Gemeente van onze Here Jezus Christus,
Stel je voor: Je loopt door een supermarkt. Je gaat langs de bonbons en ziet door de schappen heen, aan de andere kant iemand lopen, waar je recent nog trammelant mee hebt gehad. Wat doe je? Versnel je de pas en spreek je hem of haar aan? Of hou je de pas in en blijf je wat langer bij de zoetwaren treuzelen? Ik zou me heel goed kunnen voorstellen dat je even aarzelt. Je moet over een drempel heen als je het contact wilt zoeken.
Verzoening zoeken vraagt energie. Dat geldt in heel het leven. Het geldt zelfs tussen de leden van kerken, mensen die toch heel gewend zijn aan begrippen als ‘verzoening’. Vandaar dat we tenminste één keer per jaar nadenken over de verschillen tussen kerken en de vraag in hoeverre wij elkaar als gelovigen accepteren in onze verschillende achtergronden. Paulus spreekt er over in 2 Korinte 5. En hij doet daarbij iets aparts. Paulus haalt het begrip ‘verzoening’ uit het sacramentele domein en maakt het tot een intermenselijk begrip. Laten we kijken hoe hij daar toe komt.
Om zijn benadering te verstaan, is het nuttig als we weten hoe er in het jodendom over verzoening wordt gedacht, tenslotte zijn we als christenen uit die traditie voortgekomen. De joden vieren nog steeds jaarlijks Yom Kippoer, grote verzoendag. Het is een dag van vasten. Je eet niet, drinkt niet, hebt geen seks, gaat niet in bad, draagt geen leren schoenen, doet geen parfum op. Ik heb het eenmaal in Israël gevierd, ergens in het noorden van het land. We werden uitgenodigd door een joodse jongen om mee te gaan naar de synagoge in Nahariya, een paar kilometer verder op. ‘We moeten lopen’, zei hij, ‘want op Yom Kippoer mag je geen auto rijden’. We liepen over een pad, daarna ging het een voetgangersbrug over een doorgaans drukke vierbaansweg. Geen auto te zien. Ik floepte even naar beneden en maakte er een foto. ’t Leek wel een autoloze zondag. Weer verder ging het. Bij het begin van de bebouwde kom moesten we de leren schoenen uitdoen en verder gaan op plastic schoenen. En we kregen keppeltjes op ons hoofd. Zo kwamen we bij de synagoge. De gebedsruimte zat stampvol. Ik hoorde één aaneenvlechting van teksten. Schuldbelijdenissen waren het. Veel mensen waren net als de voorganger in het wit gekleed. ‘Dat drukt een verlangen naar reinheid uit’, zei mijn joodse gastheer.
Hij legde me verder uit, dat de lengte en de hoeveelheid herhalingen in de tekst een louterend effect hebben. Toen ineens knielden alle mensen. ‘We lezen nu Leviticus 16’, fluisterde de jongen. ‘Leviticus is het midden van de Tora en hoofdstuk 16 is weer het midden van Leviticus. Het is het hart van onze Bijbel. Het is het enige moment dat we knielen in de synagoge’. En verder ging de lezing weer. Over Jona. ‘Een groots gebaar’, fluisterde de jongen in mijn oor, ‘we laten zien dat niet alleen wij joden worden gered, maar ook jullie, heidenen. Je mag jezelf herkennen in de Ninevieten, die zich bekeren’. ‘Bedankt’, zei ik.
‘Reinigen de gebeden alleen je verhouding tot God of ook jullie onderlinge verhoudingen’, fluisterde ik naar de jongen. Hij keek me verdwaasd aan. ‘Natuurlijk alleen je houding met God. Als je iets met een ander hebt, moet je dat vooraf in de minne schikken’. Nog onverwachts was het afgelopen. Er waren drie sterren aan de hemel verschenen. Het vasten was ten einde. We waren moe. Maar gereinigd.
En nu we dit allemaal weten, gaan we naar Paulus. En we verbazen ons over de verschillen tussen die joodse traditie en Paulus. Het meest indringende, maar voor ons westerse oor wat gecamoufleerd, is de keus van de woorden. Nederlandse vertalingen hebben het zowel in Leviticus als in 2 Korinte 5 over ‘verzoening’. Je hebt niet in de gaten dat er eigenlijk twee verschillende woorden worden gebruikt. In het Hebreeuws ‘kippur’ en ‘razah’. In het Latijn ‘expiatio’ en ‘reconciliatio’ (letterlijk: uitdelgen en weer verenigen). In de Groninger bijbel kwam ik het onderscheid ook tegen: ‘verzoening doan’ en ‘weer goud moaken’. Het is een wezenlijk verschil. Het eerste legt het accent bij de verhouding tot God en het tweede legt het accent bij de onderlinge relaties. En om dat laatste gaat het nu voor ons, wij mensen die leven na Pasen.
Paulus zegt dus eigenlijk: Wij, mensen in de gemeente, wij zetten het werk van Christus voort, door onderlinge verhoudingen weer goed te maken. Wij zetten ons in voor de verzoening. ‘De liefde van Christus dringt ons’.
Een opvallend detail is, dat Paulus spreekt over: ‘één persoon die voor allen is gestorven’. Dat woord ‘één’ doet denken aan de manier waarop het Oude Testament over God spreekt. Hij is de Ene. De Herziene Statenvertaling schrijft het hier ook met een hoofdletter. God zelf sterft voor ons. En al even opvallend is dat er staat, dat God voor ‘allen’ sterft. Je merkt aan vertalingen die daar wat tegenaan hikken. Pop, een protestants theoloog, zet er expliciet bij: ‘Eerst als de verkondiging van dit evangelie in hun oren en harten geschiedt en zij dit woord aannemen’. Dat is waar, maar het staat er niet. Paulus beaccentueert de breedte, als hij zegt:‘Zo kennen wij vanaf nu niemand naar het vlees’ (vers 16). Dus zoals Christus in beginsel voor allen beschikbaar is, en God de God is voor allen, zo maken wij, zijn volgelingen geen onderscheid, maar streven we naar goede verhoudingen met allen.
Een volgende gedachte wil ik u aanreiken tussen het Oude Testament en 2 Korinthe. Als er in het Oude Testament al sprake is van verzoening tussen mensen, dan gaat die vaak vooraf aan de verzoening met God. En bij Paulus is het net omgedraaid. Hij laat die verzoening tussen mensen volgen op de verzoening van Christus. Daarin schuift Paulus op ten opzichte van Jezus zelf. Jezus goed Joods zegt nog in Mat. 5: 24: ‘Als u bij het altaar komt, en u hebt iets tegen uw naaste, verzoen u met hem, maak het eerst in orde….’. Paulus zegt hier: ‘het oude is voorbijgegaan, alles is nieuw geworden’ (vers 17). Paulus maakt duidelijk dat het naar God goed zit. Hij kijkt nu naar de gemeente om de consequenties te zien. Dat kan eenvoudig beginnen, doordat je als christenen de legitimiteit van elkaars kerken erkent. Maar daar houdt het niet op. Het gaat immers om ‘alle mensen’.
Paulus theologiseert niet de noodzaak van Christus’ dood, maar het effect. Lietaert Peerbolte: ‘Het is een groot misverstand verzoening op te vatten als een eenmalige gebeurtenis die automatisch iedere individuele gelovige rechtvaardigt. Veeleer dient men verzoening te beschouwen als uitnodiging en als opdracht’. Het gaat niet om een verhandeling over de verzoening, maar om de bediening van de verzoening.
Paulus verbindt het woord ‘verzoening’ met een ander woord dat we kennen, het woord ‘diakonie’. In vers 18 is sprake van de ‘dienst van de verzoening’, in het Grieks ‘de diaconie van de verzoening’. Ook het Hebreeuws is wel aardig te noemen hier: daar staat: ‘de sjeroet van de verzoening’, sjeroet is in het hedendaagse Ivriet ‘een taxi’. Zoals een taxi mensen van de ene naar de andere plek brengt en verbindingen legt, zo staan we in de wereld met het geloof.
Dat vraagt energie, zo zeiden we aan het begin. Of je nu praat over openheid voor vluchtelingen of bereidheid andere mensen iets te vergeven; het evangelie moet je vaak even over een drempeltje helpen zodat je hart zich kan openen. Ons instinct heeft iets afwachtends. En het vraagt cultuur, beschaving, nadenken, geloof, om anders te reageren. Yehuda Amichai, een joodse dichter die de oorlog heeft meegemaakt, legde dat uit in een gedicht. Hoe het zit bij kinderen als ze een tekening maken. Geweld zit er als vanzelf in. Maar ethiek en inschikkelijkheid moet je leren.
Mijn zoon
Als hij schrijft begint hij onder aan de letters,
als hij twee vechtende ridders tekent
begint hij met de zwaarden, daarna de armen,
dan het hoofd. En voorbij het tekenpapier,
voorbij de tafel, de hoop en de vrede.
Amen.
Klaas van der Kamp