Essay 1: Uittocht uit de hoop-loosheid

Dit essay is onderdeel van een reeks waarin auteurs uit de volle breedte van de kerk reflecteren op de gevolgen van de verkiezingsuitslag en de regeringsverklaring voor kerk en samenleving.

Veel mensen zien in dat we met urgente problemen worden geconfronteerd. Problemen die niet kunnen worden opgelost op de gebruikelijke manier. Toch lukt het maar niet om ze gezamenlijk aan te pakken. Onze standpunten lijken zich vooral tegen elkaar af te zetten in plaats van dat we ons inspannen gezamenlijk te achterhalen wat er aan de hand is zodat wij daarop kunnen ingaan, De verdeeldheid lijkt alleen maar te groeien, ook in de landen om ons heen. Hoe komt dat en wat kunnen wij eraan doen?

Niet zonder hoop

Om daar achter te komen, moeten we zo veel mogelijk vermoedens, inzichten en analyses met elkaar in gesprek brengen. Maar precies dat is het probleem: dat lukt niet. We willen geen inzichten, maar oplossingen. Gesprekken zijn alleen van belang als ze tot een duidelijke aanpak leiden. De weerzin en de minachting voor geduld, voor eerbied voor alle feiten – juist ook de weerbarstige die je liever niet zou hebben – en de inzet om alle kanten van een zaak op tafel te krijgen, laat volgens mij zien dat we een hoop-loze samenleving zijn geworden. En zonder hoop komen wij niet verder.

Hoop-loos is niet hetzelfde als hopeloos. Vanuit een christelijk perspectief zijn er geen hopeloze situaties. De Bijbel vertelt ons in geuren en kleuren hoe God vanaf de schepping het goede met ons voorheeft en zozeer van de wereld houdt dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven om de wereld te redden (Johannes 3,16; 12,46). God laat de wereld niet in de steek, dat is gelovig gezien het fundament van de hoop. Maar deze hoop moet telkens concreet worden. De Tsjechische psycholoog en theoloog Tomáš Halík spreekt over hoop als een barst in de veronderstelde geslotenheid van onze werkelijkheid, waardoor een lichtstraal uit Gods toekomst op het heden valt.

Een barst in de geslotenheid

De veronderstelde geslotenheid van onze werkelijkheid, daar zit de kneep. Onze Westerse cultuur, die denkt alle geloof voorbij te zijn, gelooft ongekend fanatiek in deze geslotenheid. De wet van oorzaak en gevolg beschouwen wij als absoluut. Een oplossing is daarom voor ons per definitie een gegarandeerde oplossing: als we dit doen, leidt dat tot dat en is het probleem opgelost. Eerst hadden we het grote verhaal van de vooruitgang dat ons voorhield: kijk eens hoe ver wij gekomen zijn door voor elk probleem een technische oplossing te ontwikkelen! Hoeveel ziekten zijn er niet teruggedrongen en hoe veel langer leven wij niet. Wij zijn erin geslaagd in beginsel voldoende voedsel te produceren voor iedereen. Het is allemaal nog niet perfect, maar we zijn toch goed op weg. Toen dit vooruitgangsgeloof in de jaren 1980 serieuze barsten begon te vertonen, kreeg het nog een keer een onverwachte boost. Het reëel-bestaande socialisme van het Sovjetimperium stortte in. Het maakte volgens velen onweerlegbaar duidelijk dat de Westerse omgang met de wereld de enig serieuze was. We moesten onze ideologische veren maar afleggen en tevreden zijn met wat we inmiddels al grotendeel bereikt hadden: materiële overvloed, veiligheid, politieke en persoonlijke vrijheid. We hoefden nergens meer in te geloven, was het idee. We hadden niet meer nodig dan de formele garanties van een open kapitalistische economie, een parlementaire democratie, en de persoonlijke vrijheid ons leven naar onze voorkeur in te richten en betekenis te geven,

Ontbreken van hoop

Als we maar steeds en op tijd doen wat nodig is, zijn er geen fundamentele problemen: dat was het idee. Tot er problemen bleken te zijn die zich niet door pragmatische verstandigheid lieten oplossen. De ecologische crisis vraagt om een omvattende heroriëntatie. Grote groepen blijken zich niet vertegenwoordigd te voelen in het functionerende politieke en bestuurlijke systeem. En een overvloed aan manieren om het leuk te hebben blijken er niet voor te zorgen dat mensen hun leven als zin- en betekenisvol ervaren. En daar staan we: we weten niet goed meer hoe nu verder. In plaats van dat toe te geven, maken we elkaar verwijten en beschuldigen elkaar. Varianten van de oplossingen die niet langer overtuigen, worden door uiteenlopende groepen met des te meer kracht naar voren gebracht. Want we willen ten koste van alles voorkomen dat we moeten zeggen: we weten het niet. Want wie zou het dan nog wel moeten weten? Hier wreekt zich het ontbreken van hoop. Wie niet langer kan hopen dat veranderingen een zegen kunnen zijn omdat ze nieuwe mogelijkheden bieden, die heeft geen alternatief dan zich tot het uiterste in te spannen om de wereld en het leven te beheersen. Dit is echter pas echt een hopeloze onderneming. De wereld onttrekt zich aan onze greep, voortdurend en telkens opnieuw. De angst voor dreigende veranderingen zal daarom worden bevestigd en de angst neemt toe. We kunnen dan elkaar wel toeroepen dat we niet in problemen moeten denken maar in kansen, maar kansen waarop en waarvoor? Zolang wij dat niet weten, zullen we geen kansen waarnemen. Wij zien vooral dreigende catastrofes.

Niet maakbaar

Hoop heeft twee onvervangbare functies. Hoop doet verlangen naar verandering en hoop maakt het mogelijk te onderscheiden tussen bevrijdende en bedreigende veranderingen, goede en slechte. We hebben dus opnieuw hoop nodig. Maar hoop kun je niet maken, evenmin als zin of betekenis. Het oplichten ervan kan echter wel worden bevorderd. Paus Franciscus heeft 2025 uitgeroepen tot een jubeljaar met als thema: ‘Pelgrims van hoop’. Hij spoort gelovigen aan tekenen van hoop te zoeken en zich daarmee te verbinden. Buiten zichzelf of in zichzelf, in de geschiedenis van de wereld of in hun directe levenssfeer. Wie naar de wereld kijkt als een plaats van hoop, zal hoop vinden. Deze hoop, zo gelooft hij met de apostel Paulus, zal niet worden teleurgesteld, want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken (Romeinen 5,5). Dat wil niet zeggen dat er zal gebeuren wat wij hopen. Het punt is dat hoop onze liefde voor de wereld en de andere mensen stimuleert en deze liefde nieuwe hoop wekt.

Verbinding

Hoop verbindt ons met de wereld en met elkaar. Hoop is in staat gemeenschap te scheppen tussen ongelijksoortige groepen, individuen en entiteiten. Wij delen dan immers dezelfde wereld en dezelfde concrete situaties als bronnen van hoop. Eerder dan te pretenderen dat zij in staat zijn hoop te brengen, zouden de kerken individuen en groepen moeten faciliteren de wereld te herontdekken als plaats van hoop. Zonder selectie. Door zich gezamenlijk in te zetten ontstaat er te midden van alle verschillen een geleefde verbondenheid die gebaseerd is op de gedeelde menselijkheid en de afhankelijkheid van de plaats van leven. Naar gelovige overtuiging wordt op deze manier Gods betrokkenheid bij de wereld herontdekt. Dat hoef je echter niet te beamen om van het engagement profijt te hebben.

Het gaat de kerk er niet om zieltjes te winnen, zegt paus Franciscus steeds. Het gaat erom dat Gods Geest van dienstbaarheid, solidariteit en liefde voor de wereld meer ruimte krijgt. Zodat er nieuwe hoop geboren en gedeeld kan worden. Dat lijkt mij een waardige missie voor de kerken in onze wereld.

Erik Borgman
lekendominicaan en emeritus-hoogleraar theologie Tilburg Universit

(Erik Borgman schreef over het einde van de maakbaarheid en de productieve omgang ermee Leven van wat komt: Een katholiek uitzicht op de samenleving, Utrecht: KokBoekencentrum 2017).