Er is de laatste jaren meer herkenning gekomen tussen leden van verschillende kerken in de beleving van eucharistie en avondmaal. Ook het respect voor de vieringen zoals ze in andere kerken plaatsvindt, is in Nederland toegenomen. Dat is te lezen in het tijdschrift Oecumenische Bezinning over de beleving van eucharistie en avondmaal, dat woensdag 15 maart is gepresenteerd voor de pers.
De Raad van Kerken heeft drie jaar lang vorm gegeven aan het gesprek tussen vertegenwoordigers van lidkerken en andere kerken over de wijze waarop mensen de eucharistie en het avondmaal beleven. Naast ontmoetingen tussen vooraanstaande leden uit de kerken is er ook een peiling gehouden bij mensen van het grondvlak.
De kerken die zijn aangesloten bij de Wereldraad hebben in 1982 in Lima (Peru) vijf typeringen gegeven van de eucharistie en het avondmaal: de eucharistie als dankzegging aan de Vader, de eucharistie als gedachtenis van Christus, de eucharistie als aanroeping van de heilige Geest, de eucharistie als maaltijd van het Koninkrijk en de eucharistie als gemeenschap van de gelovigen. Uit een peiling op het grondvlak blijkt dat leden van de diverse kerken elk van deze typeringen herkennen als zinvol. Daarmee zijn kerken op het niveau van de beleving dichter bij elkaar gekomen. Tegelijk kan je concluderen dat de teksten van Lima in de Nederlandse kerken draagvlak genieten.
‘Tot in de preek toe zijn de verschillen tussen een protestantse avondmaalsviering en een katholieke eucharistieviering soms alleen voor de ‘kenners’ zichtbaar en hoorbaar’, aldus prof. dr. Leo Koffeman in een analyse. In verreweg de meeste kerken wordt de eucharistie en het avondmaal gezien als essentieel onderdeel van het geloofsleven. Deelname aan de eucharistie stempelt de hele levenshouding. ‘Een eucharistische levenshouding heeft weet van het feit dat alles wat echt waardevol is in het leven ‘geschenk’ is’, aldus mgr. Joris Vercammen, aartsbisschop van de Oud-Katholieke Kerk.
Het tijdschrift over beleving eucharistie en avondmaal zal op 8 april met vertegenwoordigers van diverse kerken worden besproken. Daarin komen enkele aanbevelingen aan de orde, zoals de vraag of men in de gegroeide herkenning aanleiding ziet voor verdere gastvrijheid rond de tafel en de vraag of men kerken met een andere visie op het sacrament kan respecteren. Ook roept men de kerken op zich internationaal in te zetten voor meer bezinning op dit thema om tot verdere toenadering tot elkaar te komen. Voor het bredere publiek organiseert de Raad van Kerken een publieksbijeenkomst over de beleving van eucharistie en avondmaal. Deze vindt plaats op 20 mei in Amersfoort. Liefhebbers kunnen allerlei werkvormen vinden op de website www.raadvankerken.nl om het gesprek in de eigen gemeente of parochie aan te gaan.
Fokke Wouda schreef over de bijeenkomst met de pers een impressie. Die tekst volgt hieronder:
Een nieuwe ingang in het gesprek rond de maaltijd van de Heer: dat is wat de Raad van Kerken voor ogen heeft met het onderzoek “Beleving eucharistie en avondmaal.” Vandaag werd de publicatie van de resultaten gepresenteerd aan de pers. De vragenronde die volgde op de inleiding door de werkgroep laat precies zien wat de bedoeling is van dit project: het gesprek over het sacrament weer op gang brengen.
Dit onderzoek heeft een plaats binnen het bredere debat over het thema. Theologisch is er al veel besproken en bereikt. Op wereldniveau is het Limarapport uit 1982 hiervan een goed voorbeeld. Dat rapport formuleert de inhoudelijke toenadering die kerken in de loop van de tijd gevonden hebben. Lima beschrijft vijf belangrijke thema’s met betrekking tot de eucharistie. Het zojuist gepresenteerde onderzoek kiest heel bewust een andere insteek; het brengt de hedendaagse beleving van het sacrament in de bandbreedte van de Nederlandse kerken in kaart. Een belangrijke conclusie die tijdens de presentatie uitgebreid aan bod komt: de thema’s van Lima zijn blijkbaar gemeengoed geworden in de beleving van christenen in Nederland.
Natuurlijk komt de vraag op: wat is het doel van het rapport? Wat beoogt het te bereiken? En: welke vooruitzichten zijn er voor de nabije toekomst? Het project wil in het debat over dit onderwerp een nieuw perspectief inbrengen: dat van de ervaring in de alledaagse praktijk van de kerken. Dit perspectief biedt een aanvulling op de andere twee lijnen: de theologie en het kerkelijk beleid. Daarnaast wil het project het gesprek op gemeente- en parochieniveau stimuleren.
Uit het proces is al gebleken dat daarmee veel bereikt kan worden. Tegelijkertijd past een bescheiden verwachting. Dit onderzoek zal de kwestie niet ineens oplossen; dat is ook niet de doelstelling. Een wederzijdse erkenning, zoals die in 2012 over de doop werd ondertekend, is dus nog niet aan de orde. Toch wil het de soms harde lijn van beleidsmakers verzachten: “Vaak wordt stellig gezegd: ‘Samen vieren kan nog niet. Punt.’ Wij maken daar graag een komma van,” aldus Gert Landman.
Dit project is een eerste stap in het heropenen van het gesprek, met dus een frisse benadering. In het komende jaar zal het rapport onderwerp van gesprek zijn in de Raad van Kerken en hopelijk ook in gemeentes en parochies. De weg naar de toekomst begint bij herkenning. Daar wil het project in eerste instantie aan bijdragen. Spreken over erkenning komt pas in een volgend stadium. Het is en blijft natuurlijk het toekomstperspectief van de hele oecumenische beweging. Onderweg blijft het noodzaak kritisch te reflecteren, juist ook in die gevallen waar al eucharistische gastvrijheid geboden wordt, merkt mgr. Joris Vercammen op. Hij is projectleider en aartsbisschop in de Oud-katholieke kerk, waar eucharistische gastvrijheid heel gebruikelijk is.
Op de vraag of de theologen en beleidsmakers de insteek boodschap zullen hebben aan de uitkomsten van dit onderzoek, antwoordt Leo Koffeman: “Er is een verschuiving gaande in de theologie. Juist de opkomende praktische theologie neemt de ervaring serieus. Soortgelijke onderzoek wordt ook gedaan aan bijvoorbeeld de VU. Ons onderzoek heeft geen wetenschappelijke pretentie, maar geeft wel een interessante eerste indruk.”
In de loop van het project steeds weer dat de gekozen aanpak niet de vorm van een discussie of een debat heeft, maar veel meer van een geloofsgesprek. Ook binnen de werkgroep. De persoonlijke dimensie heeft zijn weerslag gevonden in de getuigenissen die zijn opgenomen in de publicatie. Deze bieden, samen met de gebeden en de aanbevelingen, een mooi uitgangspunt voor gesprek.
Naar verwachting zullen het Nederlands Dagblad, het Reformatorisch Dagblad en Woord en Dienst aandacht besteden aan het project “Beleving eucharistie en avondmaal”.
Prof. dr. Leo Koffeman, één van de leden van de kerngroep, gaf tijdens de persbijeenkomst een toelichting. Zijn tekst is hieronder afgedrukt.
Toelichting: ervaringen en aanbevelingen
Het begon eigenlijk vier jaar geleden. Toen, in 2012, ondertekenden negen kerken op een bijeenkomst eind mei in Heiloo een doopverklaring waarin ze uitspraken dat ze de doop die in een andere kerk is bediend als legitiem erkennen. Daarnaast onderschreven ze samen met twee andere kerken een verklaring van onderlinge toenadering. Daarachter lag een proces dat in 2009 was gestart, met als doel de erkenning van de doop over kerkgrenzen heen te bevorderen en het proces van bewustwording van de betekenis van de doop te stimuleren.
Hoe nu verder, was de vraag. Zou het zinvol zijn ook rond het tweede oecumenisch breed erkende sacrament, de maaltijd van de Heer, een dergelijk proces in gang te zetten? Na zoals dat heet ampel beraad kwam het daarvan. Van meet af aan was duidelijk dat in deze discussie heel andere factoren een rol zouden spelen dan in de doopbezinning. Er waren immers, op papier, al verschillende bilaterale oecumenische doopovereenkomsten, onder meer tussen de PKN en de RKK, waarop we hadden kunnen voortbouwen in bredere kring. Zo lag het bij de maaltijd van de Heer niet. Het was dan ook niet te verwachten dat er rond deze thematiek een verklaring zou kunnen worden ondertekend waarin een vergelijkbaar aantal kerken zou uitspreken de maaltijdviering in een andere kerk als legitiem te erkennen. Het zou al mooi zijn als iets van onderlinge toenadering zichtbaar zou kunnen worden. Maar dat was, al met al, voor hert gevoel van de Raad geen reden om niet met elkaar een vergelijkbaar proces aan te gaan, om te zien waarop we zouden uitkomen.
De invalshoek die gekozen werd was die van de beleving van eucharistie of avondmaal. De bedoeling is steeds geweest om dichtbij de mensen, bij de vierende gemeente te blijven. Wat betekent het voor hen om de maaltijd van de Heer te vieren? Wat beleven zij daaraan?
Daarmee werd voortgebouwd op, maar tegelijk ook gevarieerd op twee eerdere oecumenische projecten.
Het eerste is – de kenners zullen het onmiddellijk herkennen – het project van de Wereldraad van Kerken, van Faith and Order, dat resulteerde in de zogenaamde Lima-rapporten of BEM-rapporten, over doop, maaltijd van de Heer en ambt. In het tweede van die rapporten, over de eucharistie, waren heel wat theologische knopen ontward. Op wereldwijd niveau bleken kerken verrassend goed in staat te verwoorden hoe zij samen de betekenis van de eucharistie – of voor anderen: het avondmaal – zagen. Zes banden met reacties van kerken over heel de wereld legden er getuigenis van af. Duidelijk werd ook dat niet de maaltijdviering als zodanig, maar veeleer de rol van het geordineerde ambt daarbij, de hardste noot om te kraken zou zijn.
Een tweede voorloper van wat vandaag wordt gepresenteerd betreft het resultaat van een proces in Nederland, dat in 1989 uitmondde in het Eindrapport Maaltijd des Heren en kerkelijk ambt. Vertegenwoordigers van zes kerken bekeken samen elkaars liturgieën en liedboeken. Hoe vieren we de maaltijd? Welke liturgische teksten gebruiken we daarbij? Hoe zingen we over de maaltijd van de Heer? Opnieuw bleek er verrassend veel overeenkomst te zijn! Een rapportage over de reacties van de verschillende kerken op dat rapport kreeg de naam Groeiende herkenning. En zo was het ook.
Geïnteresseerde kerkleden kregen in de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig tal van mogelijkheden om kennis te nemen van de genoemde resultaten. Veel gespreksavonden werden gehouden, veelal onder verantwoordelijkheid van lokale raden van kerken. Men kon zich op de hoogte stellen van het werk van ingewijde en toegewijde theologen. Maar – als het om de maaltijd van de Heer gaat – kwamen zij zelf ook werkelijk in het stuk voor? Veranderde er iets?
Ja, er is veel veranderd, en dat is mede te danken aan de genoemde bezinning. Vooral op liturgisch gebied werd de groeiende herkenning omgezet in veranderingen in de liturgie van eucharistie en avondmaal. De beste voorbeelden daarvan zijn denk ik het Dienstboek voor de PKN en het nieuwste Liedboek. Maar, nogmaals, de vraag bleef: raakte het de mensen ook werkelijk?
Die vraag werd het uitgangspunt voor het project dat resulteerde in het boekje dat vandaag wordt gepresenteerd: wat beleven mensen nu eigenlijk – ja, nú, eigenlijk – in de viering van de maaltijd van de Heer? Wat raakt hen het meest?
We zijn begonnen met enkele expertmeetings waarin vertegenwoordigers uit een breed spectrum van kerken, ook van buiten de kring van de Raad van Kerken, van Pinkstergemeenten tot de kleinere reformatorische kerken, met elkaar intensief in gesprek gingen. Het bleken heel intensieve, leerzame, maar vooral ook inspirerende en hoopgevende ontmoetingen te worden.
Op basis daarvan werd een enquête uitgezet, een peiling, onder meer via de website. De bedoeling daarvan was om meer zicht te krijgen op de beleving van mensen. Zo werd gevraagd naar de herkenning van de centrale motieven in de Lima-rapporten: hoe belangrijk zijn die voor u? Meer dan 600 mensen reageerden op een enquête hierover. U vindt enkele staatjes met cijfers in het boekje (blz. 13-15) en meer op de website. Maar er werd ook gevraagd naar concrete ervaringen van mensen: wat raakte u in een recente viering? En wat is er nu anders dan vroeger?
Natuurlijk komen vertrouwde woorden, als ‘de gedachtenis aan Christus’ offerdood’ en ‘de gemeenschap van de gelovigen’ terug. Er is sprake van een brede oecumenische overeenstemming op deze aspecten. Maar we vinden ook verwijzingen die minder traditioneel zijn. Vaak worden sfeerelementen genoemd: mensen beleven veel aan de stilte, de zilveren bekers, de wierook, of aan de muziek. Typische indicatoren van directe niet door de traditie gefilterde beleving. Ook concrete momenten in de viering worden genoemd, zoals de vredesgroet. Dat alles past in een ‘belevingscultuur’ als die van onze dagen. Mensen worden vaak getroffen door iets nieuws: een indringende heel persoonlijke woordkeus in de voorbeden, de zichtbare toewijding van een ander in de kring, of een bijzondere deelnemer: een gast, misschien een asielzoeker.
Intussen is er in praktisch alle kerken veel veranderd! Voor velen is de regelmatige maaltijdviering daardoor belangrijker geworden voor hun geloofsbeleving. Protestanten, maar ook katholieken zeggen vaak dat de vieringen veel minder ‘zwaar’ en ‘beladen’ zijn geworden. Zij ervaren rond en in de viering geen angst meer, maar oprechte blijdschap. Deelnemen is geen automatisme meer, en juist dat wordt vaak positief beleefd. De accenten in de beleving van eucharistie en avondmaal lijken wat verschoven van de relatie met God naar de relatie met elkaar. Daarin herkennen we elkaar ook beter. Is daarmee sprake van een betere balans, als het gaat om de verschillende aspecten van de viering van de maaltijd van de Heer. Waren de accenten daarin vroeger wel eens erg eenzijdig? Of zijn daarbij ook wel kritische vragen te stellen? Dreigt hier toch ook iets verloren te gaan?
Er is in elk geval sprake van grote verschillen in beleving, op verschillende manieren. Verschillen in beleving tussen mensen die tot dezelfde geloofsgemeenschap behoren. Verschillen in beleving tussen toen en nu – bij dezelfde gelovige. Verschillen in elk geval ook in de liturgische taal – van Oosterhuis tot Opwekking –, en in de verwoording van de eigen beleving: de geloofstaal van de een is voor anderen niet zomaar invoelbaar.
Maar er is ook sprake van groeiende overeenstemming, mede dankzij de eerder genoemde belevingscultuur die ons allen in meerdere of mindere mate stempelt. Kerkgrenzen zijn in dat opzicht minder van belang geworden. Het is vaak niet moeilijk de liturgie in een andere kerk mee te beleven. Dat geldt in ieder geval voor de mainline geloofsgemeenschappen, zoals de Rooms-Katholieke en de Oud-Katholieke Kerk, de Protestantse Kerk in Nederland en de kerken in de gereformeerde traditie.
Hoe nu verder? Ik zei het al aan het begin: dit proces mikt niet op een gezamenlijke verklaring die ook maar enigszins vergelijkbaar is met wat het doopproces heeft opgeleverd. Daar zijn we nog lang niet aan toe, lijkt het. Maar we willen de kerken, zowel op plaatselijk vlak als landelijk, wel uitdagen om het gesprek verder aan te gaan. Daarvoor is dit materiaal, met de daarbij beschikbare suggesties voor gesprek, bedoeld.
Daarmee kom ik bij de Aanbevelingen die u vindt op blz. 45. Ze hebben de vorm van gespreksvragen, maar zijn niet vrijblijvend bedoeld: ze impliceren uitdagingen. Daarom spreken we tegelijk van aanbevelingen: we hopen dat kerken en gelovigen die uitdagingen zullen oppakken.
Dat kan op plaatselijk vlak, al naar de mogelijkheden die zich daar voordoen, in plaatselijke raden van kerken of in andere ontmoetingen tussen verschillende geloofsgemeenschappen. Zij worden uitgedaagd met elkaar de beleving van de maaltijd van de Heer te verkennen, in gesprek en/of door een bezoek als gast aan een avondmaalsviering of een eucharistieviering van een andere kerk. Mogelijk kan dat hier en daar leiden tot een gezamenlijke tekst van toenadering op plaatselijk niveau, zonder dat kerken daarmee afstand nemen van hun landelijke kerkelijke organisatie. Spannend is ook de vraag – denk aan de enquête die ons het afgelopen weekend toch weer deed opschrikken – of dit nadenken over de beleving van de maaltijd van de Heer kan helpen om mensen buiten de kerk te vertellen waar het om gaat.
Uitdagingen liggen ook in de gespreksvragen voor de kerken op landelijk niveau. Kan de gegroeide herkenning leiden tot kerkelijke verklaringen die een uitnodiging naar andere kerken impliceren? Kunnen er tussen bepaalde kerken verdere afspraken worden gemaakt voor gastvrijheid aan de tafel van de Heer? Maar ook: begrijpen wij elkaar althans al zo zeer, dat we in staat zijn in het oecumenisch gesprek de visie van een andere kerk zo te verwoorden dat de betrokken kerk zich daarin herkent?
Theologie is theologie – en dat is goed. Liturgische vormgeving en persoonlijke beleving geven andere invalshoeken – en dat is waardevol. En dan is er ook de invalshoek van het kerkelijk beleid: mensen met een grote verantwoordelijkheid hebben – in synodes, bisschoppenconferenties, landelijke vergadering of kerkenraden – beslissingen te nemen waarin beleving en theologie beide serieus genomen worden.
Ook daaraan wil dit boekje dienstbaar zijn.
Foto’s van de persontmoeting:
1. Leden van de kerngroep, resp. v.l.n.r. Gert Landman, Joris Vercammen, Leo Koffeman, Geert van Dartel
2. Close-up van Gert Landman en Joris Vercammen, verdiept in de documenten
3. Leden van de kerngroep