Valentin had Nederlander kunnen zijn. Maar toen hij begin twintig was, trok hij de wijde wereld in en dacht er niet aan het staatsburgerschap aan te vragen. Toen hij jaren later terug wilde naar Nederland, was hij te laat.
“Ach, had ik maar…” Vult u maar in. Iedereen heeft dat wel eens. Je bent even afgeleid door de smartphone en het eten is aangebrand: “had ik maar beter opgelet”. Even zitten te kletsen in de auto en de afslag gemist: “had ik maar beter opgelet”.
Valentin heeft dat ook. Onoplettend geweest. Stom. Heel stom. Het heeft een gat in zijn leven geslagen. Valentin had Nederlands staatsburger kunnen zijn. Als hij dat, toen bij begin twintig was, had aangevraagd. Dan was hij probleemloos Nederlander geworden. Als. Had. Dan. Feit is dat hij geen aanvraag deed. Valentin was met andere dingen bezig. Maar laten we bij het begin beginnen.
Het is eind jaren tachtig, Valentin woont met zijn moeder in de USSR. Zijn ouders zijn gescheiden. Vader is kolonel in de KGB, moeder leidt de EHBO-afdeling van het plaatselijke ziekenhuis. Daar brengt een Nederlandse zeiler zijn scheepsmaatje binnen; die heeft een hartaanval gehad. Valentins moeder wordt ingeschakeld omdat ze zo goed Engels spreekt. De zeiler en het hoofd EHBO vallen als een blok voor elkaar. Moeder trouwt uiteindelijk met de Nederlander en verhuist hierheen. Valentin is dan 17. Vader wil dat zoon in zijn voetstappen volgt en het leger in gaat. Het trekt Valentin totaal niet. Hij komt naar Nederland – met een verblijfsvergunning op grond van gezinshereniging. Hij speelt er ijshockey, niet onverdienstelijk, en gaat aan de slag als magazijnhulp. Hij werkt zich al snel op tot technisch schrijver en vertaler Engels – Russisch.
Zo komt hij in de zakenwereld terecht, waar hij bemiddelt tussen Nederlandse en Russische bedrijven. Maar de jaren negentig zijn wilde jaren in Rusland. Iedereen probeert geld en macht te verwerven na de val van de Sovjet-Unie. Het is Valentin té wild; hij bedenkt wat anders. Hij wil in de horeca beginnen. In Nederland is het duur om een pand te pachten. Te duur. Valentin is 25 jaar; zoveel geld heeft hij nog niet bijeen gespaard. Hij vertrekt naar Mallorca en begint er een bar. En zelfs een tweede. Het loopt lekker, het leven is mooi. Totdat het horeca-kartel ter plaatse vindt dat de buitenlandse nieuweling het té goed doet. Hij rijdt in een Jaguar Cabrio notabene. Ze maken hem het leven dusdanig zuur dat Valentin het op Mallorca voor gezien houdt.
Hij keert terug naar Nederland en start een procedure om zijn verblijfsvergunning te hernieuwen. Die is inmiddels verlopen, namelijk. Maar Valentins aanvraag wordt afgewezen: de DT&V (Dienst Terugkeer & Vertrek) vindt dat Valentin wel in Rusland kan gaan wonen. Hij zou recht hebben op het Russische staatsburgerschap. Maar om dat staatsburgerschap te krijgen, moet Valentin naar Rusland reizen. Hij moet het dáár aanvragen. En zonder geldig reisdocument kán hij niet reizen. Hij heeft enkel zijn geboorteakte en oude USSR-paspoort; daarmee kom je niet langs de douane. Hij zit klem.
Hij probeert het via het consulaat. Ook daar vangt hij bot. Een aanvraag via het consulaat kan enkel wanneer tenminste één van je ouders ingezetene is in Rusland. Valentins vader is echter overleden. En zijn moeder woont in Nederland. Er lijkt geen uitweg. Toch vindt de DT&V dat Valentin niet hard genoeg zijn best heeft gedaan om het land te verlaten. Hij wordt in de VBL (vrijheidsbeperkende locatie) in Ter Apel geplaatst. Twee jaar zit hij daar. Het is de hel op aarde, vindt Valentin. Want je mag er helemaal niks. De man die altijd bezig is, altijd aan het werk, wordt gek van het stilzitten. Letterlijk. Hij slikt inmiddels 21 pillen per dag om het hoofd boven water te houden.
Hij is wanhopig. Ze kunnen toch zien dat hij destijds zomaar Nederlander had kunnen worden? Waarom wordt zijn onoplettendheid als twintiger hem zo zwaar aangerekend? Hij heeft altijd gewerkt, altijd netjes belasting betaald. Waarom telt dat niet? Uiteindelijk wordt hij uit de VBL op straat gezet en komt hij na omzwervingen bij INLIA terecht. Hij dankt God. Eenmaal tot rust gekomen in de opvang vraagt Valentin opnieuw een verblijfsvergunning aan, op grond van het zogeheten buitenschuld-criterium. Want hij heeft echt alles geprobeerd. 5,5 jaar is hij nu bezig.
Elk land waarmee hij via zijn familie ook maar enige banden had, hoe ver verwijderd ook, schreef hij aan voor het staatsburgerschap: Estland, Georgië, Oekraïne, Wit-Rusland. Zelfs Poetin schreef hij aan. Hij ging naar alle ambassades waar hij terecht kon. Overal nul op het rekest. De buitenschuld-procedure is zijn allerlaatste hoop. Stel dat het lukt? Wat zou hij doen als hij mag blijven? “Werken, werken, werken”, zegt Valentin. Hij kijkt er verlangend naar uit.
Dit bericht is ontvangen via INLIA, afd. Kerkelijke Relaties & Publieksvoorlichting, Groningen. W www.inlia.nl
Afbeelding: de slaapboot Amanpuri, waar ‘Valentin’ als gast verblijft. Foto: Peter Wassing.