Diverse auteurs hebben over pelgrimage als persoonlijke levensstijl geschreven. Hieronder volgen enkele fragmenten die aanzetten tot bezinning, in een kleine bloemlezing bijeengebracht door Klaas van der Kamp, voormalig secretaris van de Raad.
Op zoek naar het Paaseiland in mezelf
Voor de pelgrim zou het leven geen project zijn, maar een traject. Maar is dat ook werkelijk zo? Willem van der Meiden twijfelt. In Volzin van januari 2015 schrijft hij:
“Weinigen nemen daags vóór aankomst in Santiago de Compostella het vliegtuig terug, omdat onderweg zijn voor hen belangrijker was dan aankomen.
Bent u een wandelaar of een fanatieke wielrenner? Wat doet het u als u zo onderweg bent; gaat het om de reis of om het doel? En zou het om beide kunnen gaan? Zelf wandel ik graag, maar dan wel langs paden die ergens heengaan. Veel mensen lopen gebaande paden, omdat het zo leuk is om bordjes, pijlen of gekleurde paaltjes te volgen: Pieterpad, de weg naar Santiago, de Via Egnatia of een deel van de Grande Randonnée. Maar ze willen graag ergens komen en vergeten wel eens onderweg te zijn. Dat gebeurt ook mij vaak. Een markeringsbordje missen en verdwalen – dat nooit!
De Wereldraad van Kerken heeft opgeroepen de komende jaren aandacht te besteden aan het thema ‘pelgrimage’. Ethicus Frits de Lange schreef er een meditatie over: De reis die je bent. Daarin staat: ‘Voor de pelgrim is het leven geen project, maar een traject. Onderweg zijn naar God, onderweg zijn naar jezelf. Je bent niet óp reis, je bent zelf de reis. Dat ben jij, dat is je identiteit. Je weet niet wat je onderweg allemaal kan overkomen. Wie je zult ontmoeten, met wie je samen op gaat reizen. Hoe al die ervaringen je zullen veranderen. Je weet niet wie jij uiteindelijk zult worden. Je weet niet wie God uiteindelijk voor je zal zijn.’ Dat klinkt mooi en God doet ook mee. Maar zou het ook eenvoudiger kunnen zijn, dichter bij, als dagelijkse gang? (…)
Bestemming
Gaan is belangrijker dan komen, schijnt de Boeddha al gezegd te hebben. En het is hem eeuwenlang in vele toonaarden nagezegd. Misschien is het adagium het meest tot de verbeelding sprekend verwoord door het gedicht Ithaka van K.P. Kaváfis uit 1910, met zinnen als: ‘Als je de tocht aanvaardt naar Ithaka / bid dat de weg dan lang mag zijn’en: ‘Ithaka gaf je de mooie reis. / Was het er niet, dan was je nooit vertrokken, / verder heeft het je niets meer te bieden’. Het gedicht is niet van internet af te slaan en wordt meestal instemmend geciteerd. Toch is het voor tal van mensen het doel dat de richting bepaalt en het doel waar onderweg zijn om gaat. Vraag het de bergbeklimmer op de flanken van de Mount Everest, gefocust op dat ene gelukzalige moment: I did it! Ik vroeg op de veerboot naar Harlingen een vrouw die die dag een marathon had gelopen op Terschelling naar haar ervaringen onderweg: de duinen, het strand, de bossen. Geen contact: vier uur en vijf minuten had ze erover gedaan – die tijd viel haar tegen. Volgende keer beter. Vraag het Petrarca, die als eerste Europeaan in 1336 alleen voor zijn plezier en voor het uitzicht de Mont Ventoux beklom en zo de eerste moderne toerist werd – en vraag het de vele wielrenners die het hem per fiets nadoen. De prestatie geldt en is de bonus op het lijden van onderweg. Vraag het aan de hadji in spé die Mekka niet heeft gehaald, of de Elfstedentochtrijder die zijn kruisje op een haar na mist: een drama! De hadj is een reis en heet een pelgrimage, een bede-vaart. Dat onderweg zijn iets wezenlijks toevoegt aan je reis, anders dan het bereiken van je doel, is de ervaring van veel mensen, die bijvoorbeeld naar Santiago de Compostela lopen. Toch zijn er weinigen die daags vóór aankomst het vliegtuig terugnemen, omdat onderweg zijn voor hen belangrijker was dan aankomen.
Thuiskomen
Ton Lemaire schreef in Filosofie van het landschap (1970) al behartenswaardige woorden over onderweg zijn: ‘Een reis is een kritische beweging van ruimte naar ruimte, en tevens een crisis van het ik. De tocht van de reiziger is omdat ze de ruimte ontvouwt, tevens zelfontvouwing van zijn bewustzijn. Daarmee krijgt het reizen opeens een onverwachte dimensie. Wat oppervlakkig gezien niet meer dan een versplaatsing in de wereld leek te zijn, moet nu begrepen worden als een manier van zelfkennis; de tocht naar buiten is evenzeer een tocht naar binnen’. (…)
Een volgend fragment, ook uit Volzin januari 2015 is geschreven door Jurgen Tiekstra.
De reis naar buiten is ook een reis naar binnen
“Pelgrimages zijn populairder dan ooit. Jaarlijks lopen alleen al naar Santiago de Compostella zo’n tweehonderdduizend pelgrims. De kerk mag voor velen hebben afgedaan, de mens behoudt een existentiële behoefte om hogere machten aan te roepen. En blijft op zoek naar zichzelf. Pelgrim Marianne Hoogervorst: ‘Ik denk dat ook dát pelgrimeren is: dat je jezelf overwint op een punt waarvan je zegt dat het menselijkerwijs gesproken niet kan. En toch red je het.’
Al op de eerste dag liep hij zichzelf twee keer bewusteloos. Op 28 april 1994 vertrok René Heinrichs te voet vanuit het plaatsje Saint-Jean-Pied-de-Port in de Franse Pyreneeën richting het Spaanse gehucht Roncevalles. Het is de klassieke eerste etappe van de achthonderd kilometer lange camino Francés richting Santiago de Compostella, de Noord-Spaanse pelgrimsplek waar volgens overlevering de apostel Jacobus begraven ligt.
Een half jaar eerder nog zat Heinrichs gefrustreerd thuis. Als aalmoezenier op de vliegbasis Woensdrecht zat hij op een dood punt in zijn leven. Hij worstelde met conflicten op zijn werk. Met zijn benen op tafel zat hij thuis voor de televisie toen daarop een documentaire over de sintjacobsroute uitgezonden werd. ‘Toen zei ik tegen mijn echtgenote: dát is wat ik dus nu moet gaan doen. Om de weg te vinden naar mezelf toe. Tot mijn stomste verbazing zei mijn eega: ja, dat lijkt mij ook. Dat is des te meer verbazingwekkend, omdat ik helemaal geen lichaam heb dat geschikt is om lang te wandelen. Ik heb platvoeten, en wat doorgezakte knieën. Bij de ABOHZIS, dat is de formule die gehanteerd werd voor de keuring voor mensen die in militaire dienst gaan, kreeg ik bij ‘onderlichaam’ een 3. Dat betekende dat ik niet geschikt was voor infanterist en dat ik dus helemaal niet geschikt ben om lang met een rugzak om te gaan lopen.’
Desondanks vertrok hij op 28 april richting Roncevalles. ‘Ik was dermate slecht in conditie, bleek toen, dat ik mijzelf met een rugzak van 22 kilo op de schouders behoorlijk over de limiet belastte.’ De laatste twee kilometer van de 26 kilometer van die eerste dag moest hij per auto vervoerd worden naar het klooster waar de pelgrims traditiegetrouw overnachten. Maar met behulp van een Duitse cardioloog die hij op de camino had leren kennen, liep Heinrichs de tocht naar Santiago toch uit. En in de jaren daarna zou hij de tocht uiteindelijk acht keer lopen.
Van alle tijden en plaatsen
Elk jaar lopen ruim tweehonderdduizend geregistreerde pelgrims over één van de vele camino’s naar Santiago. Deze routes worden al sinds de Middeleeuwen bewandeld: omwille van boetedoening, vanwege een belofte die de pelgrim gedaan had of om de heilige Jacobus bij diens graf om een gunst te smeken. Het opvallende is dat de pelgrimstocht naar Santiago in de achttiende en negentiende eeuw een stille dood stierf, maar groter dan ooit werd vanaf de jaren zeventig en tachtig van de 20ste eeuw: juist in het tijdsgewricht dat de secularisering keihard inzette in Europa.
De invloed van de Spaanse camino is overal ter wereld te zien. In 2003 begon Compostella-pelgrim Almiro Grings een Braziliaanse tegenhanger: de vijfhonderd kilometer lange Caminho de Fé die als eindpunt de Nossa Senhorabasiliek in de stad Aparecida heeft. In 2007 startte de Zuid-Koreaanse journaliste Suh Myung-Sook bovendien de 422 kilometer lange Jeju Olle Trail op het eiland Jeju, na haar eigen reis naar Santiago. Honderdduizenden Koreanen komen nu jaarlijks naar dit eiland toe.
‘Pelgrimages zijn van alle tijden en volkeren’, zegt Peter Jan Margry, bedevaartspecialist en etnoloog bij het Meertens Instituut. ‘De Romeinen, de Grieken, de Etrusken hadden allemaal levendige bedevaartculturen. Je vindt ze overal: als je naar Madagascar gaat, naar Japan, China, India.’
Hij is net terug uit Santiago, waar hij een key lecture hield over wat hij de ‘caminonisering’ noemt. ‘Dat is het proces dat allerlei routes worden uitgezet en tot spirituele wandelwegen worden getransformeerd, met de Camino de Santiago als trendsetter. Dat zie je nu enorm versnellen onder de auspiciën van de Raad van Europa en Unesco, maar ook allerlei lokale, regionale en nationale initiatieven. Er zijn echt tientallen routes gekomen onder de benamingen van heiligen of thema’s: van oecumenisch, katholiek tot semi-islamitisch, zoals de Sultan’s Trail naar Istanbul.’
Pelgrimeren hoort bij de ‘condition humaine’, schreef Margry in zijn boek Shrines and pelgrimage in the modern worlduit 2008. ‘De pelgrimage toont de moeite die het het individu kost om betekenis en richting te geven aan zijn of haar persoonlijke bestaan’, noteert hij in de inleiding van dit boek dat ‘moderne’ bedevaarten beschrijft naar het standbeeld van Tito, het graf van Soekarno, de herdenkingsplek voor de Amerikaanse atleet Steve Prefontaine en het graf van de Hongaarse muzikant Jimmy Zámbó. Zelfs aan die pelgrimages zit wel degelijk een religieus karakter, benadrukt Margry. Want een belangrijk deel van deze pelgrims dicht ‘hogere’ gaven toe aan de overledene. Neem het graf van Jim Morrison in Parijs: “Hij is een popidool, maar tegelijkertijd iemand met transcendente gaven. Mensen die dat graf langs lopen, kunnen hem inroepen als ware hij een godheid die een transformatie in hun leven kan aanbrengen. Die mensen ervaren dat op dezelfde wijze als een katholiek die naar Lourdes gaat.” (…)
Het blad Herademing, tijdschrift voor Spiritualiteit en Mystiek kwam in december 2011 met een special over ‘Pelgrimeren’. Bram Jansen schrijft daarin een artikel over de inkeer en contemplatie. Weer een fragment.
‘Een mens wordt geleid’
“Contemplatie is in mijn ogen een persoonlijke, zeer wezenlijke (existentiële) manier van zijn in het hier en nu. Het is een zitten, staan of lopen, waarbij ik ten diepste probeer te beseffen, dat de Geest van Leven werkelijk in en om me heen is. Het vertrouwen dat dit besef in me kan opduiken is de afgelopen tien jaar langzaam in me gegroeid. Indringende ervaringen met de Geest hebben me dat geleerd.
De Geest laat zich niet door menselijk vragen, willen of verlangen oproepen of sturen. Hij bepaalt zelf wanneer, waar en hoe Hij zich af en toe even aan een mens kenbaar maakt. En dat kan – is mijn ervaring – op de mest onverwachte momenten en plaatsen gebeuren. Zo’n ervaring kan bovendien zo totaal anders zijn dan wat een mens ooit in zijn leven heeft geleefd of gezien of gehoord, date r nog lange tijd overheen kan gaan voordat het besef doordringt dat het echt is gebeurd. Mar wie ooit de aanwezigheid en werking van de Geest heeft beleefd heeft meestal aan één enkele ervaring genoeg om voortaan zeker te weten dat Hij er altijd is. (…)
Tot inzicht komen
Een contemplatief levensgevoel, als een bewust aanwezig zijn voor ‘het oog van God’, kan overigens ook de vrucht zijn van andere keuzes dan het zoeken van stilte en inkeer. Iemand kan nadat hij jarenlang heeft geworsteld met de zin van zijn leven, plotseling tot de ontdekking komen dat de Geest wel degelijk zijn leven heeft gestuurd. Ik ben zelf bijvoorbeeld pas na mijn vijftigste tot het inzicht gekomen, dat mijn leven geen bedenkbare zelfstandig te organiseren weg is, maar een uitnodiging om voortdurend in het hier en hu te leven. (…)
Klaas van der Kamp