Reactie CIO op Wet toetsing informeel onderwijs

Na het OJCM heeft ook het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO) gereageerd op de plannen in de wet toetsing informeel onderwijs. Hieronder de tekst van die reactie.

WTIO & Memorie van Toelichting

De wet is relatief beknopt. De Memorie van Toelichting daarentegen is lang, onoverzichtelijk, met veel herhaling en lijkt met zichzelf in tegenspraak op punten. Kort over de wet. Onder toezicht staat geplande informatie overdracht in de leeftijd van 4 t/m 17 jaar. Buiten de eigen woning en buiten formele onderwijsinstellingen. Doel is om kinderen te beschermen tegen onderwijs dat hen aanzet tot haat, geweld en discriminatie. De wet heeft een maximaal breed bereik, de hele maatschappij staat onder toezicht. Het gaat om signaal gestuurd toezicht waarbij de ‘aangifte’ wordt gedaan door buren, participanten en andere getuigende burgers evenals instanties, organisaties en overheden bij de onderwijsinspectie. De melding kan zowel betrekking hebben op een natuurlijkpersoon als op een rechtspersoon. Na de melding wordt de aangeklaagde hierover niet ingelicht, de inspectie start een onderzoek. De bevindingen worden door de inspectie voorgelegd aan een adviescommissie van 3 tot 5 personen. Deze commissie wordt politiek benoemd bij KB. De commissie adviseert en beoordeelt in hoeverre er sprake is van het aanzetten tot haat, geweld en discriminatie en in hoeverre de uitzonderingsgronden (citeren van teksten en staande geloofsopvattingen) van toepassing zijn. De minister beslist uiteindelijk en kan de overtreder een aanwijzing geven zoals een verbod op het geven van informeel onderwijs, of een verbod op het gebruiken van specifieke leermiddelen, verbod op het gebruik maken van de diensten van een specifieke overtreder.

Deze wet is zeer problematisch, namelijk:

  • Oproepen tot geweld en bedreigen van de openbare orde en veiligheid is ontoelaatbaar en dient te worden aangepakt in het belang van alle burgers van Nederland. Het wetsvoorstel WTIO had volgens de politiek dit probleem moeten adresseren maar de uitgewerkte wet doet heel iets anders.
  • Deze wet verlegt de focus van veiligheid en openbare orde naar bescherming van het kind. Ofwel van het redelijk objectiveerbare concept ‘veiligheid’ naar het veel meer diffuse concept ‘sociale veiligheid’. De verschuiving heeft als gevolg dat er veel verder is gegaan in het beperken/overtreden van fundamentele grondrechten.
  • Proportionaliteit is geheel afwezig. De hele samenleving, van scouting tot tennisvereniging en van zondagsschool tot muziekvereniging wordt onder potentieel toezicht van de overheid gesteld. En dit terwijl het aan te pakken probleem dat bij aanvang werd geformuleerd specifiek en gekaderd is.
  • Publiek komt binnen bij Privé, voor de CIO leden geldt dat de overheid het domein van de kerken en synagogen betreedt en daarmee een ernstige inbreuk maakt op de godsdienstvrijheid. Om enige grond te hebben om dit grondrecht zo radicaal in te perken, zou er op zijn minst een groot, persistent en hardnekkig probleem moeten zijn binnen de kerken en synagogen. Een groot probleem dat niet op een andere manier kan worden aangepakt. De realiteit is dat er in de Memorie van Toelichting geen enkel voorbeeld uit Nederland wordt genoemd. Het is een enorme inbreuk in het domein van de kerken en de synagogen zonder enige aanleiding of motivering.
  • Zonder precedent. Nooit eerder is in het onderwijsbeleid gesproken over “informeel onderwijs”. Blijkens het voorstel betreft het hier een zeer heterogene groep maatschappelijke activiteiten die behoren tot de vrije samenleving. Het past in een democratische rechtsstaat niet dat de overheid zich bevoegd verklaard tot het houden van toezicht op deze activiteiten. Het tegengaan van oproepen tot geweld en het doen van bedreigingen is geen taak van de onderwijswetgever, maar van de justitiële autoriteiten.
  • Onrechtmatig. EVRM artikel 9, lid 1:” Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften”. Essentieel zijn hier de woorden “in onderricht”. Hier worden de zondagschool, de catechese en andere vormen van onderricht binnen kerken en synagogen beschermd tegen overheidsinterventie. Dit wetsvoorstel is daarmee in strijd met het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
  • Scheiding van machten wordt niet erkend. Het WTIO wil ingrijpen als gaat om oproepen tot haat en discriminatie. Het is echter geheel onduidelijk wat er onder die begrippen zal gaan vallen. Er kan niet anders worden geconcludeerd dan dat specifieke politieke en sociologische opvattingen van het moment een grote rol gaan hebben. Een minister (noodzakelijk met politieke eigen opvatting) moet uiteindelijk een bindende uitspraak gaan doen over de in het privé domein gedane uitspraken van privépersonen en rechtspersonen. Als een bindende uitspraak in dezen al nodig zou zijn, zou deze expliciet getoetst moeten kunnen worden door de rechter.
  • Willekeur. Namelijk, de onderwijsinspectie zal een melding overdragen aan een door de politiek benoemde commissie van experts die vervolgens gaan adviseren of de voorbeelden tot ingrijpen zullen leiden of niet. De wet geeft hier namelijk geen uitsluitsel over.
  • De onderwijsinspectie die hierboven staat genoemd en een belangrijke rol heeft binnen dit wetsvoorstel is tegen dit voorstel en ziet de haar toegeschreven rol in het geheel niet zitten.
  • Een kliksysteem moet de belangrijkste informatiebron voor de inspectie worden. In een gepolariseerd land burgers aanmoedigen om elkaars niet publieke mening te rapporteren bij een toezichthouder is on-Nederlands.