Van 1 juli 2023 tot 1 juli 2024 vindt het herdenkingsjaar slavernijverleden plaats. Tijdens het Herdenkingsjaar staat het Nederlands Koninkrijk stil bij deze pijnlijke geschiedenis. En bij hoe deze geschiedenis vandaag de dag nog een negatieve rol speelt in het leven van mensen. Ook de Protestantse Kerk staat dit jaar stil bij dit thema. Ds. De Reuver schreef dit artikel. |
In 2013, toen we het woord woke nog nauwelijks gebruikten, heeft de Raad van Kerken in Nederland – waar ook de Protestantse Kerk toe behoort – schuld erkend en verantwoordelijkheid genomen voor zijn aandeel in het slavernijverleden. Kerken en individuele kerkleden hebben een duister aandeel in dit verleden doordat ze slavenhandel en slavernij kritiekloos legitimeerden en er zelfs van profiteerden.
Het onderliggende thema van slavernij is racisme: het benadelen of uitsluiten van mensen op basis van huidskleur of afkomst. In de slavernij werd dat concreet met een ‘superieur ras’ – de witte Nederlanders/ Europeanen – en een zogenaamd ‘inferieur ras’: de slaven van Afrikaanse herkomst, waarbij de eerste groep de tweede inzette voor eigen gewin. Als kerk hadden we toch beter moeten weten, zou je denken. In Christus is er immers slaaf noch vrije (Galaten 3). Alle mensen zijn beelddrager van hun Schepper en voor God gelijk.
Zeer terecht dus, deze schuldbekentenis. Maar niet genoeg, want na woorden komt het op daden aan. Wat moeten voor de Protestantse Kerk in Nederland en haar leden die daden zijn? Zit het ‘m in meer diversiteit in onze kerkelijke gemeenten? Zou onze witte kerk meer toenadering moeten zoeken tot zwarte? Dat zeker, en uiteraard met respect voor de afzonderlijke eigen gewoontes, traditie en vorm, in een wederzijdse en gelijkwaardige relatie. Maar hebben we ook niet – en misschien wel eerst – individueel nog een enorme slag te maken? Het superioriteitsdenken zit in ons witte mensen – kerkgangers of niet – nog altijd ingebakken, meer dan we zelf beseffen, vrees ik.
Moderne slavernij
In Nederland – en op meer plekken in het Westen – leven de meeste mensen lang en gelukkig. We zijn goed geschoold, verdienen genoeg en er is weinig corruptie. Ondanks alle crises hebben we de boel aardig onder controle. Dat maakt dat we onszelf snel top of the bill vinden, de hoogste aap op de rots. Het verklaart de reserve ten opzichte van vreemdelingen: zijn die wel net zo ‘beschaafd’ als wij, kunnen ze zich wel aanpassen aan onze moderne liberale cultuur? Als we hen al welkom heten, is dat vaak als goedkope arbeidskrachten in onze kassen, op onze bouwplaatsen en in onze fabrieken. Over aanpassen gesproken: als het daar om de hoogte van het loon en om sociale voorzieningen gaat, vinden we verschil blijkbaar heel gewoon. En hoe zit het met onze kledingkeuze? Om een voorbeeld te noemen: hoe normaal vinden we het dat er voor het produceren van kleding extreem veel water nodig is, zoveel dat meren droogvallen met alle gevolgen voor het milieu vandien? Om maar niet te spreken over de arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie. Of het nu om het Westland of Bangladesh gaat, het gebeurt allemaal omdat wij uiteindelijk liever een ander tekort doen dan dat we zelf moeten inleveren, bijvoorbeeld door een eerlijke prijs te betalen. Zo zwart-wit is het. En blijkbaar vinden we dat we dat kunnen maken. Dit is slavernij in een hedendaags jasje: moderne slavernij. Het is een nerf van kwaad, van zonde in ons – witte – mens-zijn.
Bijbel en ontmoeting
Wat is er nodig om dit te veranderen? Om oprechte gelijkwaardigheid ten opzichte van anderen te ervaren? In de eerste plaats: de Bijbel laten spreken. Voor God zijn alle mensen gelijk. In Genesis 1 staat dat God ieder mens als zijn evenbeeld heeft geschapen. Galaten 3, nogmaals, maakt het nog concreter: in Christus zijn er geen Joden of Grieken, slaven of vrijen, mannen of vrouwen. Zodra je de ander ziet als minderwaardig, als iemand over wie je mag heersen, heb je de Bijbel tegenover je. Overigens is dit principe ook uitgewerkt in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Goed om dit keer op keer – in de kerk en daarbuiten – te benadrukken. Daar zijn moderne profeten voor nodig. Vrouwen en mannen als Martin Luther King, die mensen bewust maken van waar ze mee bezig zijn, die ‘het volk terugroepen’, zoals je dat ook in de Bijbel ziet, zodat uiteindelijk structuren veranderen. Ik vind Paul Schenderling met zijn boek ‘Er is leven na de groei’ ook zo’n profeet. Het is nodig dat we dit soort stemmen horen. Ik hoop dat ook onze predikanten zulke profeten zijn.
Wat de kerk, in de tweede plaats, moet stimuleren is persoonlijke ontmoeting tussen mensen van verschillende komaf. Uit de slavernijgeschiedenis zijn verhalen bekend van slavenhouders die een band kregen met hun slaaf. Ze leerden elkaar kennen waardoor de machtsverhouding werd doorbroken. Door alleen maar óver mensen te praten, ontstaan er beelden. Je voelt je dan al snel beter. Als je elkaar daadwerkelijk ontmoet, wordt de ander een mens van vlees en bloed, net als jijzelf. Dan ontdek je dat het maar net is waar je wieg heeft gestaan en dat het net zo goed omgekeerd had kunnen zijn: dat die ander hier in Nederland was opgegroeid en jij in een waggel vluchtelingenbootje de Middellandse Zee was overgestoken. Deze wederkerigheid gaat verder dan ons ontfermen over kwetsbare vluchtelingen. Gelukkig kent de Protestantse Kerk talloze initiatieven die mensen uit verschillende culturen samenbrengen. Al die afzonderlijke ontmoetingen kunnen samen iets moois teweegbrengen.
Alle mensen zijn gelijk en niemand is meer gelijk dan een ander. Is dat woke? Nee, dat is Bijbels.
Ds. René de Reuver, scriba generale synode Protestantse Kerk in Nederland