De Remonstrantse Broederschap heeft zes nieuwe boekjes uitgegeven, die gaan over basiselementen van het geloof. Prominente remonstranten zorgen in de uitgaven voor een opnieuw definiëren van wie ze zijn. Niet alleen het gedachtegoed is opnieuw geordend, ook de stilering mag er zijn. Mondain, van deze tijd, een hebbeding wat je met liefde een prominente plaats geeft op een tafel.
Als je vanuit het perspectief van de Raad van Kerken en de oecumene naar de boekjes kijkt, zoek je natuurlijk eerst naar die onderdelen waar de samenwerking van de kerken aan de orde komt. Dat valt een beetje tegen. Peter Nissen, recent overgekomen vanuit de Rooms-Katholieke Kerk en inmiddels ook officieel afgevaardigde van de Remonstranten naar de plenaire Raad van Kerken, komt er nog het dichtst in de buurt. Hij probeert vooral het eigene van de Remonstrantse Broederschap onder woorden te brengen en logischerwijs komt daarbij ook zijn verleden in de Romana aan de orde; al is dat oecumenisch gezien weer lastig, omdat je maar zo definities opschrijft waarin degene die gedefinieerd wordt zich niet meer herkent.
Peter Nissen is op de hoogte van de oecumenische ontmoetingen, zoals blijkt in het tweede hoofdstuk, waar hij verhaalt van de periode 1998 tot 2005 waarin hij als afgevaardigde van de Pauselijke Raad voor de Eenheid van de Christenen mocht deelnemen aan de officiële internationale oecumenische gesprekken tussen rooms-katholieken en doopsgezinden. Hij sluit aan bij een lied van Oosterhuis ‘Zo maar een dak’ en reflecteert op de identiteit van de kerk. ‘De Rooms-Katholieke Kerk, mijn vroegere thuis, beschouwt zichzelf als een door God gegeven institutie, ook als de enige ware in haar soort. Buiten haar is het heil slechts mondjesmaat te vinden. Van die opvatting hebben remonstranten niet zo veel last. Zij vinden het instituut en de wijze waarop het georganiseerd is niet zo heel belangrijk. Een zekere organisatie, een zekere structuur is nodig om te zorgen dat de dingen gebeuren die moeten gebeuren. Maar die structuur is niet heilig, is niet eeuwig en is niet exclusief. De kerk is mensenwerk, haar vormen zijn historisch gegroeid en dus tijdgebonden, en de kerk is niet alleen zaligmakend: ook daarbuiten kunnen mensen zinvol leven en gelukkig worden’.
In één van de laatste hoofdstukken gaat Nissen door op de vraag: ‘Heeft de kerk toekomst?’ Hij stelt vast dat ook de Remonstranten inmiddels met een jaarlijkse teruggang in leden te maken hebben. Het leven wordt in versneld tempo geleefd. We zijn in een ‘liquid modernity’ terecht gekomen, waar menselijke relaties broos, kwetsbaar en vergankelijk zijn geworden. Die vluchtigheid beïnvloedt veel aspecten van het leven en dus ook de kerk. ‘Het fenomeen van het levenslange, stabiele lidmaatschap van de kerk – ‘van de wieg tot het graf’ – wordt een vreemde eend in de bijt van de ‘liquid modernity’’. Volgens Nissen nemen wisselende netwerken de plaats in van de klassieke instituties. Religiebeleving vindt nu bijvoorbeeld in toenemende mate plaats via de virtualisering. ‘Uit onderzoeken blijkt dat veel mensen internet gebruiken om er zingeving te ontdekken of hun spiritualiteit te voeden’. Religie is op internet populairder zegt Nissen dan sport, gezondheid, auto’s, muziek, recepten of geld. Dat wijst een analyse van de zoekmachines uit.
Voor de klassieke kerken zijn deze ontwikkelingen niet gemakkelijk. Nissen stelt vast dat remonstranten hier overigens minder pijn aan lijden, omdat zij altijd al minder belang hechten aan bindende regels. Zij hebben altijd iets gehouden van kerkelijke vrijbuiters, van ballingen op doortocht.
Pelgrimstocht
Waar het perspectief van de oecumene eigenlijk niet aan bod komt in de uitgaven, daar is er wel ruimte voor thema’s die ook in de oecumenische beweging en organisatie worden onderhouden. Christa Anbeek heeft een belangrijk kernthema opgepakt met de pelgrimage, die door de Wereldraad centraal aan de orde is gesteld in de periode 2014-2021. Anbeek koppelt het aan de toekomst en gebruikt het vooral als metafoor om te spreken over tijdsbeleving en de ervaringen van ouderdom. Ze zet een hoofdstuk in met ‘zoekbewegingen’ en geeft dan eerst een opsommig: ‘Tachtig hartslagen per minuut – 4800 hartslagen per uur – 115.200 hartslagen per dag – 4.2048.000 per jaar – als ik tachtig jaar oud word, zijn er zo’n 3.363.840.000 vorobij. Soms luister ik ’s nachts naar het kloppen van mijn hart: alweer zijn er tien voorgoed voorbij’.
Natuurlijk krijgt de pelgrimstocht hier een andere invulling dan de Wereldraad van Kerken entameerde. De Wereldraad mikte op een pelgrimage van gerechtigheid en vrede; en niet op de intensiteit van een individueel mensenleven. Die maatschappelijke thema’s komen in de reeks elders aan de orde. Christiane Berkvens-Stevelinck schrijft er over. Een citaat: ‘Alleen solidariteit schept banden. En waar, o waar zou dit bevrijdende begrip toch vandaan komen? Ik mijmer. Nu wil de regering solidariteit opleggen en familie en buren verplichten mantelzorgers te worden. En dat in het land dat de meeste mantelzorgers op de been weet te brengen. Waarom doen ze dat, die mantelzorgers? Uit mededogen, altruïsme of voor mijn part liefdadigheid, maar wel vrijwillig. Wordt solidariteit verplicht gesteld, dan verdwijnt het oorspronkelijk altuïsme’.
Godsdeeltjes
Wie wil kennisnemen van de boekjes kan gewoon naar de boekhandel. Want Meinema heeft ze uitgebracht in zes zeker niet te dure deeltjes. In de Goddeeltjes laten remonstrantse theologen zien wat ze in hun leven hebben ontvangen dat hen inspireert. Wat ze aan anderen willen geven en hoe ze mensen willen inspireren. Wat ze met elkaar delen. Daarbij grijpen ze terug op elementaire begrippen in het christelijk geloof en leggen ze de drijfveer achter ons geven, ontvangen en delen bloot.
Er zijn bijdragen opgenomen van zeven theologen uit de remonstrantse traditie: Christa Anbeek, Christiane Berkvens-Stevelinck, Bert Dicou, Koen Holtzapffel, Foeke Knoppers, Peter Nissen en Antje van der Hoek. Het totaal omvat 648 pagina’s en de prijs is € 22,00.