Oecumenisch discours VU

De eerste vraag van een student was direct raak. De pastoor uit Gennep stelde hem. ‘Ik hoor de inleiders vooral hun eigen kerk als referentiekader nemen. Zou u ook een reactie kunnen geven van wat u bij andere kerken aanspreekt?’ Op tafel lag het rapport ‘The Church, towards a common vision’. Geleerde mannen vanuit de rooms-katholieke, protestantse, baptistische en orthodoxe achtergrond hadden commentaar gegeven. Nu was de beurt aan de zaal. En daar kwam precies dezelfde reactie die de kerkleiders kregen, nadat zij destijds via de Raad commentaar hadden gegeven. ‘Kan je iets formuleren wat je bij de andere traditie buitengewoon aanstaat en niet alleen zeggen wat je in het document herkent van je eigen traditie’.

Prof. dr. Martien Brinkman liet zich niet kennen. ‘Ik heb me al meer op de bisschop ingesteld. We hebben onder bepaalde omstandigheden een gezicht nodig’. Prof. dr. Peter de Meij volgde: ‘Ik heb van het hele proces veel geleerd. En ik waardeer de plaats voor de missie’. Later in werkgroepjes kwam de vraag terug bij de studenten. ‘Ik zou wel iets van het enthousiasme willen hebben van de pentecostals’, zei een rooms-katholieke priester uit Nigeria. ‘Ik zou wel vaker het avondmaal willen vieren’, zei een protestant uit Nederland. ‘Voor mij zou er plaats mogen zijn voor de vrouw in het ambt, net als bij de protestanten’, volgde een jonge rooms-katholieke theologe uit Oostenrijk.

De Vrije Universiteit uit Amsterdam en de theologische faculteit uit Leuven hadden zaterdag 14 maart een unieke groep studenten bij elkaar gebracht. Een bus vol merendeels rooms-katholieken uit Vlaanderen, en even zo vele merendeels protestanten uit de hoofdstad. Ze spraken een dag lang over een van de belangrijkste documenten van de oecumene van de afgelopen jaren, het rapport ‘The Church’, in zijn huidige lezing al eerder van commentaar voorzien door de Nederlandse kerken en prominent op de agenda in Busan.

‘Wat heb je nu eigenlijk aan zo’n document? En wat merk je plaatselijk eigenlijk van de oecumene?’, vroeg een doopsgezinde studente van de Vrije Universiteit. Anderen herkenden de vraag naar de praktijk van de oecumene. ‘In Nigeria zijn we meer bezig met de steun van gewone mensen’, zei een rooms-katholieke priester. ‘Wij hebben best veel samengewerkt’, zei zijn collega uit Zuid-Sudan, ‘maar dat moest ook wel, omdat we in staat van oorlog waren’. Anderen vulden de motieven voor samenwerking aan. ‘Je kan beter invulling geven aan je missie om Christus gezicht te geven in de samenleving’, aldus een rooms-katholiek pastor uit India.

Dr. Odair Pedroso Mateus van het Oecumenisch Instituut in Bossey, gaf aan het begin van de dag kort de aanloop en de essentie weer van het voorliggende document. De eerste studies dateren al weer van de jaren tachtig. ‘Dus er zitten hier studenten in de zaal die nog niet eens geboren waren, toen de discussies een aanvang namen’. In de loop der jaren zijn er diverse edities geweest en de groep van geleerden wisselde af en toe, wat de continuïteit niet ten goede kwam. Pedroso benoemde vijf kerkmodellen, die de visie op de kerk bepaalden, variërend van het model van Cyprianus die exclusieve ideeën had over de ene kerk, die samenviel met zijn kerk tot uiteindelijk het meest congregationalistische model waarbij de kerk samenviel met de gemeenschap van de ware gelovigen.

Het is door de jaren heen lastig geweest, erkende Pedroso, om de breedte van de kerken bij de responsies te betrekken. Dergelijke teksten over de kerk zijn vooral populair bij protestanten, meer dan bij orthodoxen of rooms-katholieken, en meer bij westerlingen dan bij christenen van andere continenten. Orthodoxe theologen die wel reageren vragen een meer poëtische benadering, die rechtdoet aan hun traditie.

Diverse theologen kregen de gelegenheid te reageren. Prof. dr. Peter de Meij, die enige jaren geleden nog de oecumenelezing verzorgde over de doop, refereerde aan de katholieke wens om de apostoliciteit nader te kleuren en de waardering om de kerk te verbinden met het lichaam van Christus. De opmerking in het rapport tot tweemaal toe dat de kerk meer is dan de som van gelovigen noemde hij een inzicht wat eerder prominent door paus Paulus VI is verwoord. De Meij vergeleek het document vooral met Lumen Gentium, het document over de kerk van het Tweede Vaticaans Concilie. Op de vraag of het document van Franciscus Evangelii Gaudium geen verdere herkenning zou kunnen bieden, omdat de huidige paus daarin onderscheid maakt tussen een levendige, dynamische kerk en een dode, verwereldse kerk, antwoordde De Meij bevestigend.

Drs. Teun van der Leer sprak vanuit een baptistische visie. Hij waardeerde de missionaire insteek van het rapport. En vroeg zich af of de nadruk daarop niet sterker zou kunnen worden doorgezet, omdat er in het voorliggende rapport toch al weer vrij snel over andere thema’s wordt gesproken, zoals de eucharistie. ‘Mattheus zegt toch niet: Gaat heen, doopt alle mensen en viert de eucharistie?’ Van der Leer adviseert een kerk weg van het instituut naar de beweging. Hij sprak van een participerende ecclesiologie.

Prof. dr. Martien Brinkman stelde vast dat het rapport over de kerk de ambitie om als opvolger en verdieper te gelden van het BEM-rapport uit 1982 niet helemaal kan waarmaken. Daarvoor laat het te veel thema’s uit BEM liggen. Een goed voorbeeld daarvan is de definitie van apostolische successie, die in het BEM-rapport verder was dan in The Church, doordat BEM de successie niet alleen koppelde aan de bisschop, maar ook aan het geheel van de kerk. Het rapport ‘A treasure in earthen vessels’ wordt ten onrechte niet meegenomen, waardoor het belang van de contekstualiteit wat blijft liggen. De voorliggende tekst heeft vooral de bilaterale discussies tussen kerken opgepakt. In de slipstream daarvan zijn er ook veel oude theologische tegenstellingen ingeslopen, waardoor het te veel westers georiënteerd is, meent Brinkman. Actuele zaken, zoals de interreligieuze dialoog, zaken van mensenrechten, vrouwenordinatie ontbreken in het geheel. Studenten vulden later aan dat de kerk daardoor ten onrechte niet in de metafoor van bijvoorbeeld de familie is verwoord.

De orthodoxe theoloog dr. Kalaitzidis zei dat hij misschien nog wel de meest tevreden theoloog was van allen aanwezig. Hij herkende verschillende elementen waaronder de trinitarische insteek, de waardering van de geloofsbelijdenis en de eucharistische ecclesiologie. Uiteindelijk zijn er overigens ook velen die een bekering verwachten van andersgelovigen tot de orthodoxe kerk, legde hij uit.

In de staart van net programma had de organisatie drie Amsterdamse voorgangers uitgenodigd. Pastoor Jim Schilder van de centrumparochie vertelde dat er voor hem weinig tijd overbleef om veel aan oecumene te doen, omdat hij druk was met het pastorale en liturgische deel van zijn taak. Ds. Julia van Rijn van de PKN stelde vast dat de protestanten in de hoofdstad inderdaad de laatste jaren minder met de rooms-katholieken hebben kunnen optrekken en veel meer oecumenische contacten ervaren met de charismatici en de orthodoxen, die opener staan voor contact en voor de missionaire taak. Dr. Andreas Wöhle vertelde van een meer oecumenische praktijk in zijn gemeente, waar van zijn lutherse kant een open houding is naar andere gelovigen die het avondmaal willen meevieren. Hij sprak ook waarderend over rapporten als The Church, die vocabulaire aanreiken waarmee men de oecumenische praktijk nader kan definiëren.

Foto’s:
1. Martien Brinkman in gesprek met een student uit Nigeria
2. Odair Pedroso Mateus in gesprek met Margarithe Veen
3. Een goed gevulde zaal met meest jonge mensen
4. Teun van der Leer
5. Drie Amsterdamse pastores
6. Peter de Meij
7. Pantelis Kalaitzidis in gesprek met Odair