Onlangs tijdens een presentatie in Vleuten, waaraan ook de Raad van Kerken deelnam, gaf iemand uit de gemeente ter plaatse een boekje met daarin een lezing van kardinaal Wim Eijk, uitgesproken enige tijd geleden in de Torenpleinkerk (de Oude Willibrord), waarin hij ingaat op de missionaris Willibrord als voorbeeld en inspiratie voor onze tijd. ‘Je moet vooral het laatste gedeelte lezen, dat zegt iets over zijn besef van taakuitoefening en over het thema pelgrimage, waarvoor de Raad van Kerken zich sterk maakt’. Dat laatste stuk drukken we dus hieronder af.
De Iro-Schotse monniken streefden geen systematische missionering na en dachten niet in eerste instantie aan het opzetten van kerkelijke structuren en het stichten van bisdommen. Hun drijfveer om het geloof uit te dragen had in de eerste instantie te maken met hun streven naar zelfheiliging. Zij koesterden een ascetisch-mystiek ideaal. Zij waren zich er diep van bewust dat zij geen herders waren op eigen gezag, maar dat zij deelden in het herderschap van Christus. Dit namen zij heel letterlijk op, in die zin dat ze hun leven ook concreet gestalte wilden geven naar Zijn leven. Jezus bezat niets, had niets om zijn hoofd op te laten rusten (Mat. 8,20) en beschikte niet over een vaste woon- of verblijfplaats, maar trok van de ene naar de andere plaats om het Evangelie te verkondigen. Dit wilden Willibrord en zijn gezellen ook: uit liefde voor de mensen die Christus niet kenden, hun menselijke zekerheiden opgeven om naar het buitenland te gaan. Het was hun ideaal om daar evenals Jezus een ‘peregrinus’, een pelgrim, zeg maar vreemdeling te zijn om onze voorouders met Hem in contact te brengen. Op deze manier wilden zij gevolg geven aan Jezus’ oproep: ‘Ieder die zijn huis, broeders of zusters, vader of moeder, kinderen of akkers heeft prijsgegeven om Mijn naam, zal het honderdvoudig terugkrijgen en eeuwig leven ontvangen’ (Mat. 19,29). Evenals Jezus waren zij er niet op uit om zichzelf te weiden, dat wil zeggen er zelf beter van te worden, maar als herders voor onze voorouders zorg te dragen.
Willibrord en zijn gezellen konden nog niet steunen op kerkelijke structuren. Deze moesten nog worden opgebouwd. De eerste missionarissen moesten het vooral hebben van hun persoonlijke uitstraling als volgelingen van Jezus. Hun spiritualiteit sloeg aan: al snel stonden er ook missionarissen op, afkomstig van het vasteland met hetzelfde vuur bezield, zoals de Heilige Liudger, geboren in Zuilen.
Willibrord heeft ondervonden wat het betekent om met Jezus op weg te zijn en dat de leerling niet boven zijn meester staat (vgl. Mat. 10,24). Hij en zijn metgezellen deden vergelijkbare ervaringen op als Jezus tijdens Zijn aardse leven. Zij ontmoetten ook onbegrip en tegenstand. Regelmatig werden hun kloosters en hun bezittingen verwoest…(….).
Uiteraard is het niet zo gemakkelijk om vergelijkingen te trekken tussen het Nederland in het eerste kwart van de 21ste eeuw en dat van het eerste kwart van de achtste eeuw. Kerkelijk gezien dringen zich echter enkele parallellen op. Toen Willibrord begon, kon hij nog niet terugvallen op sterke kerkelijke structuren. Die moesten nog worden opgebouwd. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw hebben wij moeten meemaken hoe de bloeiende kerkelijke structuren van weleer in enkele decennia verdampten. Wij zijn nu op een punt aanbeland dat we ook niet meer op sterke kerkelijke structuren kunnen terugvallen. Een tweede parallel betreft de samenleving waarin we het Evangelie verkondigen: Willibrord deed dat in een heidense omgeving die niet op het christendom zat te wachten, terwijl wij dat doen in een seculiere omgeving waarin een aantal heidense zaken is teruggekeerd of nieuwe zijn ingevoerd, bijvoorbeeld diverse vormen van esoterie, horoscopen, tarotkaarten, spiritisme, paranormale zaken en oosterse religies.
Laatst schreef iemand me in een e-mail: we leven in een gure, seculiere wereld. Voor de huidige seculiere samenleving is Jezus een vreemdeling geworden. Wij hoeven niet op reis te gaan om ons vreemdeling te voelen. Soms voelen we ons als christenen in zeker opzicht meer thuis in andere landen, waar het geloof in Christus vanzelfsprekend is. Wie Jezus volgen wil, voelt zich dan ook in sommige opzichten een vreemdeling, onbegrepen door zijn omgeving. Het vergt moed om dat aan te durven, want van nature steken we niet graag af bij onze omgeving. Maar juist in een seculiere wereld zijn mensen die voor hun geloof in Christus en Zijn Evangelie uitkomen, meer dan ooit nodig. Hadden Willibrord en zijn gezellen het niet opgebracht om als vreemdeling bij ons het Evangelie te brengen, dan hadden we toen Christus niet leren kennen. Nu komt het erop aan dat wij het naar het voorbeeld van de Heilige Willibrord ook opbrengen om als vreemdelingen in een seculiere samenleving duidelijk voor Christus uit te komen, opdat ook medemensen in onze tijd Christus leren kennen en via Hem bij de Eeuwige Vader uitkomen.