Zoals we in Nederland onderscheid maken tussen verschillende groepen seculiere mensen buiten de kerk (het onderscheid speelt bijvoorbeeld een rol bij de ontmoeting op 30 september met Erik Borgman over ‘de ene seculier is de andere niet’), zo hanteert men dat onderscheid ook in Portugal. De godsdienstsociologe Helen Vilaca van de Universiteit van Porto onderscheidt in haar godsdienstsociologische studies vier groepen.
De meeste buitenkerkelijken noemen zich gelovige zonder religie (4,6%). Een deel staat onverschillig ten opzichte van religieuze vragen (3,2%). Een deel is agnostisch (2,2%) en een deel is bewust atheïstisch (4,1%). De laatste groep gaat compromissen met het instituut en de denkrichting bewust uit de weg. Helen Vilaca wees er verder op, dat er in nogal wat westerse landen ook sprake is van interne secularisatie. Mensen die zich binnen kerken bewegen, waken er ten zeerste voor hun eigen mening op te dringen of soms zelfs maar te laten merken aan anderen. Deze kerken hebben de argumenten van buitenaf geïntegreerd. Ze denken dat ze het recht niet hebben om de mening van anderen te beïnvloeden.
De godsdienstsociologe heeft ook uitgezocht welke aanhangers van een kerken of godsdienst bereid zijn te veranderen. Mensen zonder religie (48%) en protestanten (41%) veranderen makkelijker van religie of kerk dan rooms-katholieken (17%) of mensen met een andere religie (4%). Als je naar de ontwikkelingen in de laatste 12 jaar kijkt dan zie je een teruggang bij rooms-katholieken van 97% van de kerkmensen naar 93%. Protestanten / evangelischen groeiden in dezelfde periode van 0,3% naar 2,8%. In stedelijke gebieden als die van Lissabon zijn de veranderingen het sterkst, in meer agrarische gebieden zoals in het noorden met als bekendste stad Porto is men conservatiever. De groei van de evangelischen en de niet-gelovigen is sterk aanwezig onder jonge mensen onder de 35 jaar. Hoewel de kerk terugloopt in steden geldt dat niet voor plaatsen als Porto, waar men net als in het Engelse Londen weer een groei ziet van de kerk, met name onder de hoger geschoolde jongeren.
Portugal heeft in de twintigste eeuw enkele grote veranderingen ondergaan. Tot het afschaffen van het koningshuis in 1910 was men verplicht rooms-katholiek. Alleen enkele buitenlanders mochten er een andere kerk of religie op na houden. De revolutie in 1910 veranderde Portugal in een anticlericaal land. In 1926 met de komst van dictator Salazar keerde de oude situatie weer terug tot op zekere hoogte. In 1974 werd Portugal officieel een democratie en werd de staat opener voor andere religies. Kerken die langer dan dertig jaar bestaan kunnen net als de RKK bepaalde privileges ontvangen, zoals een vrijstelling van belastingen.
Er is een speciale commissie die op de religieuze vrijheid let. Waarnemend voorzitter Fernando Loja kon zich desgevraagd weinig voorstellen bij de Nederlandse situatie, waar Trouw over meldde. Moskeeën kregen een brief van minister Asscher dat er voor buitenlandse imams een werkvergunning moet worden aangevraagd. Op die manier kan men paal en perk stellen aan wraakpredikers. Maar dat impliceert aldus de berichtgeving in Trouw dat ook kerken vergunning voor buitenlandse predikers moeten aanvragen en een brief moeten ontvangen van de minister. Loja is voorzichtig als hij stelt dat de religieuze vrijheid niet in het geding mag komen en dat je eventuele zorg moet uiten in controle op de groep die het aangaat en niet op iedereen. Veiligheid en godsdienstvrijheid moet je niet tegen elkaar uitspelen, meent hij.