Defensiebeleid = vredesbeleid?

Defensiebeleid zou ook vredesbeleid moeten zijn. Hopelijk heeft minister Ank Bijleveld daar in de komende Defensienota ook oog voor.

Minister Ank Bijleveld werkt aan een Defensienota. Ongetwijfeld besteedt ze daarin – terecht – veel aandacht aan vragen rond de internationale veiligheid, zoals de indamming van de Russische ambities aan de Oostgrens van de NAVO en de terreurbestrijding in Europa. Er is inhoudelijk en financieel een grotere Europese inbreng in de NAVO nodig, gezien de ambivalente houding van de Amerikaanse president Trump.

Veel aandacht voor Europa
Ook Europa zal naar verwachting veel aandacht krijgen, nu de hoge vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, Federica Mogherini, het defensiebeleid van de EU heeft vastgesteld. De invulling die Nederland aan die intensivering van de samenwerking wil geven, bepaalt immers onze defensiebegroting.

Tel daar nog investeringen in nieuwe bewapening, vervanging en onderhoud van bestaand materiaal en het vullen van het AOW-gat van personeel bij op, en het grootste deel van de nota is geschetst.

Meer nodig
Toch is er meer nodig. Ik denk dan met name aan een normatieve grondslag voor het defensiebeleid. De COMECE, de commissie van bisschoppenconferenties in de Europese Unie, bood daartoe in de afgelopen jaren de helpende hand. In 2016 pleitte ze voor een vredesbeleid gebaseerd op drie pijlers: conflicten voorkomen, gerechtigheid bevorderen en veiligheid bevorderen.

Begin 2017 voegde de COMECE daar aan toe dat om conflicten te voorkomen, burgers weerbaar moeten worden gemaakt. Ook vroeg ze de EU zogeheten ‘geweldsarme verdedigingsstrategieën’ te ontwikkelen.

Driedeling
Mogherini heeft de driedeling ‘vrede door conflictpreventie’; ‘vrede door gerechtigheid’ en ‘vrede door veiligheid’ op hoofdlijnen overgenomen. Ook Nederland kan er in de Defensienota zijn voordeel mee doen. Het gaat daarbij niet om een puur academische kwestie, of om het framen van het defensiebeleid. Het gaat er om de hedendaagse behoefte aan waardengedreven politiek te verbinden met Defensie.

Met deze driedeling krijgt het defensiebeleid morele legitimiteit en wordt het motiverend. En zo benaderd is het beleid ook goed afgestemd op het buitenlands beleid van Nederland in Europa en van Europa in de wereld.

Zaak van alle burgers
Defensiebeleid zou namelijk om veel meer moeten draaien dan het verdedigen van het Europese welvaartsniveau. De EU en andere Europese instellingen als de OVSE en de Raad van Europa zijn na de Tweede Wereldoorlog als vredesproject ontworpen. Defensiebeleid zou meer dan ooit moeten bijdragen aan conflictpreventie en gerechtigheid via Europese solidariteit. Daarom moet het meer dan ooit ingebed worden in het buitenlands beleid in en vanuit Europa.

Bovendien staat de EU voor de uitdaging hoe de verdediging van Europa verbonden kan worden met de noodzakelijke versterking van de veerkracht van de burgers. Veiligheid is in hoge mate een staatsaangelegenheid, maar vrede is een zaak van alle burgers.

Kernwapens
Ook het Vaticaan zet intussen wissels om op het vlak van Defensie. Voorheen was het qua kernwapens voorstander van geleidelijke, meerzijdige ontwapening, en daarmee ook van een voorlopige aanvaarding van nucleaire afschrikking.

Onlangs presenteerde de Vaticaanse diplomaat mgr. Tomasi echter de Vaticaanse steun voor het streven naar een totale uitbanning van kernwapens, de Nuclear Ban Treaty. De reden is dat er aan de verspreiding van kernwapens maar geen einde komt, en dat de kernwapenstaten maar geen voortgang boeken bij hun ontwapening.

Vaticaan
Hiermee komt het Vaticaan nu binnen de VN in de coalitie van ‘ongebonden landen’ terecht, die ook kernwapenvrije staten zijn. Hoewel het er niet op lijkt, is het te hopen dat ook Nederland zich alsnog aansluit bij dit initiatief, waarvoor de initiatiefnemers niet voor niets de Nobelprijs voor de Vrede kregen.

Aartsbisschop Tomasi wees op het gevaar van volstrekt gerobotiseerde oorlogvoering. Hij stelde dat de menselijke factor in oorlogvoering niet mag worden opgegeven. Ook op dit vlak is heel duidelijk beleid nodig en mogelijk. Ethiek kan deels in technologie geïntegreerd worden, maar er moeten waarborgen komen voor de morele kwaliteit van de besluitvorming in politiek en krijgsmacht.

Morele grondslag
Het militaire beroep staat namelijk niet los van de moraal. In het document Gaudium et Spes van het Tweede Vaticaans Concilie staat: “Zij echter die onder de wapenen hun vaderland dienen, moeten zichzelf ook gedragen als dienaren van de veiligheid en vrijheid van hun volk, in een juiste vervulling van deze dienst leveren zij werkelijk hun bijdrage tot bestendiging van de vrede.”

Paus Franciscus breidde dit uit, toen hij in april 2016 tijdens een audiëntie voor militairen zei: “Wetshandhavers – militairen en agenten – hebben de missie een veilig milieu te verzekeren, zodat iedere burger in vrede en sereniteit kan leven. Mogen jullie in jullie gezinnen en de verschillende gebieden waarin jullie werken, instrumenten van verzoening zijn, bruggenbouwers en zaaiers van vrede.

Jullie worden niet alleen geroepen om conflicten te voorkomen, ze in de hand te houden en er een einde aan te maken, maar ook om bij te dragen aan de opbouw van een orde die gefundeerd is op waarheid, rechtvaardigheid, liefde en vrijheid, volgens de definitie van vrede die St.-Johannes XXIII gaf in zijn encycliek Pacem in Terris.”

Normatieve grondslag
Het gaat ook hier dus niet meer alleen om verdediging, maar ook om vrede door conflictpreventie en verzoening, en om veiligheid in een bredere zin van het woord.

Deze oriëntatie sluit op hoofdlijnen in beginsel goed aan bij de Nederlandse krijgsmacht. Maar het communiceren van waarden is niet het sterkste punt van het pragmatische Nederland. Daarom moet het nog maar eens gezegd worden: het defensiebeleid heeft een normatieve grondslag nodig.

Prof. dr. Fred van Iersel is bijzonder hoogleraar Vraagstukken geestelijke verzorging bij de krijgsmacht aan de Tilburg School of Catholic Theology (TiU).

Bron: Katholiek Nieuwsblad / 12 januari 2018