De absolute stelligheden waarmee de zwarte-pieten-discussie in Nederland wordt gevoerd, is logisch moeilijk te verklaren. De oorsprong van het Sinterklaasfeest is helemaal niet Nederlands en de figuur van zwarte piet zie je eigenlijk pas opkomen rond 1850. Het enige wat je met zekerheid kunt zeggen, is dat Sinterklaas dood is.
Yosé Höhne-Sparborth sprak woensdag 21 maart bij de Raad van Kerken met enkele deskundigen over zwarte piet. Het betrof een besloten zitting waarin men wilde verkennen of het thema in bredere kring aan de orde gesteld moet worden of niet. Over die vraag is men het nog niet eens. Wel was duidelijk tijdens het gesprek, dat de discussie niet alleen raakt aan de vraag ‘wel of geen zwarte piet’, het gaat over racisme en over alle situaties waarin sprake is van ‘dominantie’ of ‘ranking’.
Het Sinterklaasfeest heeft wortels in oude Germaanse en Slavische gebruiken. Het gaat oorspronkelijk om een mythologisch figuur die eens per jaar de goeden beloont en de kwaden straft. Analisten zeggen dat Sinterklaas wordt geïntroduceerd ter vervanging van de Germaanse god Wodan, die zelf met enige regelmaat naar de aarde komt om de goeden te belonen.
De figuur van zwarte piet heeft een hele ontwikkeling ondergaan. In de zestiende eeuw liepen jonge mannen in december alle huizen af om demonen uit te drijven. De knechten van Sinterklaas heetten in Duitsland Ruprecht en in Frankrijk en België Pere Fouet. Jan Schenkman introduceert in Nederland in 1850 een Afroknecht. Het gaat bij deze zwarte piet dus om een typische Nederlandse vertaling van het hulpje van Sinterklaas. Het is geen toeval, dat deze Afroknecht verschijnt in een boek dat uitkomt op het moment dat er in Nederland intensieve discussies worden gevoerd over de mogelijke afschaffing van de slavenhandel. Als laatste land ter wereld heeft Nederland die stap gemaakt in 1863. Het is aannemelijk dat Schenkman zelf een slavernijkritische houding innam. Hij fulmineerde tegen prinses Marianne die in 1850 nog slaven inkocht. Schenkman liet daarom de Afrohulpen net als Sinterklaas op een paard rijden. Hij drukte daarmee een zekere mate van gelijkwaardigheid uit. In de derde druk was Piet zijn paard kwijt en ging hij te voet. Hij heeft zich nadien steeds verder ontwikkeld als een boeman, die niet alleen veel zwarte Nederlanders irriteert, maar ook veel witte kinderen angst inboezemt.
Yosé Höhne Sparborth liet zien dat Europa aanvankelijk juist een continent was waar men onder invloed van het christendom juist afzag van slavernij. Ze citeerde daarbij werk van Rob Hartmans. Dat veranderde rond 1500, toen de Portugezen in slaven gingen handelen. Als de Nederlanders de winstmarge ontdekken zijn het rond 1600 calvinisten die zo’n twintig jaar de discussie gaande houden over de vraag of slavernij wel aanvaardbaar was. Uiteindelijk hebben Nederlandse kooplieden veel geld verdiend aan de handel in Afrikaanse en andere slaven over de wereldzeeën.
Yosé vertelde dat Curacao jarenlang de overslaghaven was van de Nederlanders. De rustige slaven werden op Curacao gehouden. De wildere slaven werden doorverkocht. Als slaven kinderen kregen, was dat extra voordelig voor de eigenaar, die daarmee zijn slavenbestand kon uitbreiden.
De groep bekeek een film van Vox, waarin wordt uitgelegd hoe zwarte mensen op diverse momenten in de cultuur worden achtergesteld. Het is te herkennen in de schmink op de gezichten van dansers, in de stripfiguur Sjimmie, het maatje van Sjors en in uitspraken van minister-president Mark Rutte die op de Engelse televisie uitlegt, dat zijn vrienden op de Antillen blij zijn met zwarte piet, omdat ze zich niet hoeven te schminken.
Foto: zwarte piet (internet)