Een bedrijfskundig perspectief op de Wereldraad van Kerken

Inmiddels loop ik enige dagen rond op mijn eerste assemblee van de Wereldraad van Kerken, in Karlsruhe. Bij de vieringen, plenaire bijeenkomsten, ‘business meetings’ en workshops doe ik veel indrukken en mooie ervaringen op. Niet alleen als theoloog is de assemblee boeiend, ook als bedrijfskundige kijk ik mijn ogen uit. Dat is interessant, maar ik ben ook kritisch op de manier waarop de assemblee is georganiseerd.

Ontstaan Wereldraad van Kerken

Eerst even wat achtergrond over de Wereldraad van Kerken. De eerste assemblee van de Wereldraad van Kerken werd in 1948 gehouden in Nederland, in Amsterdam. Het was de tijd na de Tweede Wereldoorlog waarin steeds meer (Westerse) landen de noodzaak tot samenwerking zagen en zich gingen organiseren. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de Verenigde Naties (1945) en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (1951), een voorloper van de Europese Unie. Ook de kerken zagen de noodzaak om zich te verenigen en zich in te zetten voor onderlinge eenheid. Sinds de eerste assemblee wordt er dan ook op elke assemblee een ‘Unity Statement’ uitgebracht om die eenheid te benadrukken. In de regel wordt er elke zeven jaar een assemblee georganiseerd, telkens op een andere plek. Dit keer is dit vanwege corona een jaar later dan gepland.

De wereldraad als organisatie

Wat betekent deze historische achtergrond voor hoe de Wereldraad van Kerken is georganiseerd? Net als de EU en VN is de Wereldraad van Kerken top-down georganiseerd. Vertegenwoordigers van maar liefst 352 kerken worden afgevaardigd om op de assemblee verschillende thema’s te bespreken. Hierbij kan je denken aan thema’s als het klimaat, gerechtigheid, vluchtelingen en racisme en wat we daar als kerken van moeten vinden. Deze meningsvorming gebeurt vooral door het schrijven en bespreken van verschillende beleidsstukken en rapporten, waar dan uiteindelijk een definitieve versie van verschijnt.

Kritisch

‘De (organisatie)vorm dicteert de inhoud’, zo leerde ik bij mijn master bedrijfskunde. In een organische en meer losse organisatiestructuur gedragen mensen zich anders en dan in een meer formele en bureaucratische structuur. De Wereldraad van Kerken valt in de tweede categorie en is formeel en top-down georganiseerd. De gedachte is dat er van bovenaf bepaalt wordt welke thema’s besproken moeten worden, daar door vertegenwoordigers van de verschillende kerken een visie op wordt geformuleerd en dat dan naar buiten wordt gebracht. Daarna kunnen lokale kerken en anderen daar zelf mee aan de slag. In de praktijk betekent dat dat vooral de afgevaardigden echt iets te zeggen en in te brengen hebben op de assemblee. Althans.. reageren op een rapport gaat via de interruptiemicrofoon, waarbij de inbrenger 3 minuten de tijd heeft en de reactie vanuit het ‘central committee’ steevast “Thank you” luidt. Échte inspraak en een écht inhoudelijk gesprek over de verschillende thema’s is hierdoor erg beperkt. Vaak wil de inbrenger even een eigen punt maken, bijvoorbeeld dat het thema klimaat niet duidelijk genoeg besproken wordt of stelt iemand dat er niemand uit het eigen land genomineerd is voor een plek in het ‘central committee’. Ik vraag me af hoeveel aanwezigen door deze vorm écht op andere gedachten komen en meer begrip krijgen voor de positie van de ander.

Bottom-up

Het is het tegenovergestelde van bottom-up, wat ik met mijn ‘bottom-up theologie’ voorsta. Welke thema’s leven er in de lokale kerken? Wat vinden zij belangrijk? Hoe kunnen we die onderwerpen een plek geven op de assemblee? Maar ook het stukje theologie mis ik soms. Waarin verschilt het bespreken van onderwerpen als klimaat, vluchtelingen en gerechtigheid bij de assemblee van het bespreken ervan in de politiek? Hoe kan je daar ook echt theologische diepgang aan geven? Eerlijk gezegd had ik vantevoren ook gedacht dat de assemblee meer over geloof zou gaan. Hoe zijn we één in het geloof in Christus, maar op welke punten en in welke geloofsovertuigingen verschillen we? Wat mij betreft zou het bespreken van deze overeenkomsten, maar zeker ook van de diepgewortelde verschillen de basis moeten zijn om het überhaupt over documenten en formele zaken te hebben. 

Vertrouwen als basis

Manfred Kets de Vries, hoogleraar leiderschapsontwikkeling en organisatieverandering aan het prestigieuze INSEAD, schrijft over ‘authentizotische’ organisaties, een samenvoeging van het Griekse ‘authentikos’ (oprecht) en ‘zootikos’ (vol van leven). In een dergelijke organisatie gaat het over authenticiteit, autonomie en creativiteit, maar ook over gedrevenheid en betekenis. Hoewel het de Wereldraad van Kerken zeker niet aan gedrevenheid en betekenis ontbreekt, is het de vraag hoeveel ruimte er is voor authenticiteit. In een top-down organisatie als deze staat consensus centraal, de eenheid staat voorop en er moet wel elke keer een ‘Unity Statement’ afgegeven worden. Misschien is juist het feit dát dit telkens weer benadrukt moet worden een bevestiging van het feit dat die eenheid soms ver te zoeken is. Voor een top-down organisatie is eenheid instrumenteel om überhaupt te kunnen functioneren. Hoeveel ruimte is er dan nog voor dissensus, voor het hartgrondig met elkaar van mening verschillen? Wat betekent eenheid als we de verschillen niet écht in de ogen durven te kijken? Wat mag eenheid kosten, ook in deze tijd van oorlog tussen Rusland en Oekraïne? In het streven naar eenheid en consensus kunnen oppervlakkigheid en eenzijdigheid hun intrede doen. Slechts enkele basisbeginselen waar we het over eens zijn, ondanks de verschillen, kunnen dan nog geformuleerd worden, maar echt spannend wordt het niet.

De basis voor een authentizotische organisatie is vertrouwen, zo stelt de Vries. Vertrouwen ontstaat door het bouwen van relaties, door naar elkaar te luisteren en vooral ook door te luisteren naar wat er niet gezegd wordt. Ik ben er dan ook van overtuigd dat het bouwen van de onderlinge relaties en het delen van geloof, waarden en drijfveren, vooraf moet gaan aan het schrijven aan formele documenten en statements. Vrijdagmiddag zat ik bij de workshop ‘Trends shaping World Christianity’. Daar ging het onder andere over het Global Christian Forum, een orgaan wat op de Wereldraad van Kerken lijkt, maar waaraan ook evangelische en pinksterkerken meedoen. Eén van de organisatoren vertelde dat bij bijeenkomsten begonnen werd van het vertellen van geloofsverhalen en hoe de ontmoeting centraal stond. Er werd ook gesproken over hoe jonge mensen werd gevraagd naar de thema’s die zij belangrijk vonden om te bespreken en ook ging het over ‘generative dissensus’: hoe kunnen we groeien door het niet per se met elkaar eens te hoeven zijn? 

Zonder te beweren dat het Global Christian Forum de perfecte organisatievorm zou zijn, is dit wel een visie waar ik warm voor loop. Ontmoeting, het delen van geloofsverhalen, het leren van elkaars context en het uitspreken van de grote verschillen, die er vanaf het ontstaan van het christendom altijd zijn geweest. De organisatiestructuur zou dát tot doel moeten hebben.

Tabitha van Krimpen
Jonge Theoloog des Vaderlands
en bedrijfskundige

www.tabithavankrimpen.nl

Foto: Selfie met Calvijn. ‘Don’t conform, be reformed’, zo luidt de slogan van de World Communion of Reformed Churches.