Het is misschien van deze tijd, dat de secularisatie zich in Nederland publiek sterk profileert, de aanzetten van een minder prominente plaats voor de kerk in de samenleving vind je veel eerder. Als je de zandsculpturen bekijkt die de gemeente Noordoostpolder bij het Kuinderbos heeft laten plaatsen, kom je het onverwacht tegen. De organisatie die de zandsculpturen heeft laten plaatsen, geeft als toelichting bij één van de reliëfs: ‘Als middelpunt van de polder is de Poldertoren neergezet. Deze toren is geen kerktoren maar een watertoren als symbool van gelijkheid en gezamenlijk belang’.
Je realiseert je ineens dat de kerk die rol van ‘eenheid’ en ‘gemeenschappelijkheid’ niet wist in te vullen. De watertoren was meer beeld van eenheid, dan de kerken. En onwillekeurig vermenigvuldigen zich je gedachten: Als in die tijd, twee, drie generaties terug, het profetisch inzicht zich nou eens wat sterker had weten te vermengen met de pioniersgeest, wat zou er dan gebeurd zijn?
Ds. Jan Aalbers, één van de eerste geestelijken in de polder, heeft over die tijd geschreven in zijn biografie. Aalbers werd predikant in 1954 in Bant, en heeft zich altijd predikant voor de hele polder gevoeld. Het boek is interessant, omdat de biografie van de betreffende dominee min of meer een doorkijkje geeft op twee zaken die nog steeds relevant zijn: Hij is de belichaming van de oecumene in zijn tijd (met later onder meer zijn functie als secretaris van de Deputaten Samen op Weg) en hij is – zeker in die poldertijd – een pionier in een pionierssituatie.
Kerktorens
De oecumenische ontwikkelingen in Nederland, zo maakt hij duidelijk, stonden nog in hun kinderschoenen. De Noordoostpolder werd ontgonnen met het idee dat er voor iedere denominatie ruimte moest zijn in een dorp. Anne Vondeling heeft later voorgesteld om de volgende polder niet meer zo verkruimeld en verzuild op te zetten; hij deed een voorstel om de denominaties in een concrete dorpskern onder te brengen, zodat tenminste met één kerkgebouw zou kunnen worden volstaan. Dat voorstel haalde het overigens niet. En in de Noordoostpolder, die al in 1940 droogviel, kregen alle confessies een eigen kerkgebouw in elk dorp. In de stedenbouwkundige ontwerpen voor de nieuwe dorpen in de polder werd uitgegaan van minstens de driedeling hervormd, gereformeerd en rooms-katholiek. In Bant (waar je deze zomer de zandsculpturen kunt bezoeken en waar Jan Aalbers de eerste dominee was) kreeg elk van deze drie denominaties een eigen gebouw. Maar niet iedereen kreeg ook een toren; er waren grenzen. De rooms-katholieke kerk kreeg de toren, waarvan de kosten door het rijk werden betaald.
Prof. Henk Berkhof, ooit voorzitter van de Raad van Kerken in Nederland, zei eens dat je de oecumenische ontwikkeling in Nederland kon aflezen uit het aantal kerktorens in de IJsselmeerpolders. De Noordoostpolder had eerst nog bijna steeds drie gebouwen. In Oostelijk Flevoland ging het al in de richting van twee. En in Zuidelijk Flevoland met Zeewolde en de drie Almeres is het steeds één gebouw met dankzij de druk van burgemeester Han Lammers ook steeds één toren voor protestant en rooms-katholiek samen; vertelt Jan Aalbers in zijn biografie.
Pionier
Jan Aalbers laat zien hoezeer hij zich pionier voelde. De omstandigheden in de polders boden volop ruimte voor een pioniersgeest. ‘Ik heb dat pionieren altijd een groot voorrecht gevonden’, memoreert de dominee. Al merkte de voorganger tegelijk het verschil tussen de pionier die hijzelf als geestelijke was en de houding van gemeenteleden, die naast hun drukke werkzaamheden in een kerk kwamen waar ze niet per definitie op de inzichten van de dominee zaten te wachten. Een kerkenraadslid zou later tegen Aalbers verklaren: ‘We hadden eigenlijk maar één ding tegen je, je was ons een jaar of vijftien voor’.
De gemeente bestond voornamelijk uit mensen onder de vijftig jaar. De gemeenteleden kwamen van alle windstreken. Je merkte dat in de gesprekken. Op de kerkenraad zei een Fries: ‘U preekt bij de voorbereiding van het Avondmaal nogal nodigend’. Aalbers zelf vond dat nodig omdat hij van de Veluwe kwam, waar veel avondmaalsmijding voorkwam. De Friese ouderling legde uit: ‘Bij ons hoeft dat niet, wij gaan vanzelfsprekend’. Een ouderling van Walcheren herkende de terughoudendheid wel: ‘Bij ons moeten we wat extra genodigd worden’.
De oecumene kreeg slechts zeer aarzelend invulling. Aalbers schrijft: ‘Met de rooms-katholieken was er kerkelijk geen contact. Bij de opening van onze kerkgebouwen waren we vertegenwoordigd. Voor mij was het boeiend om voor het eerst een katholieke kerkwijding mee te maken. In de ochtend ging de bisschop van Groningen, monsigneur Nierman, met wijwater rond de buitenmuren van de kerk. In de dienst binnen in de kerk schreef de bisschop onder andere het Griekse alfabet met zijn staf in het witte zand dat op de kerkvloer was gestrooid’.
Alsnog één kerk
Een bijzonder detail is dat de kerken in Bant inmiddels door de ontvolking en de secularisatie kleiner geworden zijn. Er zijn geen landarbeiders meer. En de groei van de bevolking concentreert zich in een enkele plaats als Emmeloord. De middenstand is grotendeels verdwenen uit de dorpjes. De kerkelijke gebouwen zijn te groot voor de kleinere geloofsgemeenschappen. Hervormd en gereformeerd is in Bant samengegaan. De rooms-katholieken hebben een streekgemeente vanuit Creil. De hervormden en gereformeerden hebben daarop samen besloten om de leegstaande rooms-katholieke kerk te kopen. Ze hebben het karakter zoveel mogelijk in stand gehouden. Zelfs het oude altaar, zonder de relieken overigens, is nog te vinden achter in de absis. De kerk heeft naast een functie voor de eredienst ook een plek in het dorpsleven als gemeenschapscentrum.
Zo staat de oorspronkelijke rooms-katholieke kerk alsnog symbool voor de eenheid die in de pioniersfase van de polder weliswaar in het maatschappelijk leven voorhanden was, maar in de kerken nog geen gestalte wist aan te nemen. De zandsculpturen in het Kuinderbos laten dat zien. De eenheid wordt gesymboliseerd door een watertoren. En van het kerkelijk leven is slechts een zandsculptuur aanwezig van één van de kerken op het oude eiland Schokland. Niet met de bedoeling het kerkelijk leven in zijn eenheid te verbeelden, maar met het idee dat het eiland geen eiland meer is. Wie wegrijdt bij de sculpturen, waarvan het startpunt in de gemeente Bant ligt, en een willekeurig dorp als Luttelgeest inrijdt, ziet dat de huidige rooms-katholieke kerk er in de verkoop is, nadat eerder de hervormden en de gereformeerden zich hebben samengevoegd en één van hun kerkgebouwen al eerder in de verkoop deden. En opnieuw voel je die gedachte opkomen: Als nu eens pioniersgeest en oecumenische spirit zich wisten te verbinden, wat zou er dan allemaal mogelijk zijn?
Foto’s:
1. De eensgezindheid onder de pioniers
2. De watertoren in Emmeloord
3. De kerk op Schokland
4. De rooms-katholieke kerk van Luttelgeest