Dit essay is onderdeel van een reeks waarin auteurs uit de volle breedte van de kerk reflecteren op de gevolgen van de verkiezingsuitslag en de regeringsverklaring voor kerk en samenleving.
De huidige regering in Nederland heeft verschillende bevolkingsgroepen tot zondebok verklaard voor de sociaaleconomische uitdagingen van het land. Dit doet zij door hen te bestempelen als ‘niet Nederlands genoeg’ vanwege hun religieuze overtuigingen, etniciteit, ras, (trans)seksualiteit, enzovoort. Dit zondebokmechanisme, hoewel schokkend voor sommigen, is niet nieuw. Het maakt onderdeel uit van een steeds terugkerend wereldwijd fenomeen dat regelmatig specifieke subgroepen in de samenleving apart zet. Tot zondebok gemaakte groepen worden geconfronteerd met discriminatie, uitsluiting van overheidsdiensten en werkgelegenheid en onevenredige etnische profilering en veroordeling door politie en justitie.
Dit essay onderzoekt hoe zondebokvorming vaak wordt gerechtvaardigd door selectieve interpretaties van heilige teksten en hoe deze interpretaties maatschappelijke normen voeden die sociale uitsluiting mogelijk maken. Om zondebokvorming aan te pakken en een rechtvaardiger samenleving te bevorderen pleit dit essay voor een gemeenschapsgerichte benadering. Voor die benadering is het nodig om de nadruk te leggen op de meer inclusieve aspecten en interpretaties van invloedrijke geloofssystemen.
Inclusie en uitsluiting
We spreken doorgaans over ‘inclusie’ als het gaat over beleid dat de sociale integratie bevordert van leden van de samenleving die worden uitgesloten op basis van hun veranderlijke en niet-veranderlijke eigenschappen zoals geslacht, migratiestatus, ras, eventuele handicaps, seksualiteit en religie. Deze opvatting van inclusie gaat echter weinig in op de vraag of de samenleving zelf moet veranderen door de normen te verwerpen die sociale uitsluiting mogelijk maken. In plaats daarvan richt het zich op het ‘acceptabel’ maken van sociaal uitgeslotenen door de dominante samenleving, waardoor de vraag naar maatschappelijke transformatie onbeantwoord blijft. Ondanks deze kritiek is het concept van inclusie nuttig om de dynamiek van in and out groups te illustreren. Deze dynamiek van in- en uitsluiting varieert per context – soms sluiten elites de meerderheid uit, terwijl in andere gevallen de meerderheid minderheden marginaliseert. Een consistente trend in verschillende sociale en politieke contexten is echter de neiging van rechtse regeringen om de bestaande diversiteit de schuld te geven van maatschappelijke problemen.
De huidige Nederlandse regering heeft dus kenmerken gemeen met vergelijkbare regeringen wereldwijd, met name doordat zij diversiteit als oorzaak aanwijst van economische en politieke problemen. Een illustratie hiervan met betrekking tot anti-immigratie, anti-diversiteit en anti-multiculturalisme is het streven van de regering om minder internationale studenten toe te laten in Nederland. Naar mijn mening is de richtlijn meer een beleidsreactie op de groeiende diversiteit in de samenstelling van studenten en docenten dan een reactie op een capaciteitsprobleem. De conservatieve Britse regering voerde een soortgelijk beleid kort voordat de Britse Labourpartij in juli 2024 aan de macht kwam. De conservatieve regering probeerde de afgifte van internationale studentenvisa aan banden te leggen als onderdeel van maatregelen om het aantal immigranten – en ook de diversiteit op de universiteiten – te beperken. De twee voorbeelden vinden weerklank in de historische uitspraak van het Amerikaanse Hooggerechtshof in 2023 tegen positieve discriminatie aan de Harvard University. Dit betrof een uitspraak die onder andere werd gesteund door de anti-diversiteitsorganisatie American Alliance for Equal Rights, een organisatie die al tientallen jaren diversiteitsprogramma’s bestrijdt door middel van rechtszaken. Deze voorbeelden, naast andere, illustreren een (terug)keer naar een gewenste status quo die een situatie van in and out groups in stand houdt. De voorbeelden illustreren ook de bredere cyclus van overheidsreacties op pleidooien voor inclusief beleid.
Heilige teksten en uitsluiting
Een verwant, zich herhalend, cyclisch fenomeen is het gebruik van heilige teksten om het creëren en in stand houden van in and out groups binnen een samenleving te rechtvaardigen. Waar veel heilige teksten een beroep doen op rechtvaardigheid, empathie en zorgzaamheid, lijken andere teksten juist uitsluiting promoten. Interpretaties van heilige teksten die uitsluiting bevorderen winnen vaak aan populariteit wanneer samenlevingen de toegang tot macht en middelen willen controleren.
Bijgevolg kunnen uitsluitende interpretaties van Bijbelpassages, zoals de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Lucas 10:25-37), worden gebruikt om discriminatie te legitimeren. Hoewel de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan algemeen erkend wordt als een tekst met een inclusieve boodschap, interpreteren sommige christelijke politieke partijen deze parabel als een goedkeuring van discriminatie, met het argument dat de term “naasten” alleen verwijst naar degenen die geografisch, uiterlijk en cultureel op ons lijken. Een dergelijke interpretatie rechtvaardigt uitsluiting en het tot zondebok maken van mensen op basis van vermeende verschillen.
Daarnaast zien we dat juist die groepen die een voorkeur aan de dag leggen voor exclusivistische interpretaties van hun eigen heilige teksten de neiging hebben met de vinger te wijzen naar andere groepen die óók de nadruk leggen op exclusivistische interpretaties, maar dan van hún heilige teksten: ze menen zo te kunnen rechtvaardigen dat ze die andere groepen tot zondebok maken. Het laat zich raden dat dit meten met twee maten verdeeldheid creëert en weinig ruimte laat voor het aanpakken van haat, vijandigheid en uitsluiting.
Om uitsluiting aan te pakken moeten we erkennen dat heilige teksten in het verleden zijn gebruikt om groepen te marginaliseren. Daarnaast moet er ruimte gemaakt worden voor een benadering die gemeenschap vormt en die inclusieve teksten benadrukt. Hoewel de meeste heilige teksten geen eenduidig verhaal over in- en uitsluiting bieden, kan het helpen om de focus te richten op inclusieve thema’s. Dit kan tegenwicht bieden aan het overheersende gebruik van uitsluitende teksten ter rechtvaardiging van discriminerende praktijken en beleid. Voorbeelden van inclusieve thema’s zijn: de gemeenschap als een samenhangend geheel (Romeinen 12:5), als samenwerkend (Spreuken 27:17), rechtvaardig (Amos 5:24) en met waardering voor diversiteit (Soera Al-Ma’Idah Ayat 48, (Koran 5:48), Openbaring 7:9).
Gemeenschapsgerichte benaderingen van inclusieve heilige teksten
Gemeenschappen worden gevormd door, en reageren op, hun omgeving en context. Deze contexten zijn bijvoorbeeld de geschiedenis, de opvattingen van ‘identiteit’ binnen een samenleving en de manier waarop vooroordelen en discriminatie een rol spelen in het dagelijks leven. Daarnaast is ook de invloed van heilige teksten een factor van betekenis in het publieke discours. Verder heeft het begrip gemeenschap zowel positieve als negatieve sociaal-politieke implicaties. Een positieve gemeenschap richt zich op het stimuleren van beleid dat het welzijn van iedereen bevordert om daarmee de positieve bijdrage van elk individu of elke groep mogelijk te maken. Een negatieve gemeenschap daarentegen ontstaat als er geen beleid is dat het welzijn van iedereen bevordert, wat leidt tot situaties waarin machtige groepen de rechten van zwakkere groepen met voeten treden.
Het bevorderen van gemeenschapszin vereist het ontwikkelen en implementeren van beleid dat het welzijn van iedereen bevordert. Daarnaast is het van belang de resultaten van dit beleid te evalueren om positieve resultaten te garanderen. Door een inclusieve insteek te kiezen bij het hanteren van heilige teksten kan de samenleving worden aangemoedigd om uitsluitingsmechanismen kritisch te onderzoeken – en zo te komen van een stadium van louter tolerantie naar een echte gemeenschap waarin uitdagingen en onderliggende oorzaken worden erkend en aangepakt.
Een vraag die gesteld moet worden is of gemeenschap haalbaar is in samenlevingen die individualisme hoog in het vaandel hebben staan. Gezien het feit dat er in zulke meer individualistische samenlevingen religieuze politieke partijen bestaan, is het zinvol om erop te wijzen dat de meeste heilige teksten waarop deze partijen zich baseren hun oorsprong vinden in samenlevingen die gericht zijn op gemeenschap. Door zich te baseren op dergelijke teksten, zoals de Bijbel, onderschrijven de religieuze politieke partijen in zekere zin het idee van de gemeenschap als een publiek goed. Naar mijn mening is gemeenschap haalbaar daar waar een samenleving gemeenschap als een zaak van algemeen belang (public good) benadert.
Gemeenschap als een openbaar belang
Hoewel meningen over het ‘algemeen belang’ of ‘publiek goed’ per context verschillen (omdat verschillende opvattingen bepalen wat het ‘goed’ inhoudt), hebben de meeste sociale contexten opvattingen over het ‘goed’ die een beroep doen op een gedeelde visie op fundamentele rechtvaardigheid. Het draagt bij aan het algemeen welzijn wanneer individuen worden gezien als delend in elkaars menselijkheid, en het bevordert de mogelijkheid voor iedereen om het gevoel te hebben erbij te horen, naar het voorbeeld van inclusieve heilige teksten. Zulke teksten zijn aanwezig in de tradities van veel geloofssystemen; je hoeft alleen maar actief op zoek te gaan om ze te vinden.
Kortom, het benadrukken van een inclusieve insteek in hun geloofssystemen kan de religieuze en/of spirituele leden van een samenleving aanmoedigen tot een kritisch onderzoek naar buitensluitende doctrines en dogma’s. Dit kan helpen om de samenleving verder te brengen dan louter verdraagzaamheid, waardoor verschillen niet echt geaccepteerd worden maar slechts worden getolereerd. Deze verschuiving kan leiden tot het realiseren van gemeenschap (als een algemeen belang) waarin onderliggende oorzaken van bestaande uitdagingen worden erkend en aangepakt.
Thandi Soko-de Jong
Onafhankelijk theoloog, afgevaardigde namens de Protestantse Kerk in Nederland binnen, en co-moderator van, de Gender Justice Reference Group van de Wereldraad van Kerken en onderzoeksmedewerker aan de Universiteit van Pretoria, Zuid-Afrika