Essay 7: De hoop van het lef en de trots

Dit essay is onderdeel van een reeks waarin auteurs uit de volle breedte van de kerk reflecteren op de gevolgen van de verkiezingsuitslag en de regeringsverklaring voor kerk en samenleving.

Hoop, lef, en trots. Het verraste me een beetje. Überhaupt waren de verkiezingen en de formatie natuurlijk vol verrassingen, van de uitslag tot de plannen en de nieuwe relatie tussen coalitie en kabinet. Daar zullen andere analisten vast iets zinvols over te zeggen hebben. Ik wil het hebben over die hoop. De hoop van dat lef en van die trots. Journalisten deden wat gekscherend over de wat André Hazes-achtige eenvoud van dit verrassende motto, maar ik zeg: niks tegen Hazes en niks tegen eenvoud. En in principe niks tegen hoop. Maar er is hier wel iets geks aan de hand.

Want het is een vreemd soort hoop die ons hier aangeboden wordt. En daarmee bedoel ik niet dat ‘ie vaag en onrealistisch is en dat een flink deel van de concrete plannen en verwachtingen van deze coalitie waarschijnlijk helemaal niet uit te voeren zijn, tenminste niet binnen de kaders van de rechtsstaat en gemaakte afspraken. Hoop mag best vaag en onrealistisch zijn. Sterker nog – dat moet wel. Anders is het alleen maar een soort optimisme. En ik bedoel ook niet dat de plannen van dit kabinet voor een flink aantal mensen in Nederland niet hoop brengen, maar wanhoop. Zeker de plannen rond natuur en landbouw en asiel en migratie zijn misschien voor sommige Nederlanders een opluchting – voor veel anderen een catastrofe. Maar dat bedoel ik nu ook niet. Het ligt in de aard van de democratie dat verschillende ideeën het mogen uitvechten. Ik bedoel dat er met die hoop zelf iets geks aan de hand is. En dat we, volgens mij, daaruit iets kunnen opmaken over waar we als samenleving staan.

De juf roepen

Een eerste teken daarvan is dat de meest controversiële doelen van deze regering, waar in de samenleving de sterkste gevoelens over zijn, waar die “hoop” dus het meeste op lijkt te slaan—een oplossing voor de landbouw en een beperking van immigratie en asiel—niet door gewone wetgeving en beleid bereikt moeten worden, maar door de onderbreking van bestaande wetgeving en afspraken: Door een uitzondering in Europa te bedingen en een crisis uit te roepen. Deze coalitie wil deze zaken niet aanpakken of regelen, maar zoekt de toestemming ze niet te hoeven regelen.

Is een crisis uitroepen hoop?

Is het ‘hoopvol’ de asielopvang expres zo slecht mogelijk te regelen? Is dat lef, is dat trots, zouden we kunnen toevoegen – de handen in de lucht gooien en tegen de juf roepen dat het ons volgens de regels allemaal niet lukt? Kom nou zeg. Nog eventjes. En dat is precies wat er zo gek is. Deze hoop, deze ‘nieuwe weg’ (Hoofdlijnenakkoord) is geen echte belofte, het is geen richting voor dit land om te gaan in een onzekere toekomst. Het is nauwelijks een kleine belofte, niet eens een weggetje. Het is de magere kans dat we, als we genoeg zeuren, misschien nog éventjes die toekomst buiten de deur kunnen houden. Deze hoop heeft juist nauwelijks lef. En nauwelijks trots. En het is nauwelijks hoop. Hoop, immers, is op de toekomst gericht. Soms vaag, soms onmogelijk, maar altijd gericht op een visie van hoe het leven, ons leven met elkaar, zou kunnen zijn. Gericht op een toekomst die nog staat te gebeuren, die kán. Deze hoop, van deze coalitie, is niet op de toekomst gericht. Hij biedt geen visie, geen weg naar voren. Hij biedt slechts de belofte dat we nog eventjes kunnen blijven staan waar we zijn.

Toekomst

Het is de schrale belofte dat die toekomst die er voor ons allemaal aan zit te komen, waar we allemaal aan moeten, goedschiks of kwaadschiks – die van de klimaatcrisis met steeds extremer weer, een zee die steeds hoger en krachtiger op onze duinen en dijken beukt, van een wereld waarin vrijheid en democratie en vrede steeds meer onder druk komen, waarin niet minder maar meer mensen op de vlucht zullen raken, maar ook die toekomst van technologische veranderingen die ons werk en ons samenleven in de komende generatie onherkenbaar zullen veranderen – dat die toekomst nog eventjes kan wachten. Dat we daar nog eventjes, een paar jaartjes, niet aan hoeven te denken. Het laat iets zien, denk ik, van de vreemde tijden waarin we leven. Waarin we, laten we wel wezen, allemaal moeite met de toekomst hebben. Niemand kan goed kan overzien wat er ons te wachten staat in de komende generatie of twee, maar duidelijk is wel dat het leven op deze planeet, zélfs in dit welgestelde en kundige land, een tijdje niet beter gaat worden.

Vooruitgang

Dat is een moeilijke gewaarwording. We zijn er nogal aan gewend geraakt te verwachten dat de dingen steeds beter worden. Gewend om technologische vooruitgang, economische groei, en maatschappelijke bewustwording als vanzelfsprekend te verwachten. Sinds de renaissance is die vooruitgang hét verhaal van onze beschaving (allicht met flinke onderbrekingen) en ingebakken in onze manier van denken. Maar we staan aan het begin van een eeuw waarin we op zulke vooruitgang niet vanzelfsprekend kunnen rekenen. Het komt niet vanzelf allemaal goed. Het wordt niet vanzelf binnenkort allemaal beter. Wat ik van onze politieke leiders wil, als die het al over hoop en lef en trots hebben, is dat ze daar eerlijk over zijn. Ik wil eerlijkheid over dat er onzekere tijden aankomen. Dat we in Nederland de klimaatcrisis gaan voelen, dat het geld gaat kosten, dat er méér internationale samenwerking voor nodig zal zijn om ons aan te passen, dat er méér migratie en vluchtbewegingen zullen komen en dat ‘groene groei en dichte grenzen en 130 rijden ons er niet voor zullen bewaren.

Verhaal

Ik wil hier niet lopen doemdenken. Het kan inderdaad goed zijn dat we de eenentwintigste eeuw gehavend maar intact uitkomen. Maar dat zal zeker niet gebeuren als de regeringen van deze wereld – óók die van ons – de realiteiten niet onder ogen zien. De vraag is niet hoe we nog eventjes die onzekerheid buiten de deur kunnen houden. De vraag is hoe we in onzekere tijden goed samen kunnen leven. Hoe we die tijden met elkaar aangaan, hoe we ervoor zorgen dat we elkaar niet laten vallen terwijl er daarbuiten een wereld in elkaar stort. Hoe we vrij en democratisch en solidair en menselijk kunnen leven te midden van de grote veranderingen die al begonnen zijn.

Kom op, jongens. Met die hoop, dat lef en die trots. Vertel ons een verhaal. Vertel hoe we samen dit land bewoonbaar houden. Hoe het menselijk blijft. Hoe we onszelf blijven – en ons niet verschansen. Vertel ons van Nederland in een onzekere wereld. Van een land van dijkenbouwers en compromissen, een werelds land dat van aanpakken weet, waar iedereen zichzelf kan zijn en waar we toch op elkaar letten. Dat zich van zijn verleden bewust is, ook van de schaduwkanten. Een land waar je bij kunt horen, omdat het altijd al divers en in beweging is. Ik wil hoop en lef en (welja) trots die meer zijn dan de smalle kans nog eventjes zo verder te kunnen. Die eerlijker zijn dan de verwachting dat God, pardon, dat vooruitgang en groei het wel zullen oplossen. Die menselijker zijn dan zich te verschansen en zo de onzekerheid buiten de deur te houden.

Marius van Hoogstraten
Docent op het Doopsgezind Seminarie aan de Vrije Universiteit Amsterdam