Er waren drie inleidingen woensdag 21 januari in De Oud-Katholieke Kerk in Hilversum over de toekomst voor geloof en religie in de 21ste eeuw. En alle drie inleiders begonnen met een halve verontschuldiging. Men moest van hen geen somber verhaal verwachten. Ze ervaarden de situatie voor de kerk helemaal niet als perspectiefloos.
‘Terecht spreekt de organisatie over toekomst voor geloof en kerk’, zei dr. Mattijs Ploeger, rector van het Oud-Kaholiek Seminarium, ‘want sinds 11 september 2001 moet men met verwarring erkennen dat religie terug is in de samenleving’. Over de vormen van religie kan men dan nog discussiëren. In een Anglicaanse Kerk bijvoorbeeld zie je hoogkerkelijk en laagkerkelijk, liberaal en kritisch naar homoseksuelen naast elkaar bestaan.
Voor Ploeger zijn de rituelen in de kerk essentieel. Dat sluit aan bij de Oud-Katholieke traditie. Zijn stelling luidde dan ook: De toekomst van de kerk en de religie ligt bij de ritualisering van een levensvisie. Het bijzondere van een kerk is, dat die levensvisie niet alleen individueel en cognitief bestaat, maar ook gemeenschappelijk en ritueel wordt ervaren.
Anton de Wit, rooms-katholiek religie-journalist, verdedigde een stelling ontleend aan de Jezuïet Karl Rahner. De christen van de toekomst zal een mysticus zijn, of hij zal er helemaal niet zijn, betoogde hij. Als basis van geloof benoemde hij de ervaring dat God de dragende grond is van het hele leven. Dat vertrouwen relativeerde wat Anton de Wit betreft statistische cijfers zoals die door kranten worden verspreid en die suggereren dat er amper basis is voor geloof in de samenleving. Het geloof in Christus ontleent vertrouwen aan de Heer zelf. En als rooms-katholiek prees Anton de Wit zich in dit gezelschap van Oud-Katholieken gelukkig met de manier waarop de huidige Rooms-Katholieke paus, ook een Jezuïet, invulling geeft aan de kerk, die dat geloof vertegenwoordigt.
Klaas van der Kamp, algemeen-secretaris van de Raad van Kerken, noemde als voorwaarde voor een levensvatbare kerk in de toekomst een kerk die dichtbij de mensen en hun levensgang staat. Wil een dergelijke kerk mensen bereiken en ook zich in het maatschappelijk leven kenbaar maken dan zullen de denominaties samen moeten werken. Mattijs Ploeger gaf aan dat Klaas van der Kamp meer de activiteiten naar buiten verwoordde, waar hij de bezieling van de kerk in zichzelf meer onder woorden trachtte te brengen. Het zijn keerzijden van dezelfde munt.
Het hoort ongetwijfeld bij de franje van de Oud-Katholieke Kerk dat er ook een apres-microfoondeel is, de borrel na afloop. Dan dalen de lezingen verder in. De passie voor het ritueel mag je verwachten van iemand die leiding aan het Oud-Katholiek Seminarie moet geven. Het behoort bij de identiteit van deze kerk. Dat is ook eigen aan de kaars die de inleiders kregen waarop Maria met het kindje Jezus staat. Vroeger hadden we ook een eigen bijbel, laat de plaatselijke pastoor Wietse van der Velde weten. En hij toverde even later een Nieuwe Testament te voorschijn uit 1953, goedgekeurd door de bisschoppen Andreas Rinkel, Jakobus van der Oord en Engelbertus Lagerwey. Wat er anders is dan de NBG uit 1951? Om die vraag te beantwoorden bladerde Wietse naar Jakobus 5, 14 als het over de ziekenzalving gaat. Dan staat er: ‘Is iemand onder u ziek? Laat hij de priesters der kerk bij zich roepen, dat zij over hem bidden en hem zalven met olie in de naam des Heren’. (Ter vergelijking de vertaling van het NBG uit 1951: ‘Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren’). De vertaling uit 1953 is de laatste eigen vertaling van de OKK. Tegenwoordig sluiten de oud-katholieken aan bij de NBV gemaakt door het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbelstichting.
Foto’s:
Elsbeth Gruteke in gesprek met Anton de Wit
Wietse van der Velde spreekt onder meer Mattijs Ploeger toe