Voorbereiding Kerkproeverij

Als je ergens nieuw binnenstapt, ervaar je aan de lijve hoe gastvrij een plek is. Vanuit die gedachte is één van de adviezen ter voorbereiding op Kerkproeverij: Laat eens een mystery-guest uit een andere gemeente een kerkdienst bezoeken en wissel na afloop de indrukken uit. Ik (Klaas van der Kamp) koos in dat kader voor een bezoek aan Almere, een plaats waar ik me als aankomend classispredikant mee verbonden voel.

Het ging zoals je dat in een relatief jonge gemeente mag verwachten, die aanhangt tegen de hoofdstad met alle spontaneïteit die daar bij hoort. Al op de parkeerplaats werd ik aangesproken, toen ik naar een parkeermeter zat te staren. Een man op leeftijd zei ongevraagd tegen me: ‘Hoef je niets in te gooien. Tot twaalf uur vrij’. Ik glimlachte, maar drukte toch voor de zekerheid op een paar knoppen. ‘Kijk hier staat het’, wees hij op het display. ‘U bent een ongelovige Thomas’. ‘Ik mag het inderdaad graag eerst met eigen ogen zien’, erkende ik. ‘Waarom zou ik aannemen dat u zonder meer het evangelie brengt?’ ‘Dat doe ik ook niet, daarvoor moet u bij Rianne Veenstra zijn’, zei hij, en hij maakte een beweging voorbij het winkelcentrum richting de Drieklank. ‘Ga ik ook heen’, zei ik. ‘Waar komt u dan vandaan?’, vroeg de man. ‘Uit Kampen’, zei ik. ‘Woont nog een nicht van mij, Van Dieren. Kent u die?’ ‘Nee, nog niet’, zei ik, ‘daar is Kampen toch weer iets te groot voor’. ‘Nou kom op, loop maar met me mee’, nodigde de man.

Ik moest er om glimlachen. Hier hebben ze de campagne niet nodig, dacht ik, om een ander mee te nodigen naar de kerk. Het uitnodigende zit in de genen. We kwamen bij het relatief nieuwe kerkgebouw. Er stonden nogal wat mensen in de hal met elkaar te praten. Ze knikten vriendelijk. Bij de deur stonden twee vrouwen met het woord ‘gastvrouw’ op het revers. Ze heetten me welkom. Ik liep door en zocht een plekje.

Een paar minuten voor het begin van de dienst kwam er een jongeman binnen. Hij liep recht door, zwaaide een been over een kruk en begon op het orgel te spelen. Daarna kwamen er drie mensen binnen achter elkaar, ’s zomers gekleed. De eerste droeg iets wat op een bijbel leek. Dat zal de ouderling van dienst zijn, dacht ik. Hij legde de bijbel op de lessenaar, ging achter de microfoon staan en heette de mensen welkom, ook de mensen uit de andere wijken. Ik had mijn verbazing geuit over de goede opkomst zo midden in de zomer tegen een persoon voor me. En hij had me inmiddels uitgelegd dat er drie wijken bij elkaar kwamen in deze dienst. Vandaar de drukte. Een ‘goedemorgen’ werd hartelijk door de gemeente beantwoord met ‘goedemorgen’. ‘Ik ben Jaap Dekker’, zei de man, ‘en naast de dominee en de organist is er nog een ambtsdrager die heet ook Dekker en ja dat is familie’. De mensen glimlachten. Lourens kwam met een rolstoel naar voren en mocht de kaarsen aansteken op tafel. Hij schaterlachte het uit, toen dat gelukte. De mensen lachten mee en applaudisseerden.

Het begon met lied 212, ‘Laten wij zingend deze dag beginnen’, zet de tekst in. Daarin passend bij de warmte die het nodig maakte om een deur van de kerk open te zetten een strofe: ‘Al zal de hitte van de dag ons steken, wij zijn voor altijd van uw liefde zeker’. De dienst zelf kende in het eerste deel veel gezongen responsies en wisselzangen. Mannen en vrouwen wisselden elkaar af. En de voorgangster nam solo-elementen voor haar rekening, zuiver gezongen, ook in het hogere segment, en de gemeente antwoordde. Liederen werden niet aangekondigd. De beamer sprak voor zich.

De schriftlezingen volgden het rooster. Iemand uit de gemeente las Efeziërs 4. De voorgangster las Markus 7. En toen verscheen er op de beamer de tekst ‘In gesprek’. Ds. Rianne Veenstra, de voorgangster, nam een loopmicrofoon en liet een tekening zien. ‘Wat ziet u?’ Het was Jezus bij water en mensen aan een tafel waarop zoiets als een kip was neergelegd. ‘Waar zijn de handen van Jezus?’ wilde de voorgangster weten. En ergens een beetje in een mantel ietwat uitstekend was er zoiets als een hand. ‘Is het een zegenende hand of een afwerende hand?’ vroeg de voorgangster. De mensen konden reageren en een hand opsteken bij de ene keus of bij de andere keus. De meeste vingers gingen omhoog bij het zegenen. Als een ware cliffhanger liet de voorgangster het antwoord in het midden. De strekking zou wel blijken tijdens de verkondiging, zo gaf ze aan.

Ik realiseerde me, dat de dienst een schoolvoorbeeld was van gastvrijheid en ongedwongenheid. En dat die openheid naar gasten hier niet betekende dat je allerlei dingen ging uitleggen, en de strekking laagdrempeliger probeerde te maken, maar integendeel, dat je overgangen vlot houdt, liederen en responsies voor zichzelf laat spreken en juist een vraag lang onbeantwoord durft te laten om daardoor mensen te prikkelen en mee te nemen.

Dat herhaalde zich aan het begin van de prediking. ‘Ik heb dat verhaal van Markus 7 nog nooit in een kinderbijbel gezien’, zei Rianne Veenstra, ‘Logisch, want het gaat over rein en onrein. Jezus legt uit dat de uiterlijke reinheid niet belangrijk is, maar de innerlijke reinheid wel. En dat is een lastige boodschap voor kinderen. Die probeer je juist uit te leggen dat ze wel de handen moeten wassen voor het eten’. Een nieuwe cliffhanger.

In het tweede deel van de verkondiging kwam nog even een recent artikel van Trouw terug, waarin een joodse vrouw vertelde dat ze zich vaak meer verwant voelde met moslims dan met christenen. Joden en moslims hebben een praktische levensinstelling met regels voor alle dag. Christenen zijn indirecter, en dat klopt ook wel; we laten ons – als het goed is – de vragen op het hart komen en reageren dan. De voorgangster citeerde Bonhoeffer die uitlegt hoe zeer dat bij het christendom past. Wat je vandaar helpt, kan morgen in een andere situatie weer anders liggen. Ik herkende er wel iets van de poldergeest in; waarin mensen gewend zijn te pionieren.

Gelet op de gastvrijheid aan het begin zal het niemand verwonderen dat er aan het einde koffie was en dat je maar zo in een gesprek was verwikkeld met anderen. Over de samenwerking met de rooms-katholieken, die volgens een man die zelf in een rooms-katholiek koor meezong, weliswaar in de krant lazen dat ze in een eigen kerk konden samenkomen, maar die als parochianen zeer hechten aan het contact met de protestanten.

En over het plezier dat ze zelf aan de kerkdienst beleefden. ‘Hoe zat het nu met die tekening?’, vroeg ik iemand. ‘De meeste mensen staken de hand op bij het idee dat Jezus de mensen zegende. U stak volgens mij ook de hand op. Maar was dat wel het goede antwoord?’ ‘Als ik het goed begrepen heb’, antwoordde een gemeentelid, ‘wilde Jezus geen water gebruiken om daarmee te laten zien hoe gedateerd de reinigingsvoorschriften zijn. Gelet op de strekking van de dienst lijkt me dat een zegen’, rondde hij af.

Foto’s:
1. Het kerkgebouw
2. De tekening