We dienen ons samen te bezinnen op het getuigenis voor deze wereld, waarin Christus nauwelijks een plaats heeft. Met die woorden vatte ds. Jan Wessels, directeur van MissieNederland, vrijdag 4 november de gevoelens samen bij de vergadering van de Katholieke Vereniging voor Oecumene in Nieuwkuijk toen het thema ‘Kansen voor Evangelisatie’ aan de orde kwam, een dialoog tussen de Rooms-Katholieke Kerk, de evangelische kerken en de pinksterchristenen. De bijeenkomst was een sluitstuk op de gesprekken van de drie genoemde kerken die gingen over gebed en evangelisatie. Er zijn nog geen officiële eindrapporten verschenen, maar met drie inleiders kregen de bezoekers toch een beeld van de standpunten en convergenties.
Ook mgr. Gerard de Korte, één van de inleiders, benadrukte net als Jan Wessels het belang om juist in deze tijd gezamenlijk op te trekken. ‘We gedenken het feit dat we met elkaar spreken in een land met een seculiere meerdersheidscultuur. Als christenen in zo’n ontkerstende omgeving, is het gemeenschappelijke getuigenis extra belangrijk. Christenen van verschillende tradities staan voor een gezamenlijke missionaire uitdaging’. De Korte riep op volop samen het diaconaat uit te oefenen, daarna kan je ook samen leren en pas daarna is het logisch om meer samen te vieren.
De Korte noemde als kracht van de evangelische christenen de liefde voor de heilige Schrift. In de lijn van Hiëronymus beseffen zij vaak beter dan rooms-katholieke gelovigen hoe wezenlijk de kennis van de God van Israël is. Zij laten de kracht van het geloof in relationele zin zien, op momenten dat je als rooms-katholieken moet oppassen dat je het geloof niet te zeer als religieus humanisme duidt; je spreekt dan wel over waarden en normen, maar het is moeilijk om de relationele dimensie tot God onder woorden te brengen.
Bij alle waardering voor de evangelische richting stelde De Korte ook vragen. Hij riep op om bij de liefde voor het Woord het sacramentele leven niet te verwaarlozen. En een laag kerkelijk besef, zoals dat in evangelische kring gebruikelijk is, brengt risico’s met zich mee. ‘Je komt als groep bij elkaar en denkt dan dat je al kerk bent’. Het kan leiden tot een repeterende breuk van oprichtingen van eigen gemeentes. Met gevoel voor humor benoemde Gerard de Korte ook de verschillen in nestgeur. Waar rooms-katholieken over ‘Kristus’ spreken, hebben evangelischen het over ‘Gristus’. En waar rooms-katholieken een min of meer mystieke manier van spreken hebben over ‘Onze Lieve Heer’, houden de evangelischen het op ‘Heere God’. Hij gaf aan, dat er wat hem betreft ook niet te gemakkelijk over God gesproken moet worden in de zin dat je bij allerlei persoonlijke meningen woorden gebruikt als ‘dat heeft God mij op het hart gelegd’.
Ds. Willem Smouter, voorzitter van MissieNederland, was een tweede inleider. Smouter betoogde dat de samenwerking behoorlijk is verbeterd en dat de kerken nu vooral moeten letten op wat de Geest doet. ‘We hoeven niet besluiten te implementeren, maar we hebben de besluiten van de Geest te zegenen’. Yosé Höhne stelde vanuit de zaal daar wel vragen bij, en noemde situaties in Latijns-Amerika waar het beroep op de Geest wordt gebruikt voor discutabele praktijken. Een al te snelle gelijkschakeling van wat jezelf vindt met het werk van de Geest roept allerlei vragen op.
Smouter stelde ook de vraag aan de orde naar kerkzijn en ambt. Kardinaal Simonis had hem als dominee eens kritisch daarop bevraagd en gesteld dat de priester toch meer dan een dominee een Alter Christus is. Smouter suggereerde dat zich hier een te christologische benadering van het ambt wreekt. Wie meer de Geest centraal stelt, staat open voor evolutie en verandering, zei hij. Dr. Hans Kronenburg had moeite met die opdeling van christologie en pneumatologie en stelde in de lijn van Arnold van Ruler dat die twee gestalten van God bij elkaar moeten blijven. Mgr Gerard de Korte vertelde dat het idee van Alter Christus tegenwoordig toch minder vanuit plaatsbekleding en meer vanuit plaatsverlening wordt gevuld. De priester verwijst naar de verheven Heer.
Kronenburg betoogde bij de vragenronde dat de kerken moeten oppassen voor een al te spiritualistische toon als men spreekt over geloof en kerk, alsof het niet om instituten zou gaan. Smouter wekte de indruk de kerk als instituut te relativeren. De Geest werkt juist in de kerk en in de ambten, aldus Kronenburg. Dat moeten we leren herkennen. Christologie en pneumatologie hangen met elkaar samen.
Eigenlijk waren alle inleiders het er over eens dat de kerken elkaar nader zijn gekomen. Maar in de onderbouwing en in het benoemen van verschillen waren wel verschillen. Ds. Willem Smouter, voorzitter van MissieNederland, had al een poging tot toenadering gevonden in de negentiende eeuw tijdens een internationale wereldconferentie van de evangelische alliantie in Amsterdam in 1867. Je merkte dat er toen amper een klimaat was van onderlinge verstandhouding en communicatie. Rooms-katholieken hadden niet de behoefte mee te doen met Groen van Prinsterer die voor hen symbool stond voor ‘een protestantse staat naar muzelmans model’.
Dr. Jelle Creemers uit Belgisch Limburg hield het hoofdreferaat. Hij is gepromoveerd op de internationale dialoog tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de Pinksterkerken. Hij noemde de rooms-katholieken, evangelische en pinksterchristenen ‘laatkomers’ in de oecumenische dialoog. ‘Toen de moderne oecumenische beweging begon, waren onze gemeenschappen er nog niet aan toe’. Pinkstergemeenten zagen Rome in de jaren twintig als ‘antichrist’. En de apostolaire stoel toonde weinig ambitie om mee te doen met de oecumenische beweging. Inmiddels hebben de drie kerken elk een respectabele betrokkenheid bij de oecumene ontwikkeld.
Creemers noemde knelpunten waarop de dialoog gericht is. Er is vanuit de pinksterkerken een verlangen naar bekering. Visie op doop en kerk zijn daaraan ondergeschikt. Er is ook een verlangen naar opwekking. En een restauratiefilosofie, waarbij men met heimwee zich de kerk ten tijde van het Nieuwe Testament herinnert. In het daarop volgende gesprek werd dit concept ter discussie gesteld. Pastoor Ton Sip vroeg aan welke vroege kerk men dan wel niet moest denken, omdat de richtingen in plaatsen als Alexandrië, Antiochië, Constantinopel en andere nogal verschilden. Mgr. Gerard de Korte sprak van een zeer pluriform begin van de christelijke kerk, dat pas na enige tijd een gemeenschappelijke katholieke basis kreeg, waarop alle vormen van christendom nu te herleiden zijn. En ds. Smouter zei dat iedereen tegenwoordig geneigd is om zijn eigen ideeën achteraf in te lezen in de concepten die hij of zij maakt van de vroege kerk.
Creemers stelde vast dat de trialoog spiritueel en praktisch is. Dat de theologische vragen zich nog wel mogen verbreden. En dat er in Nederland sprake is van een goede ontwikkeling. Daarbij verwees hij onder meer naar de dooperkenning die negen kerken destijds hebben getekend en twee kerken, waaronder de pinksterkerken, ondertekenden een verklaring van respect.
Foto’s:
1. De leiding van MissieNederland, rechts de voorzitter (ds. Willem Smouter), links de directeur (ds. Jan Wessels)
2. De leiding van de Katholieke Vereniging voor Oecumene, rechts de voorzitter (prof. dr. Marcel Sarot), links de directeur (drs. Geert van Dartel).
3. De bijeenkomst vond plaats in de adijhof Mariënkroon, waar dit onderdeel van een mozaïek aan de wand hangt.
4. Inleider dr. Jelle Creemers.
5. Co-referent mgr. Gerard de Korte.