Week van Gebed 2018: Introductie thema

Recht door zee

Gods rechterhand leidde het volk Israël recht door zee. Daarmee deed God het volk recht, dat jarenlang onderdrukt was door de Egyptenaren. In Exodus 15 lezen we een lied dat Mozes samen met de Israëlieten hierover zong. Het lied is het uitgangspunt voor het materiaal van de Week van Gebed voor de Eenheid 2018, dit jaar verzorgt door de gezamenlijke kerken uit het Caribisch gebied.

Gods rechterhand
In het lied uit Exodus 15 wordt gezongen over hoe ontzagwekkend krachtig Gods rechterhand is. Het volk van Israël zag hoe Gods hand in actie kwam en hen recht door zee leidde. Het was Gods rechterhand die Israël bevrijdde uit slavernij. Geen mens hield voor mogelijk dat de zee zou splijten. Maar God maakte een krachtig statement, het was genoeg geweest. God schakelde de vijand uit.

Uw rechterhand, HEER, ontzagwekkend in kracht
Exodus 15 vers 6a, Nieuwe Bijbelvertaling [aangepast]

Het verhaal over de bevrijding van het volk van God, is zeer aansprekend voor de Caribische christenen. Tegenwoordig zien de Caribische christenen uit veel verschillende tradities de hand van God actief in het beëindigen van de slavernij. De reddende daad van God die vrijheid brengt, is een samenbindende ervaring. Daarom is het lied van Mozes en Mirjam (Exodus 15 vers 1 – 21)  de meest voor de hand liggende keus voor het thema van de Week van Gebed 2018. Het is een lied van de overwinning op de onderdrukking. Het thema is opgenomen in het lied De rechterhand van God, geschreven in een workshop van de Caribische Raad van Kerken in augustus 1981. Het is het ‘lijflied’ van de oecumenische beweging in de regio en vertaald in verschillende talen. Ter gelegenheid van de Week van Gebed is het lied ook vertaald naar het Nederlands.

Zoals de Israëlieten hun lied hebben, zo hebben de mensen op de Cariben hun lied van overwinning en vrijheid. Het is een lied dat hen met elkaar verbindt.

Tegenwoordig zijn er nieuwe bedreigingen die mensen in slavernij brengen en wordt de menselijke waardigheid, geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God, opnieuw in gevaar gebracht. Hoewel de menselijke waardigheid onontvreemdbaar is, wordt het dikwijls verduisterd door persoonlijke en sociale misstappen. In onze gevallen wereld ontbreekt het te vaak aan rechtvaardigheid en inlevingsvermogen in onze sociale contacten. Armoede, geweld, onrechtvaardigheid, drugsverslaving en pornografie  en de pijn, het verdriet en de angst die daaruit volgt, zorgt ervoor dat de menselijke waardigheid in het geding komt.

Veel van de huidige uitdagingen zijn de erfenis van het koloniale verleden en de slavenhandel. Het gewonde collectieve bewustzijn komt tegenwoordig tot uiting in sociale problemen die te maken hebben met een laag zelfbeeld, met huiselijk geweld en verscheurde familierelaties.

Hoewel het een erfenis uit het verleden is, wordt dit verergerd door de huidige werkelijkheid die velen karakteriseren als neokolonialisme. Onder de bestaande omstandigheden is het voor velen in dit gebied bijna onmogelijk zichzelf aan armoede en schulden te onttrekken. Sterker nog, op veel plaatsen is er een overgebleven, gelegitimeerd systeem dat discriminatie in stand houdt.

De rechterhand van God die het volk Israël uit de slavernij haalde, gaf telkens hoop en moed aan de Israëlieten. Zo geeft het ook nog steeds hoop aan de christenen van de Cariben: ze zijn geen slachtoffer van de omstandigheden. Als getuigen van deze gezamenlijke hoop werken de kerken samen om aan alle mensen uit het gebied hulp te verlenen, maar vooral aan de meest kwetsbare en genegeerde mensen.

Het lied zegt het zo: ‘de rechterhand van God plant in ons land zaden van vrijheid, hoop en liefde.’

Het Caribische gebied
De Cariben dragen de naam van één van de inheemse bevolkingsgroepen – het Kalingovolk, dat vroeger Cariben werd genoemd. De werkelijkheid in het huidige Caribisch gebied is complex. Het uitgestrekte gebied omvat zowel eilanden als grondgebied op het vaste land. Het bevat een rijke diversiteit aan bevolkingsgroepen, talen en godsdienstige tradities. De politieke werkelijkheid is eveneens complex door de verscheidenheid aan bestuursvormen die een gevolg zijn van de diverse koloniale overheersingen. (Engels, Nederlands, Frans en Amerikaans.)

Het koloniale verleden met zijn onmenselijke uitbuiting heeft diepe sporen nagelaten in het huidige Caribisch gebied. De kolonisten gebruikten beestachtige methodes door mensen te verhandelden en te dwingen tot werk uit puur winstbejag. Deze praktijken zorgden er voor dat de inheemse bevolking in slavernij terecht kwam, gedecimeerd werd en in sommige gevallen werd uitgeroeid.

Daarna werden mensen uit Afrika geïmporteerd en tot slaaf gemaakt en werden mensen uit India en China ‘gecontracteerd’. Iedere keer weer poogde het koloniale systeem de onderworpen mensen hun  onvervreemdbare rechten te ontnemen: hun identiteit, hun menselijke waardigheid, hun vrijheid en hun recht op zelfbeschikking. Het tot slaaf maken van Afrikaanse mensen hield niet eenvoudigweg het vervoeren van werkkrachten van de ene naar de andere plaats in, maar het maakte de mens tot koopwaar, het bezit van een ander, wat een belediging is van de door God gegeven menselijke waardigheid. Door de acceptatie van de tot slaaf gemaakte mens als bezit, ontstonden er praktijken die de verdere ontmenselijking van de Afrikaner bevorderden. Daarbij inbegrepen was de ontkenning van het recht op de eigen cultuur en godsdienst en de ontkenning van het recht om te trouwen en het hebben van een eigen gezin.

Jammer genoeg was de christelijke zending in dit gebied nauw verbonden met deze onmenselijke praktijken, enkele uitzonderingen daargelaten. Zij praatten het systeem goed en versterkten het gedurende vijfhonderd jaar kolonialisme en slavernij. Degenen die de Bijbel naar deze streken brachten, gebruikten de Schrift ook om de onderdrukking van een geknecht volk te onderbouwen. In handen van degenen die in slavernij gebracht waren, werd de Bijbel echter een bron van inspiratie, een zeker weten dat God aan hun kant stond en dat God hen zou leiden naar de vrijheid.

Bijbelse – pastorale bezinning op de tekst (Exodus 15 vers 1 – 21 )
Het boek Exodus neemt ons mee door drie periodes: De Israëlieten in Egypte (1 vers 1 – 15 vers 21); de tocht door de woestijn (15 vers 22 – 18 vers 27) en de ervaring op de Sinaï (19 – 40). Het gekozen gedeelte het ‘lied bij de zee’ door Mozes en Mirjam beschrijft de gebeurtenissen die leidden tot de verlossing van het volk van God uit de slavernij. Het sluit het eerste deel af.

“Dit is mijn God, en ik zal Hem loven” (15 vers 2)

De verzen 1-3 van hoofdstuk 15 benadrukken Gods lof: “Ik wil zingen voor de HEER, zijn macht en majesteit zijn groot! Paarden en ruiters wierp hij in zee. De HEER is mijn sterkte, hij is mijn beschermer, de HEER kwam mij te hulp. Hij is mijn God, hem wil ik eren, de God van mijn vader, hem loof en prijs ik. Zijn naam is HEER, hij is een krijgsheld.” In dit lied, onder leiding van Mozes en Mirjam, bezingen de Israëlieten de lof van de God die hen heeft bevrijd. Ze beseffen dat het Gods plan is om de mensen vrij te maken. Geen kracht – zelfs niet Farao’s wagens, leger en getrainde militairen – kon de wil van God dat zijn volk vrij zou zijn, frustreren. In deze vreugdevolle lofkreet kunnen christenen uit verschillende tradities zich herkennen en beamen dat God de Redder is van ons allen. Door de redding die Hij brengt, erkennen wij dat Hij onze God is en dat wij Zijn volk zijn.

“Uw hand, HEER, ontzagwekkend in kracht, uw hand, HEER, verplettert de vijand.” (15 vers 6)

De bevrijding en de verlossing van Gods volk komt door de kracht van God. De rechterhand van God kan worden gezien als Gods overwinning op zijn tegenstanders, maar ook als de niet-aflatende bescherming van zijn volk. God hoort de roep om hulp van Zijn volk en zal niet toestaan dat mensen omkomen omdat Hij de God is van het leven. Hij heeft macht over de wind en over de zee en God toont dat het Zijn wil is om leven te behouden en geweld te vernietigen. (Exodus 15 vers 10: “Maar u blies, uw adem waaide en de zee bedekte hen, zij kwamen om in het ontzagwekkende water, ze zonken weg als lood.”) Door de verlossing uit de slavernij kon het Israëlitische volk Gods goedertierenheid herkennen. De bevrijding uit de slavernij bracht hoop en een belofte voor de mensen: hoop omdat er een nieuwe dag was aangebroken waarin het volk God vrijelijk kon aanbidden en ze hun doel konden bereiken. Het was ook een belofte: God zou hen begeleiden tijdens hun reis en niets kon het plan dat God met hen had, vernietigen!

Heeft God geweld gebruikt om het geweld tegen te gaan?

Sommige kerkvaders hebben het verhaal geïnterpreteerd als een metafoor voor het geestelijk leven. Augustinus heeft er op gewezen dat op de vijand, die in de zee omkwam – de Egyptenaren – niet als volk moet worden gezien, maar als een metafoor van (onze) zonde. “Onze donkere kant wordt door onreine geesten bereden, zoals een ruiter zijn paard berijdt. Al onze zonden uit het verleden weet je, die op ons drukken, zijn verdronken en uitgewist door de doop.”

Dat is de reden waarom Augustinus ze ‘duisternis’ noemt. Wij zijn verlost van de zonde door de doop, als de doortocht door de Rode Zee en geheiligd door het bloed van de gekruisigde Heer. Augustinus zag het verhaal als een stimulans voor christenen om te blijven hopen in plaats van te wanhopen. Voor Augustinus is de doop de belangrijkste gebeurtenis bij het identificeren van elk persoon als lid van het Lichaam van Christus. Hij trekt een parallel tussen de voor Israël vrijmakende doorgang door de Rode Zee en die van de christenen in de doop. Beide trajecten vormen een gezamenlijk en aanbiddend samenspel. Israël roemde de reddende hand van God in het overwinningslied van Miriam en Mozes en de verlossing uit de slavernij vormde de Israëlieten tot leden van het ene volk van God.

Eenheid

Exodus 15 laat ons zien dat de weg naar eenheid vaak door middel van een gemeenschappelijke ervaring van lijden gaat. De bevrijding uit de slavernij werd voor de Israëlieten een fundamentele gebeurtenis die hen tot volk maakte. Voor christenen vormt de doop de opmaat naar het  Paas-mysterie. Bevrijding en/of verlossing zijn een initiatief van God, God gebruikt ons – mensen – om Zijn doel en plan voor de verlossing van Zijn volk te realiseren. Christenen ontvangen door de doop het teken van Gods verzoening, maar onze eigen verdeeldheid belemmert ons om te getuigen in een wereld die hunkert naar Gods genezende en bevrijdende aanwezigheid.