Op vrijdag 7 februari presenteerde het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het rapport ‘Tweeluik religie en publiek domein. Handvatten voor gemeenten.’
Hoewel geschreven voor Nederlandse gemeenten is het rapport ook van groot belang voor kerken en andere religieuze organisaties. Zij zijn belangrijke spelers in het maatschappelijk middenveld en spelen van oudsher een grote rol in het onderwijs, de zorg, de publieke omroep en leveren grote bijdragen aan bijvoorbeeld de bestrijding van armoede en de bevordering van integratie. Een goede samenwerking tussen (lokale) overheden en religieuze organisaties is daarom van fundamenteel belang.
Tegelijkertijd roept deze samenwerking vragen op rond het beginsel van scheiding tussen kerk en staat. Wat kan wel en wat kan niet? Hoe moet dit beginsel uitgelegd worden? Het rapport gaat in het eerste deel algemeen in op deze vragen en geeft in het tweede deel praktische voorbeelden hiervan.
‘De ziel van mensen is dichtbij huis’
De presentatie van het rapport ging gepaard met een lezing van prof. dr. Sophie van Bijsterveld met als titel ‘Een wereld te winnen: gemeenten, religies en het algemeen belang’.
Daarin gaf zij allereerst aan hoe belangrijk het is dat de overheid dicht bij de dagelijkse belevingswereld van burgers staat. “Want de ziel van mensen is dichtbij huis”.
Daarnaast droeg zij het Global Compact model van de Verenigde Naties uit 2004 aan als voorbeeld van vrijwillige samenwerking tussen sectoren die elkaar normaal gesproken niet direct tegenkomen: Het bedrijfsleven, de non-business sector (waaronder overheden) en de civil society organisaties die ideële doelen nastreven. In haar optiek ademt dit Global Compact initiatief het besef uit dat sectoren wel gescheiden rollen kunnen hebben, maar dat zij uitstekend kunnen samenwerken ten bate van een algemeen belang en dat zij daartoe ook intrinsiek gemotiveerd zijn of kunnen worden.
Nederlandse gemeenten, zo stelde zij, werken in feite ook al vaak zo. Zij kennen de lokale samenleving en torenen er niet bovenuit. “Zij zijn daarin geworteld en weten dat bijvoorbeeld een winkeliersvereniging, maatschappelijke instelling en zijzelf zich kunnen inzetten voor gemeenschappelijke doelen en de samenleving tot meer kunnen maken dan een paar straten waar mensen ieder voor zich hun eigen leven leiden.” Het dienen van het algemeen belang ligt dus niet exclusief bij een van deze sectoren.
Tot die sectoren die deel uitmaken van het weefsel van die gemeentelijke samenleving horen ook de kerken en andere religieuze en levensbeschouwelijke groepen. Zijn staan traditioneel bij uitstek zelf model voor bezielende verbanden en nabijheid tot mensen.
Het is daarom niet meer dan logisch en wenselijk dat gemeenten met hen samenwerken en die samenwerking is ook niet nieuw. Van Bijsterveld memoreerde daarbij oudere onderzoeksrapporten zoals ‘Tel je zegeningen’, die het maatschappelijk rendement van christelijke kerken in grote steden in kaart hebben gebracht.
Verwachtingen voor de toekomst
Zij eindigde haar lezing met een kleine toekomstvoorspelling over de relaties tussen Nederlandse gemeenten en religieuze organisaties en gaf aan de volgende veranderingen te verwachten:
- Meer differentiatie in de omgang van gemeenten met religies: Niet omdat religies ongelijk behandeld worden, maar omdat lokale overheden deze organisaties op meer uiteenlopende manieren zullen tegenkomen.
- Minder nadruk op regelgeving, meer informele communicatie en praktische coördinatie
- Een toenemende houding van het verkennen van zinvolle samenwerking in plaats van denken in termen van scheiding
- In plaats van relaties die zich beperken tot het verstrekken van subsidies toename van contractuele relaties, zoals aanbestedingen.
- In plaats van het eenzijdig benadrukken van afstand een combinatie van afstand èn betrokkenheid.
Nieuwe vragen en nieuwe werkwijzen zullen moeten leiden tot een nieuwe duiding van de klassieke rechtsbeginselen over de omgang van de overheid met religies. Het is belangrijk om helderheid te hebben over de spelregels in die onderlinge relatie, “zonder in de valkuil te vallen van een vlucht naar voren die aan spelregels voorbij gaat èn zonder in een voorbije ideologie te blijven hangen.” Het Tweeluik Religie en het Publieke Domein biedt daartoe praktische handreikingen.