Door welke theologische bril kijk je naar de kerk in Syrië en Irak? Als je er in een themadienst aandacht aan zou mogen besteden, welke invalshoek zou je kiezen? Die vragen kwamen aan de orde in de beraadgroep Geloven en Kerkelijke Gemeenschap van de Raad van Kerken op 7 maart 2016.
De antwoorden waren zeer divers. ‘Ik zou de persoon van Abraham centraal stellen. En ik zou proberen duidelijk te maken dat het gebied in Syrië en Irak na Jeruzalem tot de oudste gebieden behoort van waar het christendom is te vinden. Het is een plek die essentieel is voor de christelijke kerk, het stamgebied van waaruit het christendom zich heeft verspreid. De kerkelijke traditie die je daar vindt, is qua verbondenheid met Christus directer, reiner van karakter dan de lijn die je bijvoorbeeld in Rome vindt. Dat gedachtengoed zou onopgeefbaar voor ons moeten zijn’.
Een ander stelde: ‘Ik zou mijn invalshoek kiezen in de koinonia en het besef dat we allen lijden als er één lid lijdt. Misschien hebben we in het verleden wel eens wat te weinig oog gehad voor het lijden van de christenen. Wellicht moeten we dergelijke vragen opnieuw aan de orde stellen, wat het betekent samen onderdeel te zijn van een gemeenschappelijk lichaam’.
Een discussie ontstond er, toen iemand inbracht te willen nadenken over woorden van Paulus, over verbondenheid ‘in zonderheid met onze geloofsgenoten’. ‘Dan zou ik liever kiezen voor een bredere invalshoek van gastvrijheid en verdraagzaamheid’, zei een ander. ‘Ik vind dat je best mag opkomen voor mensen uit je eigen kring’, zei een ander, ‘want als je dat nalaat kan je er niet van uit gaan dat anderen dat wel voor jou doen’.
Men was het er over eens, dat je niet tot een romantisering van het lijden moet overgaan. ‘Natuurlijk zie je dat mensen die lijden ervaren vaak over onverwachte kracht bezitten. En je ziet dat het lijden onderdeel van het leven is. Maar dat wil niet zeggen dat je die situaties mooier moet maken met de theologie dan ze zijn’.
Vriendschapsband
Er kwamen diverse voorbeelden naar voren van hoe de kerken in de praktijk de verbondenheid met de christenen in Syrië en Irak een plek geven. In Achlum en Hitzum is men begonnen een vriendschapsband aan te gaan met concrete christelijke groepen in het Midden-Oosten. ‘We vergeten wel eens, dat er ook daar honderden, duizenden mensen in het geloof staan. We doen soms net alsof ze allemaal al verdwenen zijn. Of we denken dat we geld moeten sturen en dat we er dan klaar mee zijn. Ik hoop juist dat we door contact te leggen elkaar kunnen bemoedigen en elkaar verhalen aanreiken van hoop’.
In Boxmeer, zo vertelde één van de leden, waren er ook contacten met Syriërs. En dat leidde tot bijzondere ervaringen. Bijvoorbeeld toen men in contact kwam met de moeder van een jongen van zes jaar, die lange haren droeg. Het leek qua haardracht wel een meisje. ‘Het was onbegrijpelijk voor ons, totdat we van de moeder hoorden dat zij een belofte van nazireeërschap had afgelegd. Dan ineens begrijp je dat deze kerk die oude traditie in ere houdt’.
In Hilversum verblijft één van de Syrische vluchtelingen bij de wethouder thuis. Hij had gehoopt dat hij zijn vrouw en kinderen ook naar het westen kon laten komen, maar dat kan nog wel eens vele maanden duren voor het zover is. Als je met zo’n man praat, ervaar je de ontluistering en de spanning. Het verdriet en de zorg krijgt een concreet gezicht. Juist die persoonlijke contacten geven het conflict in Syrië menselijke proporties.