Een delegatie van de Raad van Kerken is van 14 tot 21 november in Israël en Palestina voor ontmoetingen met vertegenwoordigers van kerken en kerkelijke organisaties. De reis gebeurt op uitnodiging van kerken in Israël en Palestina, die in 2019 een bezoek aan de Raad van Kerken in Nederland brachten. De delegatie van de Raad bestaat uit de volgende personen: Geert van Dartel, ds. Christien Crouwel, dr. Rene de Reuver, ir. Kees Nieuwerth en pater Roland Putman ofm. |
Leeg ligt de straat voor ons. Aan weerszijden zijn de ijzeren deuren van de winkels op slot en met metalen strips verzegeld. Niet alleen vandaag zit de boel potdicht, maar al jaren. Dit is Shuhada street, de straat van de martelaren. Althans, dat is de Arabische naam. Voor de Israëli’s is dit Koning Davidstraat. Hoe je ook vindt dat de naam zou moeten luiden: Wij zien een compleet verlaten straat, in het centrum van Hebron.
Het is 15 november en officieel viert Palestina vandaag onafhankelijkheidsdag. Al hebben de kinderen vrij van school, de meeste Palestijnen laten het feest aan zich voorbijgaan. Welke onafhankelijkheid zou er te vieren zijn?
We lopen hier met Elsa uit Noorwegen en Pamela uit Australië die sinds drie maanden vrijwilligers zijn bij EAPPI, het oecumenische begeleidingsprogramma in Palestina en Israël dat opgezet is door de Wereldraad van Kerken. Doel van het programma is om de interactie tussen de Palestijnse bevolking en het Israëlische leger te monitoren, met name bij de zogenaamde checkpoints, de controlepunten tussen Israëlisch en Palestijns gebied, waar dagelijks duizenden Palestijnen langs moeten als ze zich op Israëlisch grondgebied willen begeven.
Getuigen van intimidatie
Dit is de laatste week dat Elsa en Pamela hier zijn. Dan loopt hun verblijfsvergunning af. Maar afgezien daarvan is het ook goed het stokje over te mogen geven aan anderen, vertelt Elsa. Want het werk is emotioneel zwaar en het is hard nodig weer even op adem te komen. Er zijn nauwelijks dagen voorbij gegaan waarbij ze geen getuige was van verregaande intimidatie van de Palestijnse bevolking door Israëlische soldaten. Gisteren nog kwam een zwaarbewapende militaire eenheid een Palestijnse school binnenvallen, op zoek naar een jongen in een zwart t-shirt die een steen naar een kolonist gegooid zou hebben.
De straat waar we lopen was ooit een bruisende winkelstraat, in het hart van Hebron. Nu mag je hier alleen komen als je toerist bent of Israëlisch staatsburger. Dat is ook de reden dat onze Palestijnse gids, Yusef, bij de controlepost aan het begin van de straat niet verder mag en waarom de Palestijnen die hier wonen een vergunning nodig hebben om hier te mogen lopen. De straat hoort namelijk bij sectie H2, de sectie die onder militaire controle van Israël valt. Hier wonen 20.000 Palestijnen en circa 1200 Israëlische kolonisten. De laatsten worden beschermd door 100 Israëlische militairen. De sectie die onder het gezag van de Palestijnse Autoriteit valt, heeft de naam H1 gekregen. Hier wonen naar verluidt 240.000 Palestijnen. Al heeft niemand de cijfers echt scherp.
Opgedeeld
De opdeling van de stad vond plaats in 1997, als resultaat van het zogenaamde Hebron Agreement. Die overeenkomst had als resultaat dat de Palestijnse eigenaars vanaf dat moment hun winkels in sectie H2 niet meer konden uitbaten en hun deuren tot op de dag van vandaag gesloten zijn.
Sectie H2 wordt inmiddels gecontroleerd door meer dan 20 permanente checkpoints. Die maken het niet alleen moeilijk voor de bewoners om zich van het ene deel van Hebron naar het andere te verplaatsen. Ook hulpdiensten, zoals ambulances of de brandweer, kunnen niet of nauwelijks de Palestijnen in sectie H2 bereiken. Dit heeft tot meerdere doden geleid. De restricties namen vanaf 2000, tijdens de Tweede Intifada, sterk toe. Wie in die jaren probeerde van de ene sectie naar de andere te komen, riskeerde gearresteerd of zelfs neergeschoten te worden. Uit voorzorg verlieten sommige zwangere Palestijnse vrouwen uit H2 hun familie om naar sectie H1 te verhuizen. Zo zouden ze in ieder geval een ziekenhuis kunnen bereiken mocht de bevalling zich aandienen. Want via de checkpoints was dit zo goed als onmogelijk. De Joodse kolonisten in sectie H2 daarentegen hebben via eigen wegen wel toegang tot allerlei voorzieningen.
Aan het einde van de doodse straat komen we bij de Al Ibrahimi moskee, waar, naar men zegt, de graven van Abraham, Sarah, Izaäk, Rebecca, Jacob en Leah zich bevinden. Abraham in een zichtbare tombe, de anderen onzichtbaar in de diepte onder het gebouw. Ook de moskee werd in 1997 in tweeën gedeeld, waarbij een deel synagoge werd. Het andere deel bleef moskee.
Om de synagoge te betreden moeten we, ook hier weer, langs een checkpoint. Voor de vierde keer halen we onze paspoorten tevoorschijn. Voor de vierde keer worden we nog eens gevraagd waar we vandaan komen. En voor de vierde keer worden we welkom geheten in Israël. Dan mogen we naar binnen. Het heeft net ervoor even flink geregend en daarom valt ons op hoe slecht het onderhoud van het dak is. Want al is de regen gestopt, toch druppelt het water op verschillende plekken naar binnen. Later zal Yusef ons uitleggen waarom er geen geld wordt uitgegeven aan onderhoud. Dat zou ergernis kunnen wekken bij de Palestijnen. Zoals dat andersom ook het geval zou zijn: geld dat naar het onderhoud van het islamitische deel van het gebouw zou gaan, zou kwaad bloed kunnen zetten bij de Israëli’s. Dus dan maar helemaal geen geld, voor geen van beide partijen.
Binnen treffen we een yeshiva aan, een Talmoedschool voor jonge mannen. Twee jeugdige chassidim uit Oekraïne dansen klappend en luidkeels zingend rond een katheder. Anderen reciteren op een minder nadrukkelijke wijze hun gebeden. We lopen een hoek om en staan dan pardoes voor een getralied raam dat uitzicht biedt op een binnenplaatsje waar, in een soort tentachtig bouwwerk, zich het graf van Abraham bevindt.
Door secties en shuk
Tien minuten later bekijken we dezelfde tombe van de andere kant. Daarvoor hebben we eerst de synagoge moeten verlaten, de trap af moeten lopen en aan de andere kant van de Al Ibrahimimoskee de trap weer op moeten klimmen. Dit keer krijgen we bij de paspoortcontrole niet de vraag waar we vandaan komen, maar tot welke religie we onszelf rekenen. Er blijken maar drie antwoorden mogelijk te zijn: moslim, christen of Jood. In het laatste geval ben je niet welkom, net zomin als moslims dat zijn bij de synagoge. Maar als christenen krijgen we beide kanten van dezelfde medaille te zien en kunnen Abrahams laatste rustplaats nog eens vanuit moslim-perspectief bekijken. Terwijl we dat doen horen we via het raam aan de overkant van de binnenplaats de twee jonge chassidim nog steeds luidkeels zingen. De staat van de moskee is trouwens aanmerkelijk beter dan die van de synagoge. Ook dat zal Yusef later uitleggen: De moskee was al gerenoveerd vóór de deling in 1997.
In dit verdeelde gebouw wordt aan de buren gelukkig ook wel eens iets gegund. Op de religieuze feestdagen van de ene geloofsgemeenschap stelt de andere haar helft van het gebouw ter beschikking en vice versa. Hoe dat geregeld wordt als twee hoogtijdagen op dezelfde dag plaatsvinden durven we niet te vragen…
De laatste etappe van onze wandeling gaat weer door sectie H1, dit keer door de shuk. Waar elders in het midden-oosten zo’n overdekte bazaar een drukte van jewelste kan zijn, worden we ook hier getroffen door de uitgestorven aanblik. Al zijn veel winkeltjes hier wel open, en staat de koopwaar kleurrijk en aantrekkelijk uitgestald – er is geen klandizie. Ook dit is het gevolg van de segregatie, vertelt Pamela ons. Door de vele controleposten, zo’n 110 in heel Hebron, kunnen mensen hier nauwelijks meer komen. Het verwondert dan ook niet dat we, als enige potentiële klanten, van verschillende kanten bijna gesmeekt worden iets te kopen. Sommige winkeliers hebben de hele ochtend nog niets verkocht.
Vangnetten
Aan het einde van de bazaar komen we weer bij het beginpunt van onze tocht uit. We worden nog even gewezen op de vangnetten die boven delen van de straat gespannen zijn. Bovenop sommige Palestijnse huizen zijn door Israëli’s nieuwe huizen gebouwd of in bezit genomen. De vangnetten vangen het huisvuil op dat met regelmaat door de kolonisten naar beneden wordt gegooid. Het verbeeldt op treffende wijze wie in deze gesegregeerde stad on top is en wie het leeuwendeel van de ellende over zich uitgestort krijgt.
Na deze bewogen tocht nemen we afscheid van onze twee gidsen. Hun mouwloze EAPPI-jasjes, die ze in sectie H2 in hun tas hadden gedaan om de toegang niet ontzegd te krijgen, hangen alweer om hun schouders. Nog drie dagen zullen ze bij de checkpoints staan en schoolkinderen naar school begeleiden. Niet om te confronteren, maar om schendingen van mensenrechten te monitoren, te rapporteren en op geweldloze wijze een bijdrage te leveren aan wat tot vrede dient.
Christien Crouwel
Foto bij intro: De van binnen opgedeelde Al Ibrahimi moskee