Een delegatie van de Raad van Kerken is van 14 tot 21 november in Israël en Palestina voor ontmoetingen met vertegenwoordigers van kerken en kerkelijke organisaties. De reis gebeurt op uitnodiging van kerken in Israël en Palestina, die in 2019 een bezoek aan de Raad van Kerken in Nederland brachten. De delegatie van de Raad bestaat uit de volgende personen: Geert van Dartel, ds. Christien Crouwel, dr. Rene de Reuver, ir. Kees Nieuwerth en pater Roland Putman ofm. |
Op deze zondagmorgen gaan we – natuurlijk! – naar de kerk. We zijn te gast in de dienst van de Lutherse Gemeente in Beit Sahour, waar dominee Munther Isaac voorgaat die we eerder deze week ontmoetten.
Er zijn rond de vijftig kerkgangers, hoofdzakelijk Palestijnse christenen. Maar ook zijn er enkele gasten uit Noorwegen, Zuid-Afrika en Gaza. De dienst is grotendeels in het Arabisch, maar sommige liederen herkennen we, en zingen we mee door middel van de fonetische weergave op de orde van dienst. Een kinderkoortje brengt een vrolijk lied ten gehore dat er maar één God is.
Als delegatie zijn we uitgenodigd vóór de evangelielezing een woordje te spreken. Namens onze groep vertel ik iets van onze ervaringen in de afgelopen week. Hoe we in Hebron over de verlaten Shuhada- straat naar de graven van de patriarchen in de verdeelde moskee liepen. Hoe we in Bethlehem langs de hoge, afschrikwekkende muur liepen en het museum in het Walled off Hotel bezochten. Ik memoreer ons bezoek aan de Tent of Nations van Daoud Nassar en zijn familie. Waar we ook kwamen: overal hoorden we verhalen. Van nood en wanhoop, maar ook van verzet en hoop.
Gevonden worden
De evangelielezing is deze zondag uit Matteüs 25, het verhaal over de vijf wijze en vijf dwaze meisjes. Als opmaat naar de lezing vertel ik hoe dat verhaal me doet denken aan sommige low-budget hotels in Afrika – het soort hotels waar mensen met weinig geld verblijven. In die hotels vind je vaak een kaars in je kamer. Die ligt daar voor die momenten dat de elektriciteit weer eens uitvalt. Als je die kaars aansteekt, kan de elektricien je gemakkelijker vinden in het donker.
‘Wanneer we een kaars aansteken’, zo vertel ik, ‘doen we dat meestal om iets te kunnen zien in het donker. En als we in onze kerken een kaars aansteken, doen we dat om onszelf te herinneren aan het licht van de opstanding van Jezus Christus. Maar er is nog een derde goede reden om een kaars aan te steken. Dat is om in onze duisternis gevonden te worden’.
‘Daarom’, zo vervolg ik, ‘bieden we als teken van onze solidariteit u de kaars van de oecumene aan. U kunt die aansteken op al die momenten dat het duister van uw situatie u dreigt op te slokken. Zo kunt u gevonden worden door elke broeder en zuster die naar u op zoek is. Dat kan even duren. Want ook de bruidegom uit het verhaal was laat. Maar uiteindelijk, in het holst van de nacht, kwam hij toch, en vond de meisjes die hun lampen hadden weten aan te houden.’
In zijn overweging haakt ds. Isaac aan bij het thema van het lange wachten. Het gaat erom, zo houdt hij ons voor, die lange wachttijd wijs te gebruiken. Door niet bij de pakken neer te zitten, of de tijd gewoon maar uit te zitten, maar door te blijven werken aan rechtvaardigheid. Wees wijs in je wachten!
Veel komt bij elkaar als we even later, samen met onze Palestijnse broeders en zusters het avondmaal delen. We komen allen naar voren, om brood en wijn of een zegen te ontvangen. Zo vormen we op dat moment, ondanks alle gebrokenheid, samen het opstandingslichaam van Christus.
Na de dienst drinken we koffie met de gemeente en nemen vervolgens afscheid. Verder gaat onze reis, naar die heel andere geschiedenis van gebrokenheid, die in Yad Vashem verteld wordt. Maar die tegelijkertijd een dramatisch effect heeft gehad op de geschiedenis van de Palestijnen in dit verscheurde land.
Christien Crouwel