We leven op een scharniermoment en in zekere zin zelfs op een gevaarlijk moment in de tijd. Laten we samen, ook als nieuwe godsdiensten in het westen bijdragen aan togetherness. Het is nu de tijd om te handelen. Het is urgent. Woorden van die strekking sprak prof. dr. Herman van Rompuy als keynotespeaker bij de interreligieuze groep van In Vrijheid Verbonden in Utrecht op 23 januari.
Van Rompuy sprak over godsdienst en levensbeschouwing in de rechtstaten van Europa. Hij schilderde een Europa waar sinds de Franse Revolutie de scheiding van kerk en staat de verantwoordelijkheden zijn verschoven. De migratie van 15 miljoen moslims naar het westen heeft de situatie verder gewijzigd. Binnen het verenigde Europa zijn wel verschillen aanwezig als het gaat om de vraag wat men onder scheiding van kerk en staat verstaat. In België financiert de overheid de salarissen van geestelijken. Toch ziet men de eigen situatie als een situatie waarin kerk en staat zijn gescheiden. In het overwegend orthodoxe Griekenland wordt de premier bevestigd, terwijl hij bij de eed een hand op de bijbel legt. Zoiets zie je in Nederland niet zo gauw. In België valt de islam als godsdienst onder de vrijheid van godsdienst; in Frankrijk is men terughoudend, kan de islam zich niet automatisch op de wet beroepen en discussieerde men zelfs over het recht om een hoofddoek te dragen. Ondertussen is het gezag van de kerk in nagenoeg alle lidstaten teruggelopen. Een document als Humanae Vitae, uitgebracht door de Rooms-Katholieke Kerk, is amper door mensen in de lidstaten opgepakt, en zoiets zou vroeger veel meer gelezen zijn, meende Van Rompuy.
Van Rompuy noemde het essentieel dat een samenleving identiteit vindt in waarden die gemeenschappelijk worden erkend. Je deelt met elkaar een bepaalde visie op de democratie, de vrede, bepaalde grondrechten. Onder die ene beschaving kunnen verschillende culturen plek krijgen. Na 9 september (nine-eleven) is er opnieuw discussie ontstaan over de rol van religie. Sommige mensen beweren dat religie ‘alleen maar leidt tot oorlog’. Van Rompuy vergeleek de situatie met de dertigjarige oorlog, toen liefst 80 procent van de Bohemers vermoord werd, of moest vluchten. Een zelfde lot trof veertig procent van de Duitsers. En pas de vrede van Westfalen bracht verandering en zorgde ervoor dat mensen met een verschillende kerkelijke achtergrond elkaar niet meer naar het leven stonden. ‘Eigenlijk zou er in Arabische landen ook zo’n vrede moeten komen tussen rivaliserende groepen’, meende Van Rompuy.
Hij plaatste daarbij twee kanttekeningen. 1) Criminelen hebben soms de neiging pervers gedrag te verantwoorden met een beroep op religie. Ze gebruiken religie als alibi en dat is niet terecht, schrijft ook Amos Oz. 2) De slachtpartij die zich in Europa voltrok aan het begin van de twintigste eeuw is voortgekomen uit nationalisme als ideologie. Nationalisme betekent oorlog, citeerde Van Rompuy Mitterand. Van Rompuy stelde dat men enige tijd leefde in de waan dat het nationalisme was afgesloten, maar dat nieuwe ontwikkelingen in Rusland, de VS en ook met Brexit duidelijk maken dat het nationalisme alles behalve verleden tijd is.
Hij riep kerken op om zich tegen de geest van de tijd in te blijven bewegen. Godsdienst kan verbindend zijn, maar ook verdelend. Dat laatste is het geval als men een unieke claim op waarheid legt. Volgens Van Rompuy moet je je blijven realiseren dat je ook zelf godzoeker bent, zinzoeker, gelukzoeker. Je moet de dialoog blijven zoeken als een waarde op zichzelf. Dat vraagt wel om inspanning, want solidariteit kost energie. De civiele samenleving heeft dat nodig.
Prof. dr. Beatrice de Graaf hield een co-referaat. Zij liet zien hoe in jaar werk wetenschap en geloof elkaar kunnen ondersteunen. Ze hield een pleidooi voor de ontwikkeling van een nieuwe taal. Ze noemde in dezen het programma van blueprints of hope. Ze illustreerde dit verder aan de hand van de biografie van George Bell, een Anglicaan die een eeuw geleden leefde en als kapelaan de eerste wereldoorlog meemaakte. Hij zette zich in oorlogstijd in voor de-escalatie. In de tweede wereldoorlog steunde hij de inzet tegen het Duitse fascisme, maar tegelijk protesteerde de Engelsman tegen bombardementen op steden waarbij vrouwen en kinderen slachtoffer werden. Hij gebruikte in die strijd woorden als ‘katholiciteit’ en ‘verzoening’, die medicijn waren in gepolariseerde samenlevingen. Zo zou De Graaf ontwikkeling van vocabulaire willen stimuleren in deze tijd, bijvoorbeeld rond het woord ‘strijden’. Strijden, stradati, is verwant met ‘streven’ en met ‘lijden’. Zo ontstaat er een connotatie van inzet en van ‘mezelf overgeven’. Op die manier kan er gewerkt worden aan een taal van hoop.
Gesprek met de zaal was er ook. Over de vraag of vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst samenvallen of complementair zijn. Over de vraag hoe je jonge mensen religieus besef en fijngevoeligheid kunt aanreiken. Over de vraag in hoeverre waarden echt algemeen gedeelde waarden kunnen zijn. En in hoeverre ieder toegang heeft tot de communicatiemiddelen in het publieke domein om werkelijk een bijdrage te leveren aan de discussies in het openbaar discours.
De bijeenkomst werd afgesloten met een receptie in Tivoli.
Foto’s:
1. Van Rompuy
2. Zaalimpressie
3. De Graaf
4. Inschrijvingsbalie