De nieuwe ‘De Eerste Dag’ is verschenen. De jaarorde van het oecumenisch leesrooster geeft een handreiking bij de winterperiode van 2018, die inzet met advent. De uitgave is mooi op tijd, en kan voor 14,99 euro worden verkregen bij abonnementen@boekencentrum.nl
De redactie van ‘De Eerste Dag’ is verbonden met de Raad van Kerken. Toch kan je niet zeggen dat er een sterke inhoudelijke verbinding is. Die is er natuurlijk wel in het gebruik van het oecumenisch leesrooster, dat als basis dient voor de indeling. Maar als je de inhoud doorbladert, worden allerlei mogelijkheden om te verwijzen naar bijvoorbeeld het kernthema van de georganiseerde oecumene ‘de pelgrimage van gerechtigheid en vrede’ niet ingekleurd. Misschien is dat ook wat overvragen trouwens als we praten over een toerustingsblad voor plaatselijke gemeenten en kindernevendiensten en is juist de naïviteit van de toepassing en de associatie wel de kracht van de uitgave.
Op het rooster van 18 februari 2018 staat bijvoorbeeld de tekst uit Marcus, dat Jezus ‘terstond’ na zijn doop naar de woestijn ging. ‘De Geest dreef hem terstond weg, naar de woestijn’, zegt Marcus. Het leesrooster zegt: ‘Waarom? Door die te noemen roept de verteller bij ons wakker wat het oude Israël en de profeten hebben meegemaakt, zodat wij Jezus kunnen verbinden met de geschiedenis van God met de mensen van oudsher’. Het is precies die verbinding met het volk Israël in het Oude Testament, waar de pelgrimage zijn wortels vindt. Zoals het volk ooit veertig jaar door de woestijn zwierf, zo verblijft Jezus veertig dagen in de woestijn. En die woestijnervaring van Israël, zegt het boek Raven, is de bakermat van de cultuur, de religie en de ethiek van het joodse volk. De pelgrimage van gerechtigheid en vrede spiegelt zich graag in die periode van Israël.
Het materiaal op Epifanie gaat over de wijzen uit het oosten (Matt. 2). De tekst legt de link naar de heidenen die mede-erfgenamen zijn van de beloften van Israël. En vervolgens speelt de auteur met het besef dat de magiërs uit het oosten komen en de vreemdelingen vertegenwoordigen; maar tegelijk is er het besef, dat ze niet wijzer worden van de sterren, maar pas de woonplaats van de nieuwe koning weten te vinden, als de schriften opengaan die Bethlehem als plaats van de verschijning aanwijzen. Zo blijft de bron van leven voor de vreemdeling (in het Latijn: peregrinus) het woord van God.
Veel voorgangers en leiders van kindernevendiensten zullen de worsteling kennen om met Kerst frisse invalshoeken te kiezen. In De Eerste Dag staat onder meer een gedichtje van Cees Buddingh, bedoeld als inspiratie voor het eigen verhaal van de Bijbel:
Naar aanleiding van een oud fotootje
Dat gekke ventje op die vacht ben ik.
Mijn moeder heeft me er zelf zo neergelegd,
met die vreemd opgekamde kievitskuif.
Maar ik kijk wel angstig intelligent.
Dat klopt natuurlijk, want de meeste mensen
zijn kort na hun geboorte ’t allerslimst.
Vraag maar eens honderd fotootjes van babies,
en zie dan wat er later van ze werd.
Ik heb alleen maar schrijver willen worden.
Dat kan in ons land nauwelijks, dus heb ik
veel tijd met slavenwerk moeten verdoen.
’t Heeft iets van de krankzinnigheid van een Scott
of Shackleton: je kan lui in ’t zonnetje liggen,
en moet zo nodig naar de Zuidpool toe.
(uit: De eerste 60. Amsterdam, 1978)