Er zijn wel veel mensen met een geloofsopvatting over eucharistie of avondmaal, maar op het moment dat de vragen en stellingen zich toespitsen op de verbondenheid van mensen zijn mensen die een enquête invullen minder stellig. Dat is de eerste indruk die ontstaat als je ziet hoe een testpanel van tachtig studenten een opgestelde enquête invult over eucharistie en avondmaal. Een feitelijk verantwoorde conclusie kan je het nog niet noemen. Daarvoor is de groep van respondenten te klein. Maar dr. Maarten Wisse en dr. Peter-Ben Smit waren vrijdag 24 maart niet flauw en deelden voorlopige resultaten mee van het onderzoek waaraan ze drie jaar werken over de vraag hoe eucharistie en avondmaal zich verhouden tot de verbinding van mensen onder elkaar.
Het hielp het betrokken publiek bij de Raad van Kerken in Amersfoort om zicht te krijgen op de aanpak en de mogelijke resultaten van het onderzoek. Door regressie-analyse, zoals Maarten Wisse het typeerde, kan je op gecontroleerde manier antwoorden van respondenten met elkaar verbinden en dat geeft – nu nog bij wijze van indicatie en later als de data voldoende omvang hebben met een sluitende bewijsvoering – spannende resultaten.
De studentenpopulatie van vooral protestantse en evangelische achtergrond laat bijvoorbeeld zien dat de beleving van avondmaal door 83 procent met dankbaarheid is verbonden en door slechts 36 procent met een offer. Op het moment dat 30 procent van de ondervraagde studenten het avondmaal niet met aanbidding verbindt en 72 procent wel met zonden zou je willen doorvragen, zo verwoordt Wisse de gevoelens die bij veel bezoekers leven. Maar het is eigen aan kwantitatief onderzoek, zoals dit, dat je wel belevingen registreert, maar geen verklaringen. Die moet je vanuit aanvullende argumentatie, duiding en eventueel kwalitatief onderzoek toevoegen.
De onderzoekers wisten het publiek wel te prikkelen, zeker toen ze naar relaties gingen zoeken tussen antwoorden op verschillende stellingen. Zo bleek bij het testpanel dat er nauwelijks een significante score was tussen mensen die Gods reddende daden in het sacrament ervaren en de onderlinge gevoelens van verbondenheid bij de viering van het sacrament. En waar sterke onderlinge gevoelens zijn van familie is er zelfs een negatieve relatie tot het idee dat het sacrament met delen te maken heeft.
Peter-Ben Smit gaf in de ontmoeting een algemeen beeld van eucharistie en avondmaal. Hij vertelde dat de onderzoekers van de VU ook geld krijgen voor hun onderzoek van NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek). Dat maakt duidelijk dat ook de overheid belang hecht aan de analyse van wat gemeenschapszin nu eigenlijk is en waar het ontstaat. Maaltijden worden als middel om gemeenschap te beleven breed herontdekt, vertelde Peter-Ben Smit. Hij illustreerde dat met een recente opmerking van Mark Rutte die aangaf dat hij om de Turkijecrisis te geslechten maar een keer met Erdogan zou moeten gaan eten. En hij refereerde aan een moslima die ooit zei: ‘Een kop koffie duurt veertig jaar’.
In de klassieke wereld was het Plutarchus die zei: ‘De tafel is een vriendenmaker’. En Peter-Ben vertelde van iemand die zei wel gegeten te hebben, maar geen maaltijd te hebben gebruikt, omdat er geen andere mensen aan tafel zaten. Een nieuwtestamenticus stelde dat Jezus is gedood omwille van zijn tafelmanieren. Hij at met bepaalde mensen en maakte zo een subversief statement.
Drs. Iris Speckmann, doopsgezind, was gevraagd om als coreferent kritisch op het verhaal in te gaan. Zij is zelf bezig met kwalitatief onderzoek naar de maaltijd. Zij noede het onderzoek een mooi sleepnet voor relevante indrukken en aanzetten van analyses. Maar voor haar zat de vragenlijst uiteindelijk dichter bij het hoofd dan bij het hart, terwijl het toch over beleving moet gaan. Oecumenisch kan je er ook vragen bij stellen, omdat het uitgaat van een situatie waarbij men deelneemt aan de maaltijd in een concrete parochie of gemeente. Maar zij noemde zichzelf daarin hybride en ziet dat vele mensen nu eens in een eigen gemeente meedoen met het sacrament en dan weer elders.
Ook dr. Hans Schaeffer, gereformeerd vrijgemaakt, was gevraagd om een reactie. Hij stelde dat je op allerlei niveaus mensen kunt bevragen, van normatief tot operationeel. En juist dat laatste, wat je wilt weten, is zo moeilijk te achterhalen. Ingevulde wens en praktische werkelijkheid kunnen erg verschillen. Hij vroeg ook door op de vraag wat men nu eigenlijk onder gemeenschap verstaat. Voor Peter-Ben Smit hebben sociale verbondenheid en religiuze verbondenheid met God altijd weer met elkaar te maken. Het zijn twee assen, zo zei hij, die je beiden nodig hebt. Schaeffer noemde dat idee van een avondmaalsgemeenschap een spannend beeld. Er zijn mensen die elkaar ontmoeten, die van nature helemaal geen verbinding met elkaar hoeven te hebben. Het is spannend te zien hoe ze het met elkaar uithouden en zich niet alleen in hun eigen bubbel organiseren.
Mgr. Joris Vercammen, die de discussie leidde, gaf de onderzoekers aan het einde de vraag wat er in de toekomst verwacht mag worden van het onderzoek. Er is aan de ene kant behoefte, zo maakten Wisse en Smit duidelijk, aan mensen die de databank verder willen vullen. Hoe meer mensen meedoen, hoe betrouwbaarder de resultaten. Tegelijk bieden de wetenschappers het instrument aan de kerken aan. Daarom hebben ze de tussenstand van zaken niet aan de VU gepresenteerd maar bij de Raad van Kerken. De kerken kunnen hun voordeel doen met de vragenlijst. Je kan de onderzoekers vragen je eigen gemeente of parochie bij het onderzoek te betrekken. Je moet dan wel weten wat je precies wilt analyseren. Je kunt bijvoorbeeld de leeftijd koppelen aan allerlei stellingen en je beleid op het gebied van de tafel des Heren meer toegankelijk maken voor relatief jonge mensen. Of je kunt bij veranderingen in het kerkgebouw laten analyseren welke elementen als gemeenschapsbevorderend worden ervaren en juist die elementen bij een herinrichting naar voren halen.
Wat Maarten Wisse als systematicus daarbij zelf al in het onderzoek heeft geleerd is, zo zei hij, dat je niet alleen let op hoe het moet, maar ook op de vraag hoe het leeft bij mensen.
Foto’s:
1. Links Maarten Wisse en rechts Peter-Ben Smit
2. Links Hans Schaeffer en rechts Iris Speckmann