Dit jaar, 2025, staat in het teken dat 1700 jaar geleden christenen van over de hele (bekende) wereld in Nicea bij elkaar kwamen om elkaar te ontmoeten en met elkaar te overleggen. Komende week start dit jaar van vieren en gedenken met de Gebedsweek voor de eenheid (19-26 januari), maar vorige week was er al een theologisch voorproefje.
De Vereniging voor Theologie organiseerde in het Belgische Leuven een conferentie over het Concilie van Nicea. Zo’n 60 universitaire theologen en predikanten kwamen in één van de mooie oude universiteitsgebouwen van Leuven bij elkaar voor een groot aantal workshops en lezingen.
Littekens
Hoogtepunt voor mij was de lezing van Jennifer Strawbridge (Oxford University). Het concilie van Nicea vond plaats op het moment dat de christenvervolgingen nog maar een dikke tien jaar achter de rug waren. Veel deelnemers aan het concilie hadden zelf de vervolgingen ondergaan en sommige van hen waren ook gemarteld. Volgens sommige bronnen had wel 95% van de deelnemers daar iets aan over gehouden: ze misten een oog of een lichaamsdeel of hadden diepe littekens (zie foto).
Hoe werd daarmee omgegaan op het concilie? Er zijn verhalen bekend dat keizer Constantijn, de keizer die het concilie bij elkaar geroepen had, opzichtig de wonden kuste van deze standvastige mannen. Dat lijkt mooi, maar hoe vonden die mannen dat eigenlijk zelf? Meer op de achtergrond speelt de theologische vraag: aan wat voor lichaam denken we als we het er over hebben dat God mens is geworden. Denken we dan aan een perfect lichaam, of misschien juist ook aan een lichaam waar alle littekens van ons menszijn – ouder worden, gehandicapt zijn – in te zien zijn. Voor het huidige theologiseren over gehandicapt zijn en het denken over lichamelijkheid zijn dat belangrijke vragen.
Da Vinci-code
Riemer Roukema rekende af met de slechte pers die het concilie gekregen heeft in populaire literatuur. In zijn boek ‘The Da Vinci-code’ stelt de Amerikaanse bestseller-auteur Dan Brown dat het concilie van Nicea de canon vaststelde en heel autoritair allerlei mooie, meer mystieke geschriften er uit gooide. ‘Onzin’, aldus Roukema. Het grootste deel van de huidige canon was in die tijd al gegroeid, zonder dat er ooit een kerkvergadering over geweest was. Geen enkele contemporaine bron maakt melding van zo’n besluit of van een discussie hierover op het concilie. Het verhaal dat er over de canon gesproken zou zijn op het concilie van Nicea duikt pas een dikke 500 jaar na het concilie op. Voltaire en de theosofe Helena Blavatsky nemen dit verhaal gretig over en zo komt deze complottheorie ook in onze eeuw terecht. Nog meer debunking kwam er van Koenraad Ouwens. Er zou een anti-joodse beslissing genomen zijn op het concilie met het vaststellen van de christelijke Paasdatum. Ook niets van waar.
Knielen of staan
De conferentie begon met een lezing van Marcel Sarot over het ogenschijnlijk wat bevreemdende besluit van het concilie Nicea dat het op zondagen verboden is om te knielen. In veel huidige kerken wordt juist wel geknield tijdens de zondagse mis. Daar zit natuurlijk een hele ontwikkelingsgang aan vast, maar een belangrijke gedachte achter het verbod om te knielen, is dat knielen met boete doen geassocieerd werd. Staand bidden daarentegen symboliseerde de opstanding van Christus en de hoop op de eigen opstanding. ‘We knielen niet want we zijn van zonde en dood bevrijd’ zei kerkvader Cassianus. Het bracht Marcel Sarot tot de stelling: ‘met het verlaten van het staande gebed, is de zondag meer een rustdag geworden dan een feestdag’. Zouden we van deze misschien wat bevreemdende regel van het Concilie van Nicea kunnen leren om van de zondag weer meer een feestdag te maken?
Tekst en foto: Coen Wessel