Yosé Höhne – Sparborth is in augustus op bezoek in Irak. Ze vertelt hier over enkele vieringen die ze meemaakte en over haar indrukken van de veranderingen die zich voltrekken.
In Iraaks Koerdistan breken ze de tenten weer op. Men was in augustus 2014 ‘s nacht massaal weggevluchten vanuit drie christelijke dorpen rondom Mosul. De stad Mosul zelf had al eerder een uittocht meegemaakt. De moslims die bleven kregen het zwaar te verduren. Iraaks Koerdistan ontving sinds 1991 in totaal 6 miljoen vluchtelingen en ontheemden uit Irak en Syrië. Dat is veel, zeker als je je realiseert dat de bevolking zelf 3 miljoen inwoners telt.
De eerste vluchtelingen waren in januari 2017 hun dorpen weer gaan verkennen, toen die bevrijd waren van ISIS. Dat was schrikken. Ze leefden nog met de herinneringen aan hun mooie, goed ingerichte huizen. Ze leefden ooit in welvarende dorpen in een welvarend land. Maar nu waren alle huizen volledig leeggeroofd, ernstig vervuild, met veel beschadigingen; een deel was onbewoonbaar. Sindsdien zijn er tochten naar de dorpen ondernomen om de boel schoon te maken. In september gaan de scholen weer beginnen. Ook de universiteit van Mosul wil weer starten. Het motto is: Schouders eronder. De meeste families willen daarom deze maand nog terugkeren. Ze gaan kamperen in het eigen huis en bouwen het langzaam weer op. De terugkeer is begonnen. Deze maand is een maand van vertrekken, terugkeren, twijfelen en vermoeid hopen.
Ik vierde onder deze omstandigheden diensten mee op drie verschillende plekken. In de kathedraal van Kirkuk was 11 augustus het feest van de eerste heilige communie. Het was een groot feest voor de kinderen. Parochie én ouders deden er alles aan om het goed voor te bereiden en om het zorgvuldig en geconcentreerd te laten verlopen. De ouders wilden vooral pronken met hun dochtertjes. Ze waren als bruidjes gekleed. Ze boksten qua uiterlijk tegen elkaar op, zo leek het. Deze pronkbruidjes waren overigens niet eens zelf de eerste-communicanten. De pronkbruidjes waren hun jongere zusjes op het feest. De parochie had de echte feestelingen in bijna dezelfde witte acolieten-kleding gestoken. Er was weinig verschil tussen de jongens en de meisjes. De jongetjes droegen een capuchon, de meisjes een sluiertje. Maar verder waren ze gelijk gekleed. Het leek een gemeenschapsstatement tegenover de ouderlijke pronkzucht en te vroege feminine socialisatie.
De Chaldeeuwse ritus was een gemeenschapsgebeuren. Tussen priesters, diakens en volk was er een bijna voortdurende ritmische dialoog in zang en reciteren. Waar maar mogelijk werden meisjes gelijk ingezet als jongens. De hele viering drukte gezamenlijkheid uit, zoals men ook drie jaar lang gezamenlijk de zware last droeg van ontheemd zijn en ontheemden onderdak bieden. De 7000 gelovigen van dit bisdom zorgden voor 4000 ontheemden.
In deze viering stond centraal, dat de kinderen van deze leeftijd volledig mogen meedoen in het vieren van het grote geheim van Gods volk onderweg. Aartsbisschop Yousif Thomas MIrkis lichtte dat geheim nog eens toe met het tweede deel van het Onze Vader. ‘We bidden in het Onze Vader dat God ons het brood mag geven voor die dag. We bidden God niet om ons een grote voorraad te schenken, onze schuren vol voor jaren. We bidden voor het brood van deze ene dag. Als wij te veel verzamelen, zijn er anderen die tekort hebben. Het geheim dat wij mensen rond Jezus vieren is, dat we het brood delen met elkaar en met allen. Dat we ons leven delen met elkaar. We delen ons leven en ons land met alle mensen die hier leven’.
‘En we bidden God om vergeving van onze zonden, zoals ook wij elkaar vergeven. Sommigen van jullie gaan straks weer terug naar huis. Dat huis ziet er niet meer mooi uit. De komende tijd moeten we elkaar leren om niet wraak te nemen. We moeten opnieuw leren om brood en leven te delen met allen waarmee we in dit land wonen. Als christenen zijn we geroepen om te vergeven, en vooral om aan verzoening te werken. Deze fafel waar Jezus ons uitnodigt, is een tafel van verzoenen. En jullie mogen vandaag voor het eerst meedoen, en met jullie ouders deze weg leren gaan. Dat het een goede tocht mag worden’.
Deze Chaldeeuws katholieke gemeenschap heeft drie jaar lang met grote inspanning de Syrisch katholieken uit Caracosh opgevangen. Hun kinderen deelden dit grote kinderfeest. De Syrisch katholieken gaan weer terug naar hun eigen gemeenschap, die opnieuw zal moeten worden opgebouwd. Iedereen weet dat ook die gemeenschap weer opbouwen niet makkelijk zal zijn, waarschijnlijk moeilijker dan het huis weer bewoonbaar maken.
Op 8 augustus vierde ik mee in Sulaymaniyah, in het klooster Maria Maagd, waar drie leden van de Syrische Mar Musa gemeenschap als ballingen leven, omdat voor hen Syrië te gevaarlijk is geworden. Twee als niet-Syriërs, één als voormalig gevangene eerst van Assad, later van ISIS. In hun klooster leven al drie jaar lang 150 ontheemden mee. Ook die gaan deze maand opbreken.
De kapel was gereed gemaakt voor een feestelijke afsluiting van vier weken zomerprogramma voor de kinderen. Maar de stroom viel weg, daarmee de ventilatie in deze hete maand. Binnen vijf minuten waren alle meubels in de kloostertuin gezet en werd daar de eucharistieviering gehouden. Men had de Syrisch katholieke bisschop van Mosul, Petros Mouche, uitgenodigd, om hen uit te nodigen tot de terugkeer naar huis, en hen moed in te spreken. Enkele vrouwen hadden hard gewerkt om zich in hun lokale traditionele kleding te kunnen steken: een lange doek met veel borduurwerk. De trots van de eigen regio was zichtbaar. Na de viering opende de bisschop de tentoonstelling van alle creatieve handarbeid en tekenwerk dat in dat zomerprogramma was verricht. Aansluitend was er een uur waarin de kinderen in groepen al hun theaterwerk van die weken lieten zien. Allerlei bekende liederen werden in scene omgezet, en ook hier was niet gespaard aan handwerk: veel aandacht voor kostuums bij de theaters.
Het geheel had ook het karakter van afscheid. Vieren van de plek waar ze onderdak hadden gekregen, waar ze min of meer een nieuwe gemeenschap hadden opgebouwd. Pater Jens, de prior, sprak de hoop uit dat ze meenemen voor de weg van wederopbouw, wat ze hier samen leerden.
Een deel van deze gemeenschap was twee dagen eerder, toen de lezing van Tabor uitstond, naar het gebruik van de Syrische orde van Mar Musa de bergen ingetrokken, om daar in een kleine vallei met relatief stevige bomen, de gedaanteverandering te vieren. Ook daar werd gerefereerd aan de aanstaande terugkeer. ‘Het was goed toeven hier, maar ze moesten wel weer de berg af, het gewone leven in. Zich inlaten op de moeilijkheden, en door de goede ervaring zich gesterkt weten’.
We vierden in een kring, zittend op de vele stenen die er in die bergen en valleien liggen. De twee paters onder een grote overhangende boomtak, zittend op twee platte stenen, vóór hen op de grond een mooi tafelkleed uitgespreid waarop kelk en pateen. Eten zoals in de dorpen van deze hele regio wordt gegeten: zittend op de grond. Op de wijze van deze streek de maaltijd des Heren vieren.
Het waren drie zeldzame momenten van troost, bemoediging, uitdaging, hoop geven. Volwassenen en kinderen in hetzelfde schuitje, grote onzekerheid voor de toekomst maar hoop glorend aan de horizon.
Het hele Iraakse volk heeft veel achter de kiezen. Het volk is taai. Sommigen is de moeheid aan te zien, maar er is een rustige vastberadenheid om deze weg nu te gaan. Ze weten al wel waar ze aan toe zijn. Ze hopen dat het samen kan. Er zijn al christenen teruggekeerd naar Mosul die door hun moslimburen werden ontvangen, die zolang op hun spullen hadden gepast (auto, woning). Anderen zullen buren vinden die hen vermoedelijk hebben verraden. Van veel zijden zijn sinds 1991 te grote fouten gemaakt.
In de woorden van bisschop Mirkis: ‘Alleen samen kunnen we hier overleven. Zoals we dat altijd hebben gedaan. En vergeven. Wie dat niet kan, moet zich geen christen noemen. Ook dat moeten de kinderen al leren als ze de eerste communie doen. Dat we zelf zondaars zijn, dat we daarom kunnen vergeven. Samen een weg gaan van hoop naar de toekomst’.
Yosé Höhne-Sparborth
Foto’s: Impressies van Yosé Höhne-Sparborth in Irak