Ida Gerhardts belijdenis

Het was even thuiskomen donderdag 27 november, toen Mieke Koenen, de biografe van Ida Gerhardt in het oude middeleeuwse stadhuis in Kampen, een toelichting gaf bij haar boek, ‘Dwars tegen de keer’, over het leven en werken van Ida Gerhardt (1905-1997). Strikt om acht uur werd de lezing stilgelegd en klonken op het carillon van de nieuwe toren de klanken van Valerius, precies zoals het in het gelijknamige gedicht ‘Carillon’ beschreven wordt. En toen er na afloop vragen mochten worden gesteld waren er diverse oudleerlingen van Gerhardt, die de docente klassieke talen nog hadden meegemaakt op het gemeentelijk gymnasium, die herinneringen ophaalden.

Koenen vertelde uitvoerig welke bronnen ze had kunnen raadplegen om de bekende dichteres te typeren, die samen met haar hartsvriendin en huisgenote Marie van der Zeyde, de psalmen vertaalde uit het Hebreeuws naar het Nederlands. Ida Gerhardt heeft duizenden brieven geschreven waarin ze vaak tot in detail haar gevoelens en drijfveren vertolkt. In het archief van Zutphen is 27 meter over Ida Gerhardt te vinden en ook het Letterkundig Museum in Den Haag heeft veel materiaal. Verder heeft Koenen mensen geraadpleegd die Gerhardt persoonlijk hebben gekend.

Onder hen zijn verschillende dominees en paters. De dominees dateren vooral uit de tijd dat Gerhardt in Eefde woonde. Daar heeft ze op relatief hoge leeftijd, 62 jaar, nog belijdenis van het geloof afgelegd in de Hervormde Kerk. Direct na haar belijdenis ging ze zich overal mee bemoeien, vertelde Koenen, want dat lag in haar aard. Zo heeft ze als een soort eigentijdse Luther een tiental stellingen geformuleerd waar de kerk aan zou moeten voldoen. In één stelling liet ze merken dat wat ‘gezellig en esthetisch is, als onwaar kan worden beschouwd’. En in een andere stelling poneerde ze, dat ‘blijdschap niet per drumband besteld’ hoefde te worden.

Er kwamen allerlei wetenswaardigheden naar voren over het leven van de dichteres. Zo is er een brief gevonden uit 1977 waarin ze reageert op een lezer van haar werk. De man schreef Gerhardt, nadat zijn dochter van negentien jaar zelfmoord had gepleegd en op de één of andere manier voelde hij een zielsverwantschap met Gerhardt. Die was er ook. Want in een reactie liet Ida Gerhardt weten zelf ook overwogen te hebben om suïcide te plegen. Maar anderen hadden het in de gaten en hadden haar ‘deze vrijheid ontnomen’. De dochter van de man was in de tuin gevonden, terwijl de leeuweriken zongen. Naast het ‘Eer uw vader en eer uw moeder’, geldt volgens Gerhardt ook ‘Eer uw kind’. De gespannen relatie met haar moeder zou er de oorzaak van zijn dat Gerhardt soortgelijke zwaarmoedige gedachten heeft gehad. Er is iets van terug te vinden in de eerste bundel ‘Het levend monogram’. Daarin staat bijvoorbeeld een gedicht waarin een kind de dood vindt door het eten van een giftige plant: ‘Dolle kervel, bitterzoet: / tien geduchte zullen weten / hoe een kind, klein maar verbeten / zich de dood at in het bloed’.

Koenen heeft ook twee brieven bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie gevonden, niet van de hand van Gerhardt, maar van een collega, de classicus Hillen, die op dezelfde school les gaf als Gerhardt, en die niet zoveel ophad met zijn vrouwelijke collega. Hij noemde haar een ‘volkomen verjoodste blauwkous’. En hij briefde alle uitspraken van Gerhardt en andere  collegae op aan de Duitsers, met als gevolg dat Ida Gerhardt in een veel later stadium een vaste aanstelling kreeg dan ze gewild had. De noodzaak zich aan te passen bij de Duitse overheersers kwam ze ook tegen toen ze het gedicht Carillon wilde publiceren. De regels ‘En één tussen de naamloos velen, / gedrongen aan de huizenkant / stond ik te luist’ren naar dit spelen / dat zong van mijn geschonden land’. Het woord ‘geschonden’ kon geen genade vinden in de ogen van de overheersers en moest worden veranderd in ‘geteisterd’, omdat dat laatste woord op de natuurelementen kon slaan en het eerste woord kon als negatief voor de Duitsers worden beoordeeld.

Met eindeloze vasthoudendheid kon Gerhardt brieven schrijven voor wat zij zag als de goede zaak. Ze heeft zich enorm ingespannen tegen de stadsuitbreidingen en de spoorwegplannen in de regio Kampen. Ze kwam passioneel op voor de natuur en legde een soort verbinding tussen het karakter van het landschap en de menselijke persoonlijkheid. Ze vreesde de ‘ontpersoonlijking van het landschap’. Ze noemde het een schande en een zonde als men de natuur in zijn eigenheid wilde vervangen door beton.

Ida en haar vriendin Marie hebben veel reizen gemaakt. Naar het warme zuiden wilden ze niet. Ze hielden het op Zwitserland (het protestantse klooster Grandschap), Scandinavië en Ierland. Ida Gerhardt zocht vooral de stilte om alle tijd te hebben voor haar dichtwerk. Met een bijna Spartaanse mentaliteit leefden Ida en Marie tot 1969 enkele maanden in de zomer in Ierland. Dat hield op nadat Ida gordelroos had gehad die zich tot in het gezicht uitbreidde.
In Nederland vonden de twee vrouwen snel een alternatief. Ze waren begonnen de psalmberijming te maken en ze zochten daarvoor de kloosters op van Zundert, Grave en Vlaanderen. Ida Gerhardt had er speciaal Hebreeuws voor geleerd. Ze was er cum laude voor geslaagd. Ze wilde niet alleen mooie poëzie maken, maar ook zingbare poëzie. Daarom gingen de vriendinnen naar de kloosters en participeerden daar in de getijdengebeden. Ida en Marie begonnen in 1966 met hun project, de psalmberijming verscheen in 1972.

Deze vertaling werd onder meer gebruikt door een zestal kerkmusici vanuit de Benedictijnen, Benedictinessen en de Cisterciënzers die, verenigd in de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie, zochten naar een psalmvertaling die na toonzetting een waardige opvolger van de Latijnse teksten zou kunnen zijn. Deze nieuwe toonzettingen in alle kerktoonladders werden uitgegeven als Het Boek der Psalmen bij de Katholieke Bijbelstichting in 1975. Alle 150 psalmen worden in geordende regelmaat gezongen tijdens de dagelijkse koorgebeden in de Nederlandstalige abdijen. In de katholieke bundel Gezangen voor Liturgie zijn 67 andere zettingen van deze psalmvertaling opgenomen van diverse Nederlandse en Belgische componisten, waarvan velen deel uitmaakten van de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie.

Foto’s:
1. Ida Gerhardt
2. Mieke Koenen
3. Zaalimpressie