Pioniers

De pioniersgemeente mag dan hoog in het vaandel van de Protestantse Kerk staan zodat het lijkt alsof deze kerk het idee heeft bedacht, feit is dat verschillende andere kerken er al langer mee werken. Zo werken de Zevendedagsadventisten al sinds het einde van de vorige eeuw met verkenningsplekken. En ook de Baptisten stichten sinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw nieuwe gemeenten. Sinds 2002 zijn de Baptisten met een tweede golf van gemeentestichting begonnen.

Vrijdag 18 november tijdens de vergaderingen van de Uniebaptisten en de CAMA-baptisten presenteerde Oeds Blok, gemeentestichter in het Amersfoortse Soesterkwartier en coördinator gemeentestichting bij de Unie van Baptistengemeente het boek ‘Avontuur van geloof’, waarin zes nieuwe plekken van spiritualiteit en gemeentestichting worden beschreven. Richard Santinge (voorzitter van de ABC-gemeenten) en Albrecht Boerrigter (algemeen secretaris van de Uniegemeenten) ontvingen het eerste exemplaar.

Het idee van nieuwe gemeenten en pioniersplaatsen komt uit protestantse hoek en ademt de sfeer van evangelisch missionair besef. Dat merk je als je de teksten leest en de voetnoten met verwijzingen leest naar mensen als Stefan Paas, Henk de Roest en Martijn Vellekoop. Veel rooms-katholieke of orthodoxe denkers kom je niet in het notenapparaat tegen. Dat is ook wel logisch, want de persoonlijke verantwoordelijkheid en het eigen geloofsinitiatief gaan in protestantse kring vaak vooraf aan het besef van gemeente- en kerkzijn. Protestanten hebben eigenlijk altijd een enorme dadendrang, waar iemand met een katholieke imborst eerst nog wel eens wil inzetten bij de liturgie die door de eeuwen heen is overgeleverd.

Maar nu naar dat boek van Oeds ‘Avontuur van geloof’. Het heeft de ondertitel ‘Praktijkverhalen van gemeentestichting met reflectie voor heel de kerk’. Het boek bevat zes praktijkverhalen van gemeentestichting binnen de Unie van Baptistengemeenten. Het zijn de verhalen van De Rank Leidsche Rijn Utrecht, Vriendenkerk Kruiskamp Amersfoort, De Ontmoeting Wageningen, Bless Oude Noorden Rotterdam, Buurtkerk Soesterkwartier en De Sjoelplaats in Brunssum (Limburg).

Sake Stoppels, praktisch theoloog aan de VU, geeft een reflectie bij de zes praktijkverhalen. Hij signaleert dat het met dergelijke pioniersplekken gaat om een andere wereld dan die van de klassieke kerk. Dat zie je vaak al aan het onderkomen; dat varieert van een wijkcentrum tot een buurthuis. Er is – merkwaardig eigenlijk gezien de ideologische motivatie van de stichters – vaak weinig explicitatie van theologische uitgangspunten. Men volgt een meer praktische, om niet te zeggen opportunistische weg. Mensen zijn gedreven door compassie, ook al lijkt het te schorten aan besef van wat in marketing heet het unique selling point. Wat mogelijk aan theologie ontbreekt, wordt volgens Stoppels wel gecompenseerd door besef van afhankelijkheid van het gebed. ‘Openheid voor de stem van God is een conditio sine qua non voor de kerk van nu’.

Modale gemeenten

Pioniersgemeenten zijn publicitair gezien populair. Dat mag niet ten koste gaan, zo bleek ook tijdens de unievergadering van de baptisten waar de uitgave werd gepresenteerd, van de oude, modale gemeente. Tenslotte zijn daar de mensen te vinden, die het pionierswerk vaak financieel ondersteunen en mee helpen dragen in het gebed. Pioniersgemeenten zijn zelf ontstaan in alle kwetsbaarheid en Sibbele Meindertsma vertelt eerlijk dat mensen die de pioniersplek aandoen ook zo maar weer verdwenen kunnen zijn. ‘Relaties zijn vaak niet stabiel. Intensieve deelname kan worden gevolgd door vertrek met stille trom’. Het opbouwen van een duurzame gemeenschap wordt er een stuk lastiger door.

Sake Stoppels zegt: ‘Ik heb er niet echt onderzoek naar gedaan, maar het valt me op dat veel pioniers van kind af aan vertrouwd zijn geraakt met de kerk, in het bijzonder binnen het orthodoxe segment ervan. Dat stempelt deze pioniers natuurlijk ook in sterke mate. Ze zijn gewend aan een zeker trouw en duurzaamheid in gemeenschapsvorming en nemen die ervaringen onbewust mee in hun pionierswerk. Maar dan blijkt soms dat er een behoorlijke kloof is met de mensen die ze ontmoeten’.

Het blijft dan ook een hele inspanning om continuïteit te geven aan de pionierswerkzaamheden, zegt Sake Stoppels. Met de criteria van Henry Venn komt men vaak niet uit, die stelt dat dergelijke plekken op een gegeven moment self-supporting, self-governing en self-extending moeten zijn. Hij meent dat men algemenere criteria moet aanreiken in de zin, dat het vrucht draagt, beweging oproept, gemeenschap geeft en een zekere vrijheid houdt rond financiën en organisatie. Tegelijk waarschuwt Stoppels voor een al te gemakkelijk meegaan in algemene netwerken. Gevulde algemeenheid (de pioniersplek brengt de spiritualiteit in en het buurthuis meer de faciliteiten) leidt vaak uiteindelijk tot een verlopen identiteit. ‘Al te poreuze gemeenschappen hebben in de regel weinig toekomst’.

Ondanks de opbouwend bedoelde kritische vragen pleit Stoppels voor support aan de pioniersplekken en een afromen van de resultaten die deze afdeling research and development kan hebben voor andere kerken. De pioniers doen ervaringen op, waar mogelijk binnen één generatie talloze protestantse kerken mee te maken kunnen krijgen.

Rooms-Katholiek

Het is vooral een protestants-evangelisch verhaal, zeiden we. Dat heeft te maken met de sterke inzet van protestanten op persoonlijk geloof. Des te interessanter wordt het om de beschrijving te lezen in de bundel van de pioniersplek die is gestart in rooms-katholiek Limburg. Sluit die plek aan bij de rooms-katholieke kerk? Of is het – wat je in nogal wat Zuid-Amerikaanse landen als argwaan tegenkomt:- een vreemde identiteit binnen de poorten van rooms-katholiek volksgeloof? We geven een paar citaten uit het eerlijke verhaal van Jacqueline Huth, die de Sjoelplaats in Brummen heeft opgezet en daar voor komend jaar een maandelijks programma probeert aan te bieden in de voormalige rooms-katholieke Clemenskerk.

‘Ik zie moeite van bestaande kerken het christelijk geloof te delen met Limburgers. Hoewel Rooms-Katholieken bereid zijn verder te kijken dan hun eigen geloofsgemeenschap, blijkt de stap naar een andere kerk vaak (te) groot te zijn’.

‘De eerste stap die ik zet, is het oprichten van een supportgroepje van drie mensen die woonachtig zijn in andere delen van Nederland. Zij zijn bekend met het fenomeen gemeentestichting, bereid out of the box te denken en kennen mij goed’.

‘Opvallend is dat de betrokken mensen uit verschillende kerkelijke achtergronden komen. Naast baptisten, ook mensen uit pinkstergemeenten, vergadering van gelovigen, Protestantse Kerk in Nederland, evangelische gemeente en de Rooms-Katholieke Kerk’.

‘Tijdens de activiteiten maak ik bewust gebruik van Rooms-Katholieke rituelen en tradities. Met elkaar wordt het Onze Vader gebeden en kunnen kaarsjes worden aangestoken. Bij de Passieviering op witte donderdag maak ik gebruik van kruiswegstaties. Regelmatig begin ik met een lied dat bekend is, dit kan ook seculier zijn’.

‘De bezoekers zijn over het algemeen ouder dan vijftig jaar en hebben een Rooms-Katholieke achtergrond’.

Wie de citaten op zich laat inwerken, voelt de inspanningen die de gemeentestichtster zich moet getroosten. Mogelijk dat het ook te maken heeft met het verschil in kerkvisie tussen protestanten en rooms-katholieken. De rooms-katholieken zetten sterk in op de loyaliteit aan kerk en kerkelijke traditie. Een kerkelijke traditie heeft per definitie meer aandacht voor de lijn door generaties heen dan voor nieuwe persoonlijke geloofsuitingen die een moderne inkleuring hebben. Ondertussen blijft het een spannende vraag in hoeverre je als kerken leden van andere kerken wilt aanspreken. Uiteindelijk doel, ook van pioniersplekken, is immers om de mensen die geen enkel kerkelijk onderdak meer hebben, een schuilplaats te bieden. Die motivatie is ongetwijfeld in vele pioniersplekken te vinden, en ook in de meer katholieke gemeenschappen waar geloof wordt gevierd.  

Bron: Avontuur van geloof (Unie van Baptistengemeenten in Nederland, 2016)