De Syrisch-Orthodoxe Kerk is meer dan andere Nederlandse kerken gewend aan ‘tegendraads’ geloven. In verschillende landen behoren de leden tot een minderheid. Ze zijn daardoor gewend om de traditie door te geven onder lastige omstandigheden.
Zo werd er in de werkgroep Vieren op 22 maart gereflecteerd op een bezoek van een kleine delegatie die te gast was bij de Syrisch-Orthodoxe Kerk in Hengelo. Tijdens de laatste vergadering werd de orthodoxe benadering van de liturgie verder besproken. Doel is uiteindelijk om de kennis van het orthodoxe christendom in Nederland in de breedte van de kerken te vergroten.
Men had zich verwonderd over de grote toeloop van mensen in de kerk. Hele gezinnen van jong tot oud waren aanwezig in de kerkdienst. Het zat stampvol in de kerk waar zo’n driehonderd mensen in kunnen. Natuurlijk heeft het te maken met de etnische saamhorigheid van de betrokken christenen. En ook het feit dat er na de dienst werd stil gestaan bij iemand die een jaar geleden was overleden; de betrokken familie had daarvoor een maaltijd laten klaarmaken en vele gasten schikten aan. Al die zaken dragen bij aan een groot bezoekersaantal. Maar, zo reflecteerde de werkgroep Vieren, het heeft ook te maken met de standvastigheid van de Syrisch-Orthodoxen en de zorgvuldigheid waarmee ze de eigen traditie overdragen aan een nieuwe generatie. Je merkt het aan de lessen die kinderen krijgen in het Oud-Syrisch, het Aramees, dat men gebruikt voor de liturgie. Ze krijgen daarin al jong onderricht, zodat ze de liturgische teksten kunnen begrijpen.
Als je als christenen van een andere kerkelijke denominatie een Syrisch-Orthodoxe dienst bezoekt zijn er allerlei ervaringen van herkenning en van verwondering. Je merkt dat de tijdsbeleving heel anders is. Wanneer de dienst om 9.30 uur begint, komen mensen binnen van 9.30 uur tot 10.30 uur, ook mensen die een plek innemen op het liturgisch centrum. De hele dienst duurt maar zo twee uur, tweeëneenhalf uur. De mannen en de vrouwen hebben een eigen plek in het kerkgebouw. En de op bezoek zijnde predikant van de werkgroep Vieren werd royaal uitgenodigd om in toga (als hij die bij zich zou hebben gehad) mee te doen met de gebeden in het liturgisch centrum.
Het is moeilijk voor buitenstaanders om de liturgie precies te volgen, ook al heb je een soort ‘spoorboekje’ bij de hand waarin de liturgische volgorde is aangegeven. Dat heeft te maken met de taal, het Aramees. Het heeft ook te maken met de vloeiende overgangen van liederen en gebeden, de verschillende herhalingen die als een soort mantra bepaalde teksten doen terugkeren. ‘Ik merkte dat de toonsoort mij als West-Europeaan niet helemaal eigen was; totdat ik wèl een bepaalde melodielijn herkende. Toen tikte iemand mij op de schouders en zei: ‘Dit is het Onze Vader’’, aldus één van de bezoekers. ‘Sommige onderdelen keerden zo vaak terug, dat ik ze op een gegeven ogenblik herkende als het aanspreken van de Heer of een Kyrie-roep’.
De eucharistie is vanzelfsprekend erg belangrijk in de viering. Het brood is een soort kruis met allerlei symbolen er op. Het wordt met wijn bestreken en zo komen lichaam en bloed weer samen. Ook worden stukjes afgebroken brood ondergedompeld in de wijn. Op allerlei manieren komt de passio tot uitdrukking. Uiteindelijk nuttigde deze keer alleen de priester; later werd uitgelegd dat de mensen alleen ter communie komen na een periode van persoonlijke voorbereiding met (vasten en) biechten.
Je merkte bij de bespreking in de werkgroep Vieren dat er ondanks de verwondering toch allerlei dwarsverbindingen zijn met eigen ervaringen van eucharistie en liturgie. Het is lange tijd gebruikelijk geweest, zowel in de oud-katholieke traditie als in de protestantse traditie, dat je bij deelname elders aan het sacrament van de eucharistie of het avondmaal, zelf een geschreven tekst meenam naar die andere parochie of gemeente, waar in stond dat je gemachtigd was te participeren.
De overweging was in de werkgroep Vieren aanleiding voor een enigszins filosofisch gesprek over de grenzen die men stelt aan deelname van liturgische onderdelen. Je ziet bij nagenoeg alle kerkelijke tradities dat men de heilige ruimte in beeld brengt, of zo je wilt, afgrenst. Eén van de deelnemers sprak over een logische ontwikkeling, nadat keizer Constantijn het christendom als staatsgodsdienst had geïntroduceerd. Voor de tijd van Constantijn was het een hele stap om christen te worden. Dat was de periode waarin de hekken als het ware intrinsiek in de overtuiging waren gegeven. Maar toen het christendom staatsgodsdienst werd, zag je een grote toename van christenen. Het waren niet alleen innerlijk overtuigde mensen, maar ook mensen die er maatschappelijk baat bij hadden zich aan te sluiten. Op zo’n moment zie je dat de behoefte aan ‘hekken’ toeneemt. Hetzelfde gebeurde in de Reformatie. Toen het gereformeerd protestantisme staatsgodsdienst werd en mensen omwille van een baantje gereformeerd werden, deed ook het onderscheid zijn intrede tussen ‘echte gelovigen’ en ‘randkerkelijken’, of hoe men die tweede groep ook maar wilde noemen.
De werkgroep Vieren heeft afgesproken een volgende keer verder te spreken over de indrukken. In aanwezigheid van een Syrisch-Orthodoxe priester wil men vervolgens de standaardliturgie (‘het spoorboekje’) bespreken en via onder meer deze website verder openleggen voor geïnteresseerde lezers. De basisboodschap is al wel duidelijk. Iemand van de werkgroep verwoordde: ‘Wees er op voorbereid dat je bij het deelnemen aan een orthodoxe dienst, al gauw het spoor bijster zult zijn. Je kunt eigenlijk niet veel anders doen dan je overgeven aan de liturgie. Je er in onderdompelen. En waarschijnlijk is dat ook de bedoeling’.
Archieffoto Raad van Kerken van Syrisch-Orthodoxe Kerk in Amsterdam