Prof. dr. Fred van Iersel, voorzitter van de beraadgroep Samen- levingsvragen van de Raad van Kerken, liet zich inspireren door bevrijdingsdag. Hij stelde de vraag wat de kerk, in zijn geval de Rooms-Katholieke Kerk, aan de reflecties over vrijheid zou kunnen toevoegen. Zo komt hij tot onderstaand artikel, dat hij uitbracht ‘Wat het katholicisme ons kan leren over vrijheid’.
Wat betekent de vrijheid die we op 5 mei vieren? En waarom is die vrijheid het verdedigen waard? Het zijn vragen die je vanuit diverse perspectieven kunt benaderen. Het is de moeite waard om ze eens te bekijken vanuit het perspectief van de Sociale Leer van de rooms-katholieke kerk. Ik zou dat ’the best kept secret’ van het katholicisme willen noemen. De Sociale Leer van de kerk is een reeks leerstellingen over hoe men een samenleving en overheid goed inricht en bestuurt. Ik realiseer mij dat velen niets meer hebben met kerk of geloof; toch hoop ik te laten zien dat het katholicisme ons nog steeds iets kan leren.
Naar Gods beeld en gelijkenis
Het behoeden van de ‘goddelijke oorsprong en bestemming van de mens’. Dat is volgens de Sociale Leer van de kerk is de belangrijkste dienst die christenen de samenleving kunnen bieden. Een mooie zin, maar wat betekent het? De ‘goddelijke oorsprong’ betekent, dat de mens allereerst een schepsel van God is.
De ‘goddelijke bestemming’ betekent, dat we bovendien kind van God zijn – Hij is onze Vader. Deze twee samen (onze goddelijke oorsprong en bestemming) worden ook wel de ‘transcendentie van de mens’ genoemd. Voor katholieken (maar ook voor protestanten, trouwens) is de schepping van de mens ‘naar Gods beeld en gelijkenis’ heel belangrijk. Het feit dat we een ‘goddelijke oorsprong hebben – sterker nog: dat we op God lijken – vormt de basis onder onze waardigheid.
Kortom, we verwerven niet pas waardigheid gedurende ons leven – extrinsiek – door bijvoorbeeld goed gedrag of prijzenswaardige prestaties. Of op basis van de (medische) kwaliteit van ons leven. Nee, onze waardigheid is intrinsiek; ze komt van binnenuit. Vanuit het transcendente (dus: vanuit onze goddelijke oorsprong en bestemming). Onze waardigheid op haar beurt, is de morele basis onder de mensenrechten die we hanteren. Mensenrechten zijn, volgens de Sociale Leer, grotendeels vrijheidsrechten. Waarbij het recht op leven en de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging het uitgangspunt zijn. Zij leggen de basis voor de overige rechten. Mogen leven én mogen geloven zijn, zo zegt de leer, universeel en ondeelbaar. Ze gelden voor iedereen en kunnen niet los van elkaar gezien worden.
Verbonden met de schepping
Dit alles beïnvloedt de inrichting van samenleving en overheid. Die twee moeten zo worden ingericht, dat mensen vrij, ontvankelijk, betrokken en genereus kunnen leven. Dat houdt in: in verwondering en in eerbied voor elkaars waardigheid. Maar ook: in dankbaarheid voor het leven, en in ontvankelijkheid voor de vrijheid en voor de verantwoordelijkheid voor elkaar en voor de schepping waarmee mensen verbonden zijn. Nu zou je hier zomaar kunnen denken dat het om ‘rentmeesterschap’ gaat. Dus om: zorgen voor de schepping. Maar de leer gaat hier een stapje verder. Het gaat hier om een diepere verbinding met natuur en milieu in hun ‘schepselijkheid’. Het soort diepere verbinding dat je ertoe kan aanzetten om duurzame keuzes te maken in je leven. Het gaat dus om onderliggende waarden en (nog) niet direct om het gedrag wat eruit voortkomt.
Verder moeten wij mensen leven ‘in ontvankelijkheid voor Gods genade’. Je zou kunnen zeggen: vanuit het besef dat wij alles van Hem krijgen. Dat besef zet namelijk aan tot verantwoordelijkheid voor de integriteit van de schepping – als geschenk – en voor de (soms kwetsbare) ander. Ontvankelijkheid voor Gods genade en op een genereuze manier recht doen aan onze medemens, horen bij elkaar en versterken elkaar. Bij dit alles moet sprake zijn van een goede afwisseling van arbeid en (zondags)rust. Want arbeid en inkomen mogen niet verslavend gaan werken.
Gewoon eens stil te staan
In onze tijd zijn we dit basisprincipe van ‘ontvankelijkheid’ enigszins kwijtgeraakt. Deels komt dat door het groeiende aantal mensen dat afscheid neemt van God en het geloof. Maar onderwijl lijken we ook de afhankelijkheid van en ‘ontvankelijkheid’ voor het geschenk van de schepping kwijt te raken. Kijk maar naar onze 24-uurseconomie. Die lijkt vooral gericht op productie, consumptie en groei, ongeacht de gevolgen voor onze planeet. Ook berooft zij mensen van de vrijheid om op rustdagen ook daadwerkelijk door (publieke) rust omgeven te zijn. Haast alsof het een ‘zonde’ is om gewoon eens stil te staan, niets te doen, niets te moeten. In de rooms-katholieke traditie daarentegen, is deze ‘ontvankelijkheid’ heel belangrijk.
Echter, deze gerichtheid op Gods genade is géén oproep om ons afzijdig te houden van de samenleving. Het is juist de basis voor een actieve deelname aan de samenleving en aan politieke instituties. Een oproep tot participatie. Maar vanuit een andere drive. Als onze oorsprong, geeft God ons namelijk vrijheid als bestemming. Bovendien denken gelovigen in termen van het ‘Koninkrijk van God’. Volgens de katholieke leer is het de Heilige Geest die mensen uit alle volken bijeenbrengt en stuwt tot het vernieuwen van de aarde. Die vernieuwde, steeds betere en mooiere aarde – waaraan wij mogen bijdragen – wordt het Koninkrijk van God genoemd. Overigens zal het Koninkrijk van God nooit geheel binnen de menselijke geschiedenis worden gerealiseerd.
Als broeders en zusters samen leven
Dat we kind van God zijn wordt verder zichtbaar daar waar mensen zich inzetten voor de ‘universele mensenfamilie’, schetst de Sociale Leer. In kerktaal: daar waar ze ‘als broeders en zusters samen leven’. Oftewel, daar waar ze in vrijheid gemeenschappen vormen en verantwoordelijkheid nemen voor elkaar in lokale, nationale en internationale verbanden. Heel praktisch: daar waar ze zich bijvoorbeeld inzetten voor vluchtelingen en migranten en hún recht op vrijheid en mensenrechten. In de rooms-katholieke traditie is deze vorm van verantwoordelijkheid nemen verbonden aan ons menszijn. Ze wordt ons dus niet door overheden opgelegd, in tegenstelling tot hoe mensen het tegenwoordig vaak ervaren. Maar ze is, zo leert het katholicisme, door God bij de mens ingeschapen als mogelijkheid én opdracht.
De Sociale Leer drukt het menselijk samenleven dus uit in 1. participatie en 2. gemeenschapsvorming. Samenleven vraagt echter wel om ordening. Eén van de belangrijkste redenen om te pleiten voor ordening is, dat daardoor het kwaad ingedamd kan worden. Op dit punt heeft de overheid een kerntaak, via de zogeheten ‘zwaardmacht’. Dat wil zeggen, via de krijgsmacht en politie moet de overheid de openbare orde en de nationale veiligheid beschermen. Daarnaast moet de overheid ook de rechtstaat beschermen en de samenleving zodanig inrichten dat zwakken op bescherming kunnen rekenen. Dit wekt de indruk dat het katholicisme heel erg top-down denkt, maar het tegendeel is waar. Een belangrijke plicht van de overheid is namelijk, om vrijheid en verantwoordelijkheid te stimuleren. Inclusief initiatieven ‘van onderop’, in samenleving en bedrijfsleven.
Aan elkaar verbonden
Probeer je de Sociale Leer van de kerk samen te vatten, dan kom je uit bij vier principes. Te weten: personalisme, solidarisme, subsidiariteit en algemeen welzijn. Personalisme betekent dat de mens niet zomaar ‘iets’ is maar een persoon – met goddelijke oorsprong en bestemming. Solidarisme betekent dat we ons inzetten voor anderen, omdat we aan elkaar verbonden zijn. Subsidiariteit houdt in dat wat mensen zelf kunnen regelen, ook aan het wordt overgelaten. Pas als mensen tekortschieten, springen (eerst) lokale gemeenschappen in en (daarna) overheden. Waarbij lagere overheden eerder aan bod komen dan hogere overheden. Algemeen welzijn is hier misschien het meest bekende begrip. Belangrijk is dat algemeen welzijn niet alleen voor gewone burgers een norm is, maar ook voor integere en verantwoordelijke overheden.
Naast deze vier principes kent de rooms-katholieke traditie drie kernwaarden voor het publieke domein. Namelijk: vrijheid waarheid en rechtvaardigheid. Vrijheid moet hier niet liberaal worden opgevat, maar worden gezien als antropologische vrijheid – in-binding ten opzichte van de ander. Ook waarheid ligt breder dan bijvoorbeeld ‘het staat in de Bijbel dus het is waar’. Volgens het katholicisme moet de mens met behulp van de rede en in verantwoordelijke vrijheid de waarheid kunnen zoeken en vinden, op alle gebieden in het leven. Rechtvaardigheid tot slot, is een vrij breed begrip. Het omvat juridische rechtvaardigheid, maar ook het principe van recht doen aan de ander. Dus ook aan zijn waardigheid en rechten. En dan is er de zogeheten ‘verdelende rechtvaardigheid’ – dat houdt in dat middelen breed en rechtvaardig worden verdeeld onder alle mensen. Deze ‘verdelende rechtvaardigheid’ is tegenstander van bijvoorbeeld het woekeren met schulden en rentedragende leningen.
Gericht op het grotere geheel
Al met al moeten binnen de katholieke leer de rechten en plichten van ieder individu met elkaar in balans zijn. En moet de uitoefening van ieders rechten en plichten gericht zijn op het grotere geheel van het wereldwijde samenleven. Want het geheel van het samenleven is meer dan de som der delen. En hoewel vrijheid een belangrijk uitgangspunt is binnen de leer, kan vrijheid nooit als absoluut worden gezien. Vrijheid moet erop uit zijn – en er verantwoordelijkheid voor nemen – dat alle mensen vrij zijn, of worden.
Terug naar mijn beginvraag. Wat betekent de vrijheid die we op 5 mei vieren? En waarom is die vrijheid het verdedigen waard? De katholieke leer gaat bij ‘vrijheid’ uit van: wereldwijd goed samenleven. Waarbij het startpunt gevonden kan worden in deze tekst: ‘Van God is de aarde en die haar bewonen’ (Psalm 24:1). Met andere woorden: in de ‘schepselijkheid’ is alles wat geschapen is verbonden. Dit leidt in de katholieke sfeer tot een ethiek die de mens één maakt met de schepping en daarom verantwoordelijk maakt voor de wereld en de wereldbevolking. Duurzaamheid is dus een belangrijke keuze.
Vrijheid in verantwoordelijkheid
En hoewel er grote vrijheid is binnen het katholicisme, is vrijheid nooit absoluut, stelt de leer. Zij gaat namelijk gepaard met universeel gerichte verantwoordelijkheid. Voor toekomstige generaties, en dus voor natuur, milieu en klimaat. Wie kan daar tegen zijn? Ook is, sinds de negentiende eeuw, dit een klassiek thema in Sociale Leer: vrijheid heeft moraal nodig om ‘goed’ te kunnen zijn en vruchtbaar te functioneren. Een inzicht dat niet uniek christelijk is, overigens. Het wordt gedeeld door het zogeheten ordo-liberalisme, zoals dat van Adam Smith, dat vrijheid aan verantwoordelijkheid paart. Dit is dan ook de reden waarom ik denk dat het katholicisme ons nog steeds iets kan leren. Want, is dit geen vrijheid die het verdedigen waard is?