Zie hoe vluchtig, zie hoe nietig,
kijkend naar de stranden!
Zoals nevelen verschijnen,
zie ik mensen in een boot,
zie ik Uw mensen verkwijnen.
Kijk hoe vluchtig, kijk hoe nietig,
Here aller Scheppels!
Op de golven van de zeeën
drijven gele lege vesten
en ook vrouwen met hun weeën.
Voel hoe vluchtig, voel hoe nietig,
zegt de Spreukendichter!
Al het heden wordt verleden,
maar hun namen zijn gekend
bij U, God van Eeuwigheden.
Hoor hoe vluchtig, hoor hoe nietig,
alle privé is weg!
Allen op de hel gevaren,
zo tastbaar op deze aarde.
Vergeef ons mitsen en maren.
Ruik hoe vluchtig, ruik hoe nietig,
mijn mens, zo op de zee!
Gekomen van onrecht ergens,
heden op een vlet in wanhoop,
op zee naar onbekend nergens.
Proef hoe vluchtig, proef hoe nietig,
deze mensen dorstig!
Kinderen van mensen,
kleumend op de golven.
Niemand mogen wij dit wensen.
Ach hoe vluchtig, ach hoe nietig,
onze mensen mensen!
Onze echte armen,
drijvend op de golven,
vragen wij om Uw erbarmen.
Ach hoe vluchtig, ach hoe nietig,
zijn wij allen onze God!
Leer ons kijken naar de armen,
doe ons leven uit Uw recht,
leer ons zeggen, voluit: amen.
Jappy Talma, theoloog uit Hurdegaryp. Het gebed is zo geschreven dat het kan worden gezonden op het lied uit het Nieuwe Liedboek 797 ofwel Liedboek voor de Kerken 271.