoetingen die bij je blijven. Voor mij was dat onlangs de ontmoeting met een Syrische bisschop, die even in Nederland was. Hij vertelde over zijn land, over de mensen, de weeskinderen, de ouderen, de naderende koude winter, het gebrek aan brandstof en eten, de ontvoeringen van priesters en de vluchtelingen die tot in zijn werkkamer bivakkeerden. Dat hij bijna dagelijks ook zelf gevaar liep bij zijn pogingen de mensen uit zijn gemeenschap te steunen, dat wuifde hij weg.
We vierden die week onze trouwdag. Normaal gesproken plannen we dan een etentje buiten de deur, maar deze keer wilde ik het anders doen. Konden we niet gewoon thuis eten? Wij zouden evengoed een leuke avond hebben en het uitgespaarde geld konden we dan overmaken voor Syrië. Het gebaar zou wat mij betreft aan betekenis winnen als we onszelf iets zouden ontzeggen, want gewoon geld overmaken, daar zouden onze pubers helemaal niets van merken.
Tot mijn verrassing viel mijn voorstel in slechte aarde bij de zoons – mijn man was onmiddellijk voor. Ik had gedacht – gehoopt – dat mijn engeltjes het ook een prachtig idee vonden en dat ze hun zakgeld wilden bijleggen voor de kinderen in Syrië die het koud gingen krijgen de komende maanden. Niets van dat al … Er werd ze een etentje door de neus geboord en voor wie? Voor volkomen onbekenden: ‘Ik ken die mensen niet’, zei de oudste. ‘Waarom moet ik dan voor ze zorgen?’
U begrijpt: het werd een goed tafelgesprek, die avond. Over zelf gelukkig zijn als je buurman het niet is. Over verantwoordelijkheid en voor elkaar zorgen. Delen van je overvloed. De onrechtvaardige verdeling van welvaart. Onze onmetelijke rijkdom… Hebben onze jongens het echt begrepen en gevoeld? Eerlijk gezegd denk ik het niet. Ik kan het ze niet kwalijk nemen: de televisie en de krant blijven op veilige afstand. Ze hebben gewoon geen idee. Zij namen geen afscheid van die bisschop, wetende dat hij met gevaar voor eigen leven terugging naar zijn mensen. Wetende dat we elkaar misschien nooit meer zien. ‘Bid voor mij’, was het enige dat er op dat moment te zeggen was.
Margot de Zeeuw