Juist als je kunt lachen om verschillen, kan je serieus werken aan de oecumene. Een bepaalde innerlijke houding, een manier van geloven helpt de oecumene enorm. Wij hoeven de waarheid van het geloof niet te verdedigen. Maar wij stellen ons er gezamenlijk onder, lachend om hoe weinig we er eigenlijk van begrijpen. Lachend omdat wij allemaal totaal afhankelijk zijn van Gods genade.
Drs. Dirk Gudde, voorzitter van de Raad van Kerken in Nederland, sprak zaterdag 25 november in Voorschoten bij de viering van het vijftigjarig jubileum van de plaatselijke raad over het thema ‘Valt er nog wat te lachen in de oecumene?’ Op het eerste gezicht is het antwoord “ja”, stelde Gudde. ‘Er valt zeker wat te lachen. Al was het maar dat kerken, zoals de Raad van Samenwerkende Kerken in Voorschoten, het 50 jaar met elkaar uithouden’.
Gudde begon zijn verhaal met enkele verhalen. ‘Op het kantoor van de landelijke scriba van de PKN komt plotseling zijn secretaresse binnenrennen’, zo zei hij. “Ik heb goed nieuws en slecht nieuws!” roept ze. “Wat is het goede nieuws?”, vraagt de scriba. “Jezus is teruggekeerd op aarde. Hij hangt momenteel aan de telefoon!”, zegt ze enthousiast. “En wat is dan het slechte nieuws?” “Hij belt vanuit Rome!”
De grappen, zo zei hij, komen van de website 500jaarlachengierenbrullen.wordpress.com
Een website waarop de katholieke theoloog Hendro Munsterman en Jaap de Wit moppen verzamelden van katholieken over protestanten en andersom. Hun originele benadering van de herdenking van 500 jaar reformatie leverde tientallen grappen op. Het is overigens één van de weinige plaatsen waar het thema ‘oecumene’ en ‘lachen’ zijn uitgewerkt, aldus Gudde. ‘Blijkbaar is de combinatie lachen en oecumene niet heel voor de hand liggend’.
Is oecumene wel leuk?, vroeg Gudde zich af. ‘Er zullen mensen zijn bij wie het woord oecumene vooral teleurstelling oproept. Teleurstelling in ontwikkelingen die te langzaam gaan, teleurstelling over wat nog steeds niet mag. Teleurstelling over hoe gescheiden de kerkelijke gemeenschappen nog zijn. Toch is er een grote vreugde in de oecumene. Iets waar je echt blij van kan worden: Het inzicht dat we veel meer gemeen hebben met elkaar, dan wat ons scheidt’.
De voorzitter noemde in Voorschoten diverse vreugdevolle ontwikkelingen. ‘De oecumenische wijze waarop 500 jaar reformatie het afgelopen jaar is herdacht doet in weinig meer denken aan de tijd dat katholieken naar de katholieke bakker gingen en protestantse kinderen geen roomse vriendjes hadden. De oecumenische viering van de Protestantse kerk in Nederland in de Utrechtse Dom op hervormingsdag waarin een rooms-katholieke bisschop mee voorging, en de Oecumenische Vesperdienst op Willibrordzondag die bisschop Van den Hende initieerde en waarin de scriba van de Protestantse kerk de overweging verzorgde, laten zien hoe ver we al gekomen zijn’.
Dirk Gudde schilderde een ontwikkeling van de oecumene, waarin er steeds meer aandacht is voor de oecumene van het hart en het persoonlijke engagement van mensen. ‘Hoe meer oecumene persoonlijke ontmoeting wordt en een gezamenlijke zoektocht, hoe meer er gelachen kan worden om elkaar en om onszelf. En hoe meer we ook onszelf leren kennen, en hoe meer ons geloof kan groeien’, aldus Gudde.
Dirk Gudde refereerde aan Frank Bosman. Bosman schreef een boekje over humor: ‘God houdt wel van een geintje. KIeine theologie van de humor’. Hij haalt daarin ook figuren aan uit de kerkgeschiedenis. Hij schreef onder meer over Ephraïm de Syriër (306-373), die kritisch keek naar de relativerende lach: “De lach is het begin van de vernietiging van de ziel.(…) O, monnik, als je zoiets merkt, dan weet je dat je bent aangekomen in de diepste regionen van de hel. Stop niet met bidden tot God. Hij kan je misschien nog redden van de ondergang (…). De lach verbant de deugden, verdringt de gedachten aan de dood en de meditatie over de hellestraffen. O Heer, verban de lach van mij en schenk mij tranen en treurnissen”.
Hoe anders de filosoof Sören Kierkegaard (1813 – 1855), aldus Dirk Gudde, die wel liet merken dat hij zich bij een dergelijke redenering ook persoonlijk thuisvoelt: “Religieuze mensen, in het bijzonder Christenen, hebben een gevoel voor humor nodig om te kunnen leven met onbegrijpelijkheden als de Incarnatie en de Triniteit”.
Eerder dan Frank Bosman schreef ook de theoloog en predikant Okke Jager een boekje over humor: ‘De humor van de bijbel’. ‘Wanneer wij ons er goed in verdiepen hoe wij God kennen in Jezus Christus, dan zit daar zo iets ontzaglijk vrolijks in, dat wij de hele dag, om zo te zeggen, een binnenpretje hebben’.
Gudde sloot zijn analyse af met onder meer de volgende woorden: ‘Valt er nog wat te lachen in de oecumene? Je kunt het ook omdraaien: Valt er wel serieus aan oecumene te werken als wij niet kunnen lachen om onze verschillen’.