Rond het paasevangelie

Het boek ‘Opgestaan. Meditaties rond het paasevangelie’ verschijnt dit voorjaar (2017). Het boek leent zich uitstekend om enkele meditaties daaruit te bespreken in een kring. Om dat gesprek te faciliteren worden hieronder acht invalshoeken aangereikt, geschikt om acht keer een gesprek aan te gaan of om er enkele te kiezen voor een of twee ontmoetingen. Het boekje verschijnt rond 1 maart 2017. Ontvangers van het Oecumenisch Bulletin krijgen het automatisch toegestuurd. Losse exemplaren kosten € 10,00 (incl. portokosten). Wilt u het boek inkijken of downloaden: klik hier

Keuze 

Het boek ‘Opgestaan’ is typisch zo’n boek dat je niet in één ruk moet lezen. Het is veel meer een boek om hier en daar in te snuffelen en om gericht een uitvergroting te maken. Als je dat laatste doet, leent het zich uitstekend voor de ontwikkeling van het oecumenische geloofsgesprek. We doen hieronder een achttal suggesties, waarvan de geïnteresseerde pastor of catecheet er één of meerdere kan overnemen om te gebruiken in een groepsgesprek.

Basis van de uitwerking is, dat het vruchtbaar kan zijn om steeds twee meditaties tegelijk te lezen en te bespreken. Door van het referentiekader van de één naar de ander te gaan, krijg je soms verrassende doorkijkjes op gelijkgestemdheid en verschil. We koppelen hieronder twee keer zes mensen aan elkaar. Daarna brengen we de inleiding en de afronding in bespreking en tenslotte suggereren we meer algemene vragen als u zelf een tweetal combineert.

Een bespreking met een groep kent naar ons idee twee doelen:

1. Het gesprek beoogt de bezinning te bevorderen op een centraal thema van christelijk geloof, namelijk de opstanding;

2. Het gesprek beoogt het zicht te vergroten op variaties in de manier waarop mensen zich op een bijbelfragment en op situaties in het leven oriënteren binnen diverse kerkelijke richtingen;

1. Gesprek: rooms-katholiek en protestant
Arjen Bultsma en René de Reuver

1. De ene tekst is van een protestant en de ander van een rooms-katholiek.

In hoeverre denkt u dat de bijdrage van René de Reuver over Petrus (slot van zijn meditatie) ook door een rooms-katholiek geschreven had kunnen worden?

En in hoeverre denkt u dat de manier waarop Arjen Bultsma de kerk introduceert ook door een protestant geschreven had kunnen zijn als hij zegt: ‘Wanneer we vandaag in de lezingen horen dat de leerlingen het geloof verkondigen en daarmee het getuigenis van de Kerk geven, worden wij eveneens aangesproken’.

2. a. Wat bedoelt Arjen Bultsma met: ‘We hebben kennis van hoofd en hart nodig om de tekenen te verstaan’? 
b. Wat bedoelt René de Reuver met de zin: ‘Pasen reframed het leven’? 

3. Beide auteurs kennen de verwondering over wat er met Pasen gebeurt.

René de Reuver schrijft bijvoorbeeld: ‘De dingen van Gods Koninkrijk zijn te groot om te zien en te geloven. Tekens van God, knipoogjes uit de hemel zijn te groot en te diep om zomaar te kunnen plaatsen, te kunnen geloven’.

Arjen Bultsma heeft het over: Terwijl we om te beginnen de bereidheid moeten hebben om te zien en ons te verwonderen’.

a. In hoeverre spreekt u die gedachte van de verwondering aan?
b. Overheersen de overeenkomsten of zijn het toch vooral de verschillen die u opvallen als u ziet hoe de twee auteurs met het geheim van Pasen omgaan?

2. Gesprek: orthodox en vrijzinnig
Theodoor van der Voort en Johan de Wit

1. Theodoor van der Voort schrijft: ‘Hoe belangrijk dit aardse leven ook moge zijn, het eeuwige leven is nog veel belangrijker’.

Johan de Wit schrijft: ‘Het concrete lag meer voor de hand en werd daarom massaal geaccepteerd en de gnostiek met zijn ingewikkelde redeneringen over de onzichtbare verlosser die in de geest van zijn de kennis van het licht bracht, moest het daartegen afleggen’.

In hoeverre kan je het besef van ‘eeuwig leven’ bij de één vergelijken met de gnostische kennis bij de ander?

2. a. In de Orthodoxe Kerk is plek voor liturgie en voor traditie. Lees de tekst van Theodoor van der Voort nog eens en zet een plusje (+ l, of + t) waar u aanknopingspunten ziet voor deze twee elementen.
b. In Vrijzinnig Nederland bestaat enige reserve richting de kerk en waardering voor individueel denken. Lees de tekst van Johan de Wit nog eens en zet een plusje (+ k of + i) waar u aanknopingspunten ziet voor deze twee elementen.
c. Bij welke benadering voelt u zich het meest thuis? Waarom?

3. a. Leest u de zin ‘Satan dacht Jezus in zijn macht te hebben, nu Hij was gestorven. Maar hij kwam bedrogen uit’ (Theodoor van der Voort) als een metafoor of als een feitelijke beschrijving?
b. Leest u de zin ‘De geschiedenis van Jezus als held en verlosser vertoont een gelijksoortig patroon als alle andere oude geschiedenissen over helden en hun daden voor de verlossing van hun volk’ als een historische analyse of als een geloofsovertuiging?
c. Ziet u de benaderingen als elkaar uitsluitend of zijn er toch verbindingen mogelijk?

4. Wat ziet u als de overeenkomsten en wat als de verschillen in het godsbeeld tussen de twee scribenten? Om uw gedachten wat te prikkelen weer enkele citaten:

‘We weten immers dat Christus na Zijn verrijzenis opgevaren is ten hemel’.

En: ‘En daar, door Lukas verteld als een concrete handeling in de vorm van de Heer die het brood breekt, breekt in een flits het besef tot hem door dat de Christus als idee niet is gestorven, maar moet doorleven in hemzelf en alle andere volgelingen’.

3. Gesprek: twee lange overwegingen
Yosab Thabet en Jan Boom

1. Jan Boom meent dat mensen maar moeilijk accepteren dat er sprake is van ‘nieuw leven’. Hij spreekt daarbij de gemeente corrigerend aan: ‘Beseffen wij dat vandaag, gemeente?’

Yosab Thabet kent ook corrigerende momenten, zoals de zin: ‘De Maria’s waren vertrokken in de vroege morgenstond. Dit leert ons dat het goeddunkt om vroeg naar de Here te komen terwijl wij onze rust hiervoor prijsgeven en alle obstakels die ons tegenhouden overwinnen’.

In hoeverre herkent u de wenselijkheid van dergelijke correcties?

2. a. Wat zou Jan Boom bedoelen als hij schrijft: ‘Christus is verheerlijkt in de hemelse heerlijkheid om vandaaruit Zijn Geest te geven en door de Heilige Geest is Hij er’.
b. Wat zou Yosab Thabet bedoelen met: ‘De Here echter is opgestaan op zijn eigen Goddelijke kracht, zonder hulp van een mens’?

3. Wim Dekker – de auteur die de slotbeschouwing geeft – schrijft dat de rechterkant van de PKN zich zou kunnen herkennen in meditaties van de orthodoxe kerken. Yosab Thabet en Jan Boom zouden in die zin inwisselbaar kunnen zijn en de meditatie in elkaars kerk kunnen houden. Onderschrijft u die gedachte?
b. Yosab Thabet geeft een enkele keer een eigen orthodox doorkijkje. Hij schrijft onder meer: ‘Naar dit belangrijke moment (van de steenverwijdering) verwijst ook het prosferien, het kleed wat over de kelk en de schaal ligt op het altaar tijdens de mis. Dit symboliseert de grafsteen en blijft liggen tot het eind van het gebed van de verzoening. Na dit gebed tilt de priester het kleed op en beweegt het op en neer als teken van de aardbeving bij de opstanding’.

In hoeverre spreekt u deze beeldtaal en deze liturgische toepassing aan?

4. Gesprek: Twee keer Johannes 20
Ernst Zoomer en Marianne Merkx

1. De ene auteur werkt in de setting van een gemeente en de ander is werkzaam als geestelijk verzorger in een algemeen ziekenhuis, ziekenhuis Rivierenland Tiel. Kunt u dat aanwijzen in de manier waarop ze dezelfde tekst in een context plaatsen of valt dat uiteindelijk toch weg? De één schrijft bijvoorbeeld over het rennen en over hoop. De ander heeft het over het belang van het individu en over ruimte maken voor wat je nog niet kent.

2. a. Wat bedoelt Marianne Merkx met ‘En hoe kan naast verdriet ook hoop, licht en leven worden ervaren?’
b. Wat bedoelt Ernst Zoomer met ‘Je kunt zeggen dat Pasen in het evangelie in de eerste instantie de ervaring is van een individu’?

3. Beide scribenten spreken op een eigen manier over de individuele persoon. Merkx heeft het over ‘Ieder ging op zijn eigen manier kijken. De één door te kiezen voor een geloofsgemeenschap buiten haar familie, de ander door zich juist niet te binden, maar vanuit een innerlijke rust inspiratie op te doen bij tal van bronnen’.

De ander zegt onder meer: ‘In de groep presenteren wij altijd de harde, noodzakelijke waarheid’.

Overheersen de overeenkomsten of zijn het toch vooral de verschillen die u opvallen als u ziet hoe de twee auteurs een uitwerking geven van hetzelfde bijbelfragment?

b. In het kader van de overeenkomsten en verschillen is het misschien ook aardig te zien hoe de ene auteur spreekt over ‘hoop’ en de ander over ‘nieuwe energie’ en ‘ruimte maken voor wat verrassend is’.

Mag je dat min of meer als synoniemen zien of vindt u dat wezenlijk verschillend?

5. Gesprek: Hoe reflecteer je op de Bijbel?
Ruan Crew en Klaas van der Kamp

1. Ruan Crew geeft diverse argumenten waarom de opstanding uit de doden logisch is.

Klaas van der Kamp legt uit, dat het idee van een opstanding na drie dagen aansluit bij wat er al in de traditie te vinden is.

Kunt u in uw eigen woorden zeggen hoe de auteurs dat onderbouwen? Spreekt u dat aan?

2. a. Wat bedoelt Ruan Crew met de zin: ‘Er zijn gegronde redenen om de lichamelijke opstanding van Jezus als een feit te aanvaarden’.
b. Wat bedoelt Klaas van der Kamp met de zin: ‘Hosea vindt – net als wij dat wellicht voelen – dat de liturgie al te snel gemakkelijk misbruikt wordt en de verkeerde toon aanslaat’.

3. Beide auteurs citeren Bijbelgedeelten. Ruan Crew haalt 1 Korinthiërs 15 aan om te laten zien dat Christus sterker is dan de dood.

Klaas van der Kamp citeert diverse plaatsen om te laten zien dat de betekenis van drie dagen vanuit het Oude Testament een bepaalde betekenis heeft.

a. In hoeverre spreekt u dat citeren van diverse bijbelgedeelten aan?
b. Overheersen de overeenkomsten of zijn het toch vooral de verschillen die opvallen als u ziet hoe de twee auteurs diverse Bijbelteksten koppelen aan hun argumentatie?

6. Gesprek: twee vrouwen
Jannie Nijwening en Jeanne van Hal

1. In het verhaal van Jannie Nijwening zult u bij alert lezen merken dat ze enkele keren het vrouwzijn expliciet benoemt. Kunt u daar twee voorbeelden van noemen?

Bij Jeanne van Hal vindt u dat niet.

Welke stijl van gender benoemen spreekt u het meest aan? Waarom?

2. Jannie Nijwening wenst geen scheiding aan te brengen tussen gelovigen en atheïsten. Waarom wil ze dat niet? Hoe denkt u daarover?

3. Jeanne van Hal schrijft: ‘Aan het kruis wordt het woord onverdraagzaamheid en de diepe tragedie die plaatsvond, veranderd in het meest sublieme cadeau dat we ooit hebben gekregen; de gift van de redding’. Wat bedoelt ze daar mee?

4. Zowel Jannie Nijwening als Jeanne van Hal citeren poëzie. De één kiest werk van de Belgische zangers Bart Peeters, de ander kiest uit een christelijke zangbundel. Welke citaten raken u het meest? Vindt u het gebruik van poëzie verrijkend?

7. Gesprek over inleiding en uitleiding
Dick Akerboom en Wim Dekker

1. Zowel Dick Akerboom als Wim Dekker geven omstandigheden die aanleiding kunnen zijn voor een verschillende meditatie over een zelfde tekst. De één heeft het over de culturele context, de ander over ‘de taalwereld van de eigen traditie’.

In hoeverre denkt u dat dergelijke sociologische kenmerken (om ze voor het gemak zo te typeren) een rol spelen?

Als u moet kiezen op een schaal van 0 tot 10, hoeveel punten zou u de sociologie geven en hoeveel punten de theologie / confessionaliteit?

2. a. Dick Akerboom schrijft: ‘Wat is het antwoord dat wij hebben op die intens ervaren afwezigheid van God door al die zoekende mensen?’ Wat bedoelt hij daar mee?
b. Wim Dekker schrijft: ‘Al lezend werd ik soms heftig geplaagd door de vraag, die me wel vaker dwars zit: is de Bijbel zelf dan zo onduidelijk’. Wat bedoelt Wim Dekker daar mee? Deelt u zijn onrust?

3. Het geheel van teksten overziend: overheerst bij u het gevoel van verbinding of het gevoel van vervreemding?

8. Eigen keuzes

Kies twee teksten uit die u aanspreken.

1. Wat raakt u in positieve zin?

2. Wat zou van elk de vooronderstelling zijn?

3. Hoe functioneert het bijbelgebruik?
U kunt bijvoorbeeld een van de volgende trefwoorden kiezen:
Tekst als onze opponent, als sympathisant, als ideoloog, als historicus.

4. We proberen de stijl van de scribent op het spoor te komen. Stel dat u de tekst zou moeten toekennen aan iemand van een beroepsgroep. Welke beroepsgroep komt het dichtst in de buurt?
U kunt bijvoorbeeld kiezen uit: politieagent, leraar op de basisschool, leraar op het hbo, politicus, diplomaat, ondernemer, treinmachinist en tuinder. 

De uitgave voor het boek ‘Opgestaan’ is mede mogelijk gemaakt door het Fonds Berkelbach van der Sprenkel en stichting Zonneweelde. 

Aanvullend op de uitgave heeft het bureau diverse andere teksten ontvangen over het thema Pasen. Informatief, illustratief. Klik hieronder als u verder wilt lezen: