De Nederlanders hebben een belangrijk stuk van hun geschiedenis verdonkeremaand. Dat raakt zowel de overheid, de ANWB als de wetenschappers. Ze hebben weinig besef van de reikwijdte van de Moderne Devotie in de Lage Landen en zijn verbaasd als hen op de oorsprong van hele wijken in de eigen stad wordt gewezen, waaraan de broeders en zusters van het Gemene Leven ten grondslag ligt.
Mink de Vries is al jaren een profeet die met enthousiasme en ontdekkingszin wijst op de honderden plaatsen die teruggaan op de Moderne Devotie, de spirituele beweging binnen de kerk aan het einde van de veertiende en de vijftiende eeuw. De beweging ontstond doordat mensen verlangden naar oprechte vroomheid en naar vernieuwing van het geestelijke elan in kerk en samenleving. Mensen die zich aansloten hebben honderden kloosters en gezamenlijke huizen bewoond, deelden hun bezit, zetten zich in voor onderwijs, kopieerden boeken en hielpen pestlijders. Mink de Vries heeft inmiddels 172 plaatsen geïdentificeerd waar de Moderne Devotie een zoutend zout was in de samenleving. In Den Bosch presenteerde hij maandag 18 december zijn meest recente inzichten.
In vogelvlucht kwamen de plaatsen voorbij. In Delft wilde de wethouder er niet aan. ‘Bij ons is geen Moderne Devotie’, zei hij. En hij wist niet dat de Prinsenhof, waar Willem van Oranje in 1584 werd doodgeschoten, ooit als het Sint Agathaklooster op haar grondvesten stond. ‘Wij hebben niet zo’n rijke geschiedenis van Moderne Devotie’, zei de conservator van het Stedelijke Museum in Kampen. Maar inmiddels zijn er rondleidingen die langs zeven locaties in de Hanzestad gaan. Zelfs Frits van Oostrom, de historische letterkundige gespecialiseerd in de Middeleeuwen, liet de canon van de Nederlandse geschiedenis aan zijn ogen voorbijgaan zonder te signaleren dat de Moderne Devotie ontbrak. Pas later bekende hij kleur, toen hij voor de televisie werd geïnterviewd en de vraag voorgelegd kreeg of er in de duistere Middeleeuwen dan geen enkel lichtpuntje te onderkennen viel en hij zei: ‘Jawel, je hebt de Moderne Devotie’.
Mink de Vries noemde het onbegrijpelijk dat de Nederlanders zo weinig historisch besef aan de dag leggen. Eigenlijk zouden er honderden bordjes van de ANWB moeten worden aangepast, maar de verzoeken daartoe van Mink legde de toeristenbond naast zich neer. ‘De invloed van de buitenlanders Luther en Calvijn maken we onevenwichtig en eenzijdig groot’, fulmineerde de Zwolse docent. ‘De Moderne Devotie is de grootste hervormingsbeweging die je in Nederland kunt ontdekken’. Hij prees de inzet van de moderne devoten op het gebied van de ontwikkeling van mensen, steden, landschap, waterbeheer, taal, geloof, kunst, muziek, wetenschap, welzijn en welvaart.
Tijdens een rondwandeling door de Brabantse hoofdstad liet Mink de Vries de vijftig wandelaars genieten van doorkijkjes in de stad. Hij toonde de Latijnse School waar Erasmus lessen moet hebben gevolgd. En via de Schilderstraat stopte hij bij een tweetal fraterhuizen. Het ene was voor de rijke broeders. Het andere voor de minder bedeelden. Want men maakte in de Middeleeuwen wel scheiding tussen de twee klassen. Maar de rijken betaalden ondertussen wel mee voor de armen en de armen kregen – uniek in die tijd – onderwijs .
Even later deed Mink een hofje aan en opnieuw kwamen de verhalen. ‘De zusters maakten het linnen en konden dat verkopen zonder dat ze belastingplichtig waren. Dat maakte ze minder populair bij de bevolking, omdat de mensen het zagen als een oneerlijke vorm van concurrentie. Een deel van de zusters moest op een gegeven ogenblik van de overheid uitwijken naar Vught, om de concurrentie niet uit de hand te laten lopen’.
Bij de gasthuispoort vertelde Mink over de zorg die de broeders en zusters hadden voor de pestlijders. ‘Geert Grote bezocht nog twee weken voor zijn dood de pestlijders. Hij liet zich niet weerhouden door besmettingsgevaar. Het kostte hem uiteindelijk het leven’. Geert Grote overleed op de leeftijd van 43 jaar. De geestelijken zetten zich in voor de mensen die anders geen hulp konden verwachten. Mink liet zien hoe ze hele blokken in de stad bebouwden. ‘Meestal was het net niet in het centrum, maar aan de rand, omdat daar de grond goedkoper was’. Vaak weten mensen tegenwoordig niet meer van dat verleden. ‘Als je bij de Wallen komt in Amsterdam, kan je zien dat het allemaal onderdeel was van een klooster. Eberhard van de Laan benoemde het niet zo, maar zei wel verrast te zijn door het grote aantal monumenten uit die tijd’.
Voorafgaand aan de ontmoeting in Den Bosch had Mink de Vries 172 plaatsen geteld waar de Moderne Devotie wortel heeft geschoten. Sindsdien telde hij al weer verder en toen hij in Zaltbommel zich verdiepte in het plaatselijke klooster ontdekte hij dat men zich daar beriep op een eerdere kloostergemeenschap in Kloosterziel. Zo loopt de teller op en is Mink inmiddels bij de 175 plaatsen waar hij reminiscenties weet van de Moderne Devotie.
Mgr. Gerard de Korte ging in op de betekenis van de Moderne Devotie voor zijn werk als bisschop. Hij refereerde aan het besef van gemeenschap (communio) binnen de vernieuwingsbeweging. Hij noemde ook de waardering van het doopsel, het geloofsgesprek (collatio) en de vriendschap met de persoon van Jezus. De bundeling van de elementen kan een basis geven voor het geloof in deze tijd. Gerard de Korte noemde dat van belang, omdat er tegenwoordig een veelheid aan religieus aanbod is. Met Danneels sprak hij van: ‘Er is niet te weinig God, er zijn te veel goden’. Onder die waarneming gaat een crisis schuil van de huidige cultuur en de vraag naar God binnen het leven.
De Koreaanse theoloog prof. dr. John Choi, die met een sabbatical in Europa is, vertelde tijdens de bijeenkomst dat hij niet eerder had gehoord van de Moderne Devotie. Hij heeft recent pas ontdekt dat de Moderne Devotie belangrijk is als voorbereiding op de Reformatie. Voor hem zijn daarbij ook mensen als Johannes Celle van belang, die zich hebben ingezet voor de vernieuwing van het onderwijs. Choi is van plan een artikel uit te brengen om zijn landgenoten in Zuid-Korea in contact te brengen met het Nederlandse erfgoed.
Dr. Charles Caspers van het Titus Brandsma Instituut sprak over de ‘vernieuwing van het innerlijk’, zoals het typerend is voor de Moderne Devotie. Hij refereerde aan Geert Grote die zich kritisch uitte over kloosterlingen die wel een gelofte aflegden, maar er niet naar leefden. Aan de andere kant zijn er mensen die geen belofte uitspreken, maar uit hun levenswijze laten zien dat ze het evangelie in het hart hebben gesloten.
Ds. Klaas van der Kamp ging tijdens de bijeenkomst in op de populariteit van de vernieuwingsbeweging en de vraag in hoeverre deze stimulerend kan zijn voor de oecumene. Hij stelde dat de ecclesiologische oecumene in het werk van Herman Fiolet en Henk Berkhof niet verwijst naar de moderne devotie. Op conceptueel niveau zijn er wel parallellen tussen de oecumene van het hart en de vernieuwingsbeweging uit de late Middeleeuwen.
Eén van de bezoekers vertelde dat hij regelmatig leest in ‘de Navolging van Christus’ van Thomas van Kempen. Het nogal sombere mensbeeld stoorde hem. Charles Caspers reageerde: ‘Ik herken dat. Het lijkt op het eten van bonbons. Eén bonbon smaakt goed. Maar als je een hele doos in één keer leeg eet, word je ziek’. Een mevrouw uit het publiek vulde aan: ‘Je moet niet vergeten dat Thomas zijn Navolging niet in één keer heeft opgeschreven. Hij schreef telkens invallen op op rapiaria’. De traditie is dus broksgewijze ontstaan en zou je ook broksgewijze moeten lezen.
De inleiders kregen aan het einde van de samenkomst een spikslinternieuw boek van dr. Henk de Jong met de titel ‘Dat boek is subliem’ en de ondertitel ‘Vincent van Gogh over de Navolging van Christus’. Henk de Jong laat daarin zien hoe Vincent van Gogh, die aanvankelijk in het voetspoor van zijn vader evangelist wilde worden een eerste preek hield geïnspireerd op het boek van Thomas van Kempen. Net als Mink de Vries stelt De Jong dat de belangstelling voor de Moderne Devotie ook in het analyseren van Vincent van Gogh zijn biografie onderbelicht blijft. Ook hij spreekt over de ingetogenheid (zelfverloochening) die je in het werk van Thomas terugvindt. De Jong schrijft dan concluderend: ‘Het is niet moeilijk aan te tonen dat in Vincents leven veel momenten zijn geweest van ‘zelfverloochening’, zich schikken in de beslissingen van anderen, en van zijn eigen wil opgeven. Als het gaat over ‘je kruis dragen’ zal wel niemand ontkennen dat Vincent dat heeft gedaan, soms zuchtend, soms ook vrolijk, maar steeds gebukt gaande in (figuurlijke zin) onder een zwaar kruis. Het ‘navolgen van Jezus’ heeft hij letterlijk geprobeerd in praktijk te brengen’.
Foto’s:
De eerste drie foto’s geven een idee van de rondwandeling in Den Bosch; de vierde foto laat zien hoe het werk van de broeders nog in een gevelsteen recht wordt gedaan; de vijfde foto geeft een impressie van de bezinning volgend op de rondwandeling en de laatste foto laat zien hoe de 172 plaatsen zijn verdeeld in Nederland, regio’s als West-Brabant, Limburg en Drenthe zijn minder sterk vertegenwoordigd – ‘In Drenthe waren gewoon nog weinig bewoners’, concludeerde Mink.
Hieronder volgt de parafrase van de tekst die Klaas van der Kamp in Den Bosch heeft uitgesproken.
De betekenis van de moderne devotie voor de actuele oecumene
In de IJsselvallei is aan moderne kunstenaars deze zomer gevraagd om kunstwerken aan te brengen. Geert van de Camp, André Dekker, Lieven Poutsma en Ruben Reutelingsperger hebben een kunstwerk gemaakt getiteld ‘Observatorium Moderne Devotie’. Het gaat om een tuin van beton. Er is een afgesloten deel, waarin je wordt uitgenodigd naar binnen te kijken; en er is een venster op de rivier met de blik naar buiten. Onder het kunstwerk kan het water stromen op het moment dat het de uiterwaarden bereikt. Het laat zien dat moderne devotie een bron van inspiratie is.
Zo is het ook voor mij persoonlijk. Van 1992 tot 1998 werkte ik als scriba voor de provinciale kerkvergadering Overijssel/Flevoland. Je had verantwoordelijkheid voor het welbevinden van pastores en gemeenteleden in de twee genoemde provincies. Ik onderhield contact met andere kerken, onder meer met de RKK in de persoon van de deken, die in Zwolle woonde. In mijn tijd was dat Henk van Doorn. Hij werd later opgevolgd door deken Gerard de Korte. We kwamen als provinciale kerkvergadering bijeen in het hart van de provincie, in een hervormde kerk, de kerk van Windesheim, tien kilometer onder Zwolle. Het is een bijzondere kerk, omdat het gevestigd is in de voormalige brouwerij van het klooster. Hier werd het eerste mannenklooster van de broeders van het gemene leven gevestigd in 1387.
Er waren momenten dat de hervormden in Windesheim mij aan de Moderne Devotie deden denken. Ze zongen monotoon, zoals dat in de Moderne Devotie gewenst was. De leefwijze was sober, zoals de monniken ooit aandrongen op matiging. Als je verder kijkt, zie je meer parallellen tussen de Moderne Devotie en de Reformatie. Geert Grote in Deventer kon enorm tekeer gaan tegen de bouw van de Domkathedraal in Utrecht, zoals Luther nogal moeite had met de pracht en praal van de St. Pieter in Rome. En beiden maakten in hun verkondiging vrijmoedig gebruik van de volkstaal, om juist de gewone mensen te bereiken. Het is aardig te vertellen, dat de dominee van die hervormde kerk van Windesheim recent met pensioen is gegaan. Dr. Henk de Jong woont nu in Kampen, bij mij in de buurt. Hij heeft juist deze week een boek uitgebracht met de titel ‘Dat boek is subliem. Vincent van Gogh over de Navolging van Christus’. Thomas schreef ‘zo diep en ernstig’, aldus de kunstenaar, dat men zijn woorden ‘niet zonder ontroering’ kan lezen. Van Gogh hield de preek op 29 oktober 1876 in het methodistenkerkje van Richmond in Engeland. Hij begint met: ‘Wij zijn pelgrims op aarde en vreemdelingen – wij komen van verre en gaan ver weg. De reis van ons leven loopt van de liefhebbende borst van onze moeder op aarde naar de armen van onze Vader in de hemel. Alles op aarde verandert – wij hebben hier geen vaste stad –…’
Dat uiteindelijk de Moderne Devotie niet tot een kerkscheuring leidde en de Reformatie wel zit al een beetje opgesloten in deze meditatie van Vincent geënt op de Navolging van Christus van Thomas van Kempen. Ik zie een paar redenen. Allereerst is er een verschil in tijd. De Moderne Devotie speelde zich af in een periode dat het simpelweg nog niet in mensen opkwam dat je je van je moeder, de kerk, kon distantiëren. Een tweede: de belangen van de overheid stonden nog minder haaks op die van de kerk. Een derde: mensen gingen snel dood. Iemand als Geert Grote werd niet ouder dan 43 jaar, omdat hij geveld werd door de pest, (Thomas is met zijn 91 jaar een uitzondering). Mensen van de moderne devotie, een vierde m.i. niet onbelangrijk, kregen de kans om hun ideeën een plek te geven in een nieuwe kloosterorde. Na de oprichting van het klooster in Windesheim kwam er in 1395 een statuut voor aangesloten kloosters. Uiteindelijk groeide de congregatie tot dertien vrouwen- en vierentachtig mannenkloosters. Als we alle broeder- en zusterhuizen erbij tellen kom je op 500 tot 600 gemeenschappen. Ook bestaande kloosters werden heringericht naar de nieuwe innerlijkheid. Met andere woorden: Geert Grote en Thomas van Kempen kregen een orde, waar Luther als augustijner monnik uiteindelijk geen vernieuwing via de orden verwezenlijkte, maar buiten de kerk. Luther en de reformatoren richtten zich op de theologie en het kerkrecht; terwijl de Moderne Devotie het vooral zocht in ethiek en verinnerlijking.
De vraagstelling nu gaat over de inspiratie vanuit de Moderne Devotie voor de actuele oecumene. Ik heb voor de aardigheid gekeken in hoeverre Thomas a Kempis geciteerd wordt in de oecumenische literatuur. Ik kijk naar de eerste secretaris van de Raad van Kerken, hij heeft vooral theologie gepubliceerd. Herman Fiolet. Twee van zijn boeken zitten vol voetnoten, ‘Dilemma doorbroken’ en ‘Verdeelde christenen in gesprek’. Meer dan 800 voetnoten. Als je die napluist zie je geen citaat uit de Moderne Devotie. Het is interessant om te zien wat hij dan wel citeert. Tweederde van de voetnoten is een bijbelcitaat. Bijna altijd uit het Nieuwe Testament, helaas. En een derde is een citaat van een eigentijds theoloog. Ik noem een paar namen: Culmann, Schnackenburg, Rahner, Kümmel, Conzelmann, Lohse, Guardini, Congar, Schillebeeckx, Berkhof, Bonhoeffer, Berkouwer. Je merkt dat Fiolet vooral in dialoog wil zijn met tijdgenoten. Ook bij Henk Berkhof, een van de eerste voorzitters van de Raad van Kerken vind je in het notenapparaat geen verwijzing naar Thomas van Kempen. Hij werkt wel het begrip akoloutheo uit, de navolging.
Het ontbreken van een directe link tussen de moderne devotie en de georganiseerde oecumene wil niet zeggen, dat er op conceptueel niveau geen relatie is. Die is er met name op het gebied van de innerlijke moraal, de spiritualiteit, wat je tegenwoordig ook wel noemt ‘de oecumene van het hart’. Thomas is een mysticus. Ik kies een hoofdstuk waar hij dichtbij de kerk komt en geef een citaat. Uit: ‘Over de hoge waardigheid van het sacrament en over de priesterlijke staat’. Ik citeer: ‘Al bezat u de reinheid van de engelen en de heiligheid van Johannes de Doper, nog zou u niet waardig zijn aan dit sacrament deel te nemen of het te bedienen’. En over de priester: ‘Geef acht op u zelf, en bedenk, van wie u dienaar bent door de oplegging van de handen van de bisschop’. De broeders van het gemene leven leerden, volgens Paul van Geest, hun leerlingen ‘in een gemeenschap te leven’, ‘een omkeer in gedrag’ en een verbetering van levensstijl überhaupt. De agogische benadering had een consoliderende werking.
Neem dan Luther. Ik heb de 95 stellingen nog eens nagelopen. Zeker 14 van de 95 kritiseren direct de kerk. Ik citeer er één: ‘11. Dit onkruid, dat men kerkelijke straffen laat doorlopen tot in het vagevuur, is zonder twijfel gezaaid toen de bisschoppen sliepen’. Luther kritiseert de kerk. Terwijl er bij Thomas steeds een liefde is van binnenuit. Luther laat op een gegeven ogenblik de politiek binnenkomen. Hij heeft de robuustheid die later onder Abraham Kuyper spreekwoordelijk zou worden.
Mink de Vries heeft zelf een interessant boek geschreven, ‘Navolging nu’, postmoderne devotie. Hij laat zich inspireren door de geest van de Moderne Devotie en schrijft dan ook een hoofdstuk over ‘onze houding tegenover de kerkelijke leiders en theologen’. Mink stelt dan de vraag wat de houding van die theologen en kerkelijke leiders moet zijn om in de geest van Thomas te werken. Hij pleit voor ‘leidinggeven vanuit liefde als een vorm van dienend leiderschap, het gaat immers niet om jou, maar om de gemeente en om God’. Mink zit ook op die innerlijke lijn.
Mijn conclusie. Oecumene tegenwoordig kent verschillende snelheden en focuspunten. Voor de oecumene van het hart is de moderne devotie een verdieping. Eccesiologische oecumene verstaat zich meer in dialoog met de eigen tijd en in dialoog over de ecclesiologische schuurpunten. Tegelijk merk je dat de ecclesiologische oecumene in toenemende mate verschuift van de theologie naar de ethiek. En dat maakt ook die vorm van oecumene meer ontvankelijk voor de voeding die de moderne devotie aanreikt.