Trialoog bij Caïro-overleg

Joden, moslims en christenen hielden woensdag 27 augustus een bijeenkomst in het Cultureel Joods Centrum in Amsterdam. Het ging over de verlegenheid van de religies. Gaandeweg het gesprek bleek hoezeer interne loyaliteit in gesprekken met anderen vaak de boventoon voert boven de analytische kritiek op recalcitrant in de eigen groep. Die opmerking werd vanuit de zaal gemaakt en is elders op deze website verwerkt in een impressie van de bijeenkomst. Hieronder volgen de uitgesproken teksten van enkele inleiders. U vindt hier achtereenvolgens de bijdragen van rabbijn Raphaël Evers, ds. Wessel Verboom en prof. dr. Marcel Poorthuis. Er is ook een inleiding gehouden door imam Yassin. Hij had zijn bijdrage niet op papier staan. Kort nadat hij begon te spreken heeft een medewerker van de Raad van Kerken een camera aangezet. We kijken nog of we aan de hand van die opname een substantieel deel van zijn bijdrage kunnen intikken. Als dat lukt, zullen we die in een later stadium toevoegen aan deze teksten. De lezer zal merken dat elk van de inleiders een eigen techniek van noteren heeft. De eigen schrijfwijze is voor een deel gehandhaafd in de teksten hieronder.

Bijdrage: Rabbijn mr. drs. R. Evers

Voorzitter, vertegenwoordigers van alle samenwerkende organisaties,
Dank voor deze gedurfde bijeenkomst. Dank voor de moed om dit thema enigszins bespreekbaar te maken.

Laten we beginnen met uiterlijkheden en zo langzaam van buiten naar de binnenwereld proberen te werken. Ik bespreek met U achtereenvolgens DE KEPPEL, VREEMDELINGENBELEID, HET RECHT OM NIET BELEDIGD TE WORDEN, EN IDENTITEIT.

DE KEPPEL

Ik draag duidelijke traditioneel Joodse kleren omdat ik mijn identiteit niet onder stoelen of banken wil steken. Ik ben Joods en wil dat duidelijk maken.  De traditionele joodse klederdracht fascineert. Is het alleen folklore? Niet in het minst. De wijze waarop de orthodoxe jood in Israël gekleed gaat vindt zijn oorsprong in Tora of Kabbala, de mystiekleer. Waar komen de keppels vandaan en wat heeft het te doen met de Tora?

Velen menen dat een keppel wordt gedragen om uiting te geven aan het gevoel, dat `er iets boven ons is’. Toch is er meer. De keppel vormt een deel van de kleding en volgt dus als kledingstuk de algemene kledingvoorschriften. Sociologische theorieën stellen, dat wij ons kleden om ons te beschermen tegen de natuurelementen, om het gewicht van onze maatschappelijke positie uit te dragen of om onszelf te verfraaien.

De kledingtheorie uit de Tora luidt, dat wij ons naakt schamen: `Adam en zijn vrouw waren beiden naakt maar zij schaamden zich niet’ (Genesis 2:25). Na de zondeval schaamden Adam en Eva zich en naaiden zij zich van vijgenbladeren schorten (ibid. 3:7).

Volgens de Tora kleden wij ons dus omdat wij ons schamen. De keppel is een onderdeel van de kleding. Wij bedekken onze hersenen omdat we ons schamen voor ons verstand. God heeft de mensheid met zeer veel intelligentie begiftigd maar als wij het resultaat van onze inspanningen aanschouwen, komen wij al gauw tot de conclusie dat wij er niet veel van gebrouwen hebben.

Religieuze kleding is voor mij voornamelijk een teken naar mijzelf. Ik wil mij er constant van bewust zijn, dat ik als religieus mens iets mag en moet bijdragen aan het algemeen welzijn, aan de maatschappij.

En ik ga daar zover in, dat ik zelfs meen, dat mijn omgeving mij mag aanspreken op mijn religiositeit als bijdrage aan de Nederlandse samenleving.

Hebben wij wat bij te dragen? Ja, bijzonder veel zelfs.  In de loop der eeuwen heeft het Joodse volk de wereldgemeenschap belangrijke waarden bijgebracht. Een interessant gegeven is daarbij dat het Jodendom een plichtenleer is en geen rechtenleer.

Deze insteek van rechten als plichten geven direct ook aan dat aan alle rechten in onze moderne maatschappij duidelijke plichten zijn verbonden. Duidelijker gesteld: elk recht heeft zo zijn beperkingen.

Alle drie hier bijeengekomen religies zijn inmiddels minderheden in de moderne Nederlandse realiteit. Ik bespeur bij velen een gevoel van vreemdeling op eigen bodem.
Hoe gaat de Tora om met de vreemdeling?

VREEMDELINGENBELEID

“Een vreemdeling zult gij niet onderdrukken, noch hem benauwen want gij zijt vreemdelingen geweest in het land Egypte” (Exodus 22:21).

In de Talmoedische traditie wordt ‘onderdrukken’ uitgelegd als ‘pijnigen met woorden’ terwijl ‘benauwen’ als ‘financieel onheus bejegenen’ opgevat wordt.

In vers 23 aldaar wordt de Hemelse straf besproken “Mijn toorn zal ontbranden en Ik zal u met het zwaard doden”, waaruit duidelijk blijkt hoe zwaar de onderdrukkende benauwenis waarin vreemdelingen kunnen verkeren door het Opperwezen wordt opgevat.

De argumentatie luidt: “Want u bent vreemdelingen geweest in het land Egypte.”  Een heel menselijke en ook veel gehoorde reactie zou luiden: “Wij zijn vervolgd, dan zullen wij ook anderen vervolgen.” Niets van dit alles staat in de Tora. Integendeel. De Tora eist van ons: “Neem geen wraak en koester geen wrok” (Leviticus 19). 

Niemand wil onderdrukt worden. Dit mogen wij ook luid en duidelijk kenbaar maken. Maar dit betekent wel respect voor de normen en waarden van het gastland. Er is een grens aan vreemdelingschap. “Zoekt de welstand van de stad waarheen u komt”, stelt de profeet Jeremia aan de Joden die in ballingschap gaan.

Extremisme is eigenlijk alleen maar bezig zijn met je eigen ding, alleen maar opkomen voor je eigen rechten. Het betekent vaak totaal geen oog hebben voor de ander en zijn rechten.

HET RECHT OM NIET BELEDIGD TE WORDEN

Ja, en er zijn ook grenzen aan de vrijheid van meningsuiting.

Is het waar dat er `In een democratie niets heilig is, behalve het vrije woord’. Nee! Ook aan vrijheid van meningsuiting zitten heel duidelijke grenzen. De grootste gemene deler van vrijwel alle mensenrechten is bevordering van het welzijn van de (westerse) mens. Het is voornamelijk niet de bescherming van een abstract principe, hoe fraai dat basisbeginsel van de democratie ons ook in de oren klinkt.

Een andere one-liner luidt `wie er nu doekjes om windt, is een lafaard’. Wat een krijgshaftige taal! Vrij vertaald houdt dit in: `zeg nu maar alles wat je denkt, en we worden er allemaal gelukkiger van’. Was het maar zo.

De ervaring leert, dat dit absoluut niet waar is in de (harde) intermenselijke realiteit van alledag.
We kunnen mooie luchtballonnen oplaten over de `heiligheid’ van het vrije woord en nog een hele reeks andere grondwettelijke wenselijkheden maar indien wij de mens en zijn gewone, gerechtvaardigde menselijke gevoelens hierbij totaal uit het oog verliezen, zijn we niets opgeschoten sinds de Verlichting.

Het recht van het vrije woord geeft aan iedere burger een bepaalde macht en zeggingskracht, ook over anderen. Gelijk met iedere machtspositie moet daar uiterst delicaat en prudent mee worden omgesprongen. Gaan we even over de schreef dan is er al sprake van machtsmisbruik.

Zinloos machtsmisbruik vinden we allemaal kwalijk. Wanneer hele bevolkingsgroepen regelmatig bewust, `voor de grap’ of uit welk motief dan ook voor schut worden gezet is iedere fatsoensnorm of gemeenschapswaarde overtreden.

De oude joodse Wijzen durfden zich al meer dan 2000 jaar geleden af te vragen of de Bijbel voor de mens was geschreven of dat de mens voor de Bijbel was gecreëerd. In onze humanitaire tijd moet dan zeker gelden, dat de mens – ondanks alle hoogdravende rechtsidealen – altijd centraal moet blijven staan.

Ook de Nederlandse wet erkent het recht om gevrijwaard te mogen blijven van andermans verbale agressie. Op belediging en aantasting van andermans eer en goede naam staan wettelijke sancties.

Als je erg juridisch denkt en het jezelf niet betreft dan stel je nuchter en afstandelijk vast, dat de rechter wel zal uitmaken waar de grens van de vrije meningsuiting ligt. Juridisch beredeneerd is dat zeker juist. Maar ook de wet is er alleen maar om iedere burger een redelijk beschermd bestaan te bieden.

Ook de rechter is overigens maar één man/vrouw uit het sociale spanningsveld, die in zijn/haar eentje mag gaan bepalen wat voor alle Nederlanders wel of niet door de beugel kan.

Je kunt ook de menselijke weg inslaan en het eerste filter tegen woordmisbruik bij jezelf leggen. Dat betekent dat je als bewuste en respectvolle burger het recht van het vrije woord zo interpreteert en hanteert, dat ook andersdenkende Nederlanders niet belachelijk worden gemaakt. Want uiteindelijk gaat het erom het collectief burgers te beschermen. En schelden doet soms zeker pijn.

We leven in een informatietijdperk. Dat betekent, dat publieke informatie een groot goed is. Dit impliceert echter, dat wij uiterst voorzichtig en behoedzaam moeten omgaan met dit hoge goed. Dat begint bij onszelf.

De Talmoed (de joodse uitleg op de Bijbel) waarschuwde al 2000 jaar geleden voor de ernstige gevolgen van misbruik van vrijheid van meningsuiting waarbij het recht van iedere burger om niet gekwetst te worden centraal staat.

Wat het verschil vormt tussen westers en Talmoedisch denken? Westers denken formuleert mensenrechten, de Talmoed somt de `plichten van de mens’ op, gebaseerd op gegevens uit het derde Bijbelboek Leviticus (19:16 e.v.) `Ga niet onder uw volksgenoten rond als lasteraar…Heb u naaste lief gelijk uzelf’.

Kort samengevat betekent dit: `Wat gij niet wilt, dat u geschiedt, doe dat ook aan een ander niet’. Uiteindelijk zullen alle problemen aan de praattafel moeten worden opgelost. Blijven communiceren is hierbij uiterst belangrijk. Daarin heeft burgemeester Eberhard van der Laan groot gelijk. Anders dooft het licht…

Religie raakt het wezen van gelovigen. Godsdienst raakt de kern van de persoonlijkheid. Het wordt meestal met de paplepel ingegoten. Wie aan de godsdienst komt, weet dat hij een pandora aan emoties losmaakt.

Als iemand beledigd wordt, bestaat er een sterke neiging te geloven, dat degene, die je beschimpt dat opzettelijk gedaan heeft. Dat hier in het Westen nogal lauwtjes wordt gereageerd op blasfemie en andere religieuze karikaturen is een gevolg van gewenning. We zijn nu eenmaal gewend, dat anderen er andere meningen op na houden. Als het ons te gortig wordt, stappen we naar de rechter en vragen om sancties om ons tegen verbale of schriftelijke agressie te beschermen. Soms krijgen we gelijk maar vaak ook niet. De ander heeft ook recht op zijn vrijheden. Het is hier in het Westen vaak een kwestie van geven en nemen.

We kennen allen de prijs van de multiculturele samenleving en zijn zeer gehecht aan onze mensenrechten. Daarom zijn onze reacties vaak gedempt, beschaafd en proberen we in overleg `eruit te komen’. We houden rekening met andermans rechten. Daarom reageren wij niet met geweld, boycot of verbrandingen.

Mijn bijdrage vandaag aan deze publieke discussie is voornamelijk een pleidooi voor het bekende adagium ‘wees je bewust van de gevolgen van intolerantie’ en ik wil dat toespitsen op een pedagogische waarschuwing om geen extremisme te veroorzaken bij onze jeugd. Dit vereist enige psychologische diepgang.
 
IDENTITEIT

Het proces van ontplooiing van een identiteit is – naast vele andere factoren – afhankelijk van de steun, die een jongere ontvangt vanuit de maatschappij waarbinnen hij zich beweegt. Uiteenlopende zaken als discriminatie of jeugdwerkloosheid, waardoor ontplooiingsmogelijkheden in de maatschappij worden belemmerd, kunnen de identiteitsformatie doorkruisen, omdat discriminatie tegengesteld is aan de voor de identiteitsontplooiing vereiste bevestiging door de sociale omgeving en jeugdwerkloosheid de experimenteermogelijkheden met sociale rollen in arbeidsverhoudingen in de weg staat.

Wanneer de omgeving vijandig staat tegenover religieuze uitingen in gedrag of kleding ontstaan identiteitsproblemen bij levensbeschouwelijke groeperingen, omdat hun religieuze formules, die lange tijd hebben gefunctioneerd als basis voor een gemeenschappelijke beleving, niet meer blijken te voldoen. Slaagt men niet in een heroriëntatie dan ontstaat een collectief probleem.

Dreiging van collectief identiteitsverlies brengt de `tweede generatie’ in een toestand van verwarring. Zo gaan zij zoeken naar doctrines en zekerheden, die hen een kunstmatige identiteit verschaffen. Het komt hierbij dan tegelijkertijd tot een veroordeling en vorming van stereotypen over groeperingen, die als een vijand van de traditionele identiteit worden beschouwd om op deze wijze de eigen positie te rechtvaardigen en kracht bij te zetten.

Onze democratie moet jonge mensen idealen kunnen bieden; idealen, die acceptabel zijn voor mensen van uiteenlopende achtergronden. In onze pluriforme maatschappij houdt dit in, dat met name de onderwijsinstituten de verschillende tradities als autonoom moeten aanvaarden en dragers van de traditie positief en constructief moeten bejegenen.

Identiteit en deugd

In de adolescentieperiode gaat het om het verwerven van een gevoel van identiteit. De deugd, die zich in de adolescentiefase ontwikkelt is `trouw’: na gemaakte keuzen trouw aan de eruit voortvloeiende verplichtingen voldoen. Het gevoel van autonomie leidt tot `zelfzekerheid’; weigering de religie in de kleding tot uiting te mogen brengen leidt tot (extreme) verlegenheid en een pijnlijk zelfbewustzijn.

Onderwijzers en docenten, die uitingen van allochtone culturen onvriendelijk bejegenen, veroorzaken een ernstige breuk in het `self-image’, het zelfbewustzijn en de zelfverzekerdheid van de tweede generatie, hetgeen een positieve persoonlijkheidsontwikkeling ondermijnt.

De in 1902 geboren psycholoog Erik H. Erikson onderscheidt voorafgaand aan de adolescentieperiode vier ontwikkelingsfasen, elk met hun eigen ontwikkelingstaak. De wijze, waarop deze ontwikkelingstaak wordt vervuld is bepalend voor de verdere ontwikkeling van de persoonlijkheid.

In de eerste fase moet een fundamenteel vertrouwen tegenover een fundamenteel wantrouwen worden ontwikkeld. Bij vier, vijf jaar staat initiatief tegenover schuld centraal. Daar deze perioden zich voornamelijk in het gezin afspelen, heeft de impliciet-vijandige omgeving nog niet veel invloed.

Maar tussen het zesde en twaalfde levensjaar verandert dit ingrijpend. In deze fase gaat het om constructiviteit tegenover minderwaardigheid. Reeds in deze fase, die dus nog ver voor de adolescentieperiode ligt, bestaat het gevaar dat zich een min of meer blijvend gevoel van minderwaardigheid ontwikkelt.

En hier ligt de broeinest van het extremisme. Laten we daar begrip voor tonen en laten we leren daar verstandig mee om te gaan. Voorkomen is beter dan genezen.

En laten we vooral beseffen, dat – behalve de Eeuwige – niets eeuwig is.  Geen groepering blijft voor eeuwig het stigma van vijand dragen. Wie is een held, vragen de Spreuken van Rabbi Nathan. Hij die zijn vijand in een vriend kan veranderen. De Tora leert ons slechte daden en intenties te veroordelen maar niet de persoon. Het Jodendom is een religie van hoop en positieve toekomstverwachting.

En dat is tegenwoordig hard nodig.

Laten wij als religies in een seculiere maatschappij vooral de nadruk leggen op hetgeen ons bindt!

Bijdrage: Wessel Verdonk

GEACHTE AANWEZIGEN, HET OPTREDEN VAN RELIGIEUZE GROEPERINGEN EN/OF INDIVIDUEN
BRENGT RELIGIES IN VERLEGENHEID BINNEN HET PUBLIEKE DOMEIN ZO LUIDT DE STELLING VAN VANDAAG.

DE OORZAAK VAN DEZE VERLEGENHEID VAN RELIGIES ZOU LIGGEN IN ONVERDRAAGZAAMHEID EN FUNDAMENTALISME.

DE VRAAG IS IN HOEVERRE CHRISTELIJKE GELOVIGEN ZICH TE SCHAMEN HEBBEN VOOR HET ONHEIL,
DAT HET CHRISTELIJK GELOOF OVER DE WERELD HEEFT GEBRACHT, OF ZOU HEBBEN GEBRACHT.

OM DAAR ACHTER TE KOMEN LUISTEREN WE NAAR DE BIJBEL. STAAN ER IN DE BIJBEL OPROEPEN TOT GEWELD TEGEN ANDERSDENKENDEN? OFWEL: IS HET CHRISTELIJK GELOOF INTRINSIEK GEWELDDADIG?

HET ANTWOORD OP DIE VRAAG IS NOG NIET ZO GEMAKKELIJK. DE REDEN DAARVAN IS, HET ZAL U WELLICHT VERBAZEN, DAT DE BIJBEL BIJ TIJD EN WIJLE EEN RUIG BOEK KAN ZIJN, OF LIEVER GEZEGD:
OOK DE KAPOTTE, SLECHTE, VERKEERDE, VERETTERDE KANTEN VAN HET MENSELIJK BESTAAN KOMEN AAN DE ORDE.

DE BIJBEL IS BESLIST GEEN KINDERBOEK. IN PSALM 137, BIJVOORBEELD, LEZEN WE STROFEN ALS:
´GEDENK HEER, DE DAG VAN JERUZALEMS VAL, TOEN HET VOLK VAN EDOM ZEI: NEER, MET DIE STAD, NEER, MAAK HAAR MET DE GROND GELIJK. BABEL, WELDRA WORD JE VERWOEST. GELUKKIG HIJ DIE WRAAK ZAL NEMEN EN JOU DOET WAT JIJ ONS HEBT GEDAAN. GELUKKIG HIJ DIE JOUW KINDEREN GRIJPT
EN OP DE ROTSEN VERPLETTERT´. 7-9. DAT IS NOG ´NS WAT ANDERS DAN ´HEBT UW NAASTE LIEF GELIJK UZELF´. EN TOCH, HIJ STAAT IN DE BIJBEL DEZE PSALM.  TERECHT, WANT DAAR HOORT HIJ OOK.
DE DICHTER VAN DEZE PSALM IS,  DOOR DE BALLINGSCHAP IN BABYLON,  ALLES KWIJT,
ZIJN LAND, ZIJN HUIS, ZIJN VROUW,  ZIJN KINDEREN, ZIJN FAMILIE DE ZIN VAN ZIJN BESTAAN,
ZIJN ZELFRESPECT. DIT ALLES KRÍJST DE PSALMDICHTER UIT VOOR GOD. EN ZO IS HET GOED,
WANT HEEL DEZE MACHTELOOSHEID, HAAT EN GRUWEL NEEMT GOD OP IN ZIJN EINDELOOS ERBARMEN.

OOK, OF MISSCHIEN WEL JUIST, DE GEBROKEN KANTEN VAN HET MENSELIJK BESTAAN
LIGGEN GEBORGEN IN GODS HAND.

IS DEZE PSALM EEN OPROEP TOT GEWELD? NEE, NATUURLIJK NIET. HET IS EEN HARTEKREET, EEN SCHREEUW VAN DIEPE ZIELESMART. OOK IN HET NIEUWE TESTAMENT KOMEN WE DUISTERE KANTEN VAN HET BESTAAN TEGEN. BERUCHT IS IN DIT VERBAND HET BOEK OPENBARING, WAT ZEER VAAK WORDT MISVERSTAAN ALS EEN DREIGBOEK, TERWIJL HET IN WERKELIJKHEID EEN TROOSTBOEK IS.
DE STRIJD TUSSEN GOED EN KWAAD IS HEVIG EN VERGT VELE, VELE SLACHTOFFERS,
MAAR UITEINDELIJK ZAL GOD OVERWINNEN, ZO LUIDT DE BOODSCHAP VAN DIT BIJBELBOEK.

WAT BETREFT JEZUS CHRISTUS ZELF; DIE KON BEHOORLIJK BOOS WORDEN, OP DE FARIZEEEN, OP DE HANDELAARS, DIE HIJ LETTERLIJK DE TEMPEL UITSLOEG, EN NIET TE VERGETEN OP ZIJN EIGEN DISCIPELEN.

JEZUS CHRISTUS, VAN WIE WORDT VERTELD DAT HIJ HEEFT GEZEGD: ´WIE ÉÉN VAN DE GERINGEN DIE IN MIJ GELOVEN VAN DE GOEDE WEG AFBRENGT, DIE KAN MAAR BETER MET EEN MOLENSTEEN OM ZIJN NEK
IN ZEE GEWORPEN WORDEN EN IN DE DIEPTE VERDRINKEN. WEE DE WERELD MET HAAR VALSTRIKKEN.
HET IS ONVERMIJDELIJK DAT ER MENSEN TEN VAL WORDEN GEBRACHT, MAAR WEE DE MENS DIE DE VALSTRIK ZET´. MAT. 18: 6/7 (MAR. 9:42 EN lUC. 17:2).

BEDOELT JEZUS DAT ER WERKELIJK MENSEN VERDRONKEN MOETEN WORDEN? NEE, NATUURLIJK NIET, HET IS BIJ WIJZE VAN SPREKEN; WAT HIJ MET DEZE WOORDEN WÉL HEEL DUIDELIJK AANGEEFT,
IS DAT ER GRENZEN ZIJN, DIE NIET OVERSCHREDEN MOGEN WORDEN. ANDERSGEZEGD: HET KOST JE WAT,
JE NAASTE LIEFHEBBEN GELIJK JEZELF.

DE BIJBEL HEEFT ZIJN RUIGE KANTEN, WANT DE BIJBEL GAAT OVER HET LEVEN ZELF, OVER HET TOTALE LEVEN, OOK OVER DE ONDER- EN DE ACHTERKANT DAARVAN. MET ENIG BUIG- EN BREEKWERK IS HET DAAROM MOGELIJK  OPROEPEN OF AANLEIDINGEN TOT GEWELDDADIGHEID UIT BIJBELSE TEKSTEN TE DESTILLEREN. MET ENIG BUIG- EN BREEKWERK, IK ZEG HET ER NADRUKKELIJK BIJ. NATUURLIJK IS DIT GEDAAN, VELE MALEN ZELFS, DE EEUWEN DOOR.

TEKSTEN UIT DE BIJBEL ZIJN MISBRUIKT, VERKEERD GE-INTERPRETEERD MET ALS DOEL HET BEVORDEREN VAN HET EIGENBELANG EN HET UITSCHAKELEN VAN DE TEGENSTANDER. DAT IS VOOR CHRISTENEN EEN BESCHAMENDE SCHANDE. BIJ MIJN WETEN KOMT DIT MISBRUIK VAN TEKSTEN ECHTER IN ALLE RELIGIES VOOR.

EEN REDEN OM RELEGIES DAN MAAR TE VERBIEDEN, OF OP Z´N MINST TE VERBANNEN ACHTER DE VOORDEUR? WAS HET MAAR ZO GEMAKKELIJK. DINGEN WORDEN VERDRAAID, STUK GEMAAKT, OMGEZET IN HUN TEGENDEEL. DIT GELDT VOOR ALLE GEDACHTEN, IDEEEN, TEKSTEN, OPVATTINGEN  DIE MENSEN HEBBEN EN BEPERKT ZICH BESLIST NIET TOT RELIGIES ALLEEN. OP ZICH VALT ER, BIJVOORBEELD,
MISSCHIEN NOG WEL WAT TE ZEGGEN VOOR EEN LIBERALE VISIE OP HET LEVEN,
MAAR ALS WE ZIEN TOT WELK EEN WERELDWIJDE,  DEMONISCHE GEWELDDADIGHEID HET NEO-LIBERRALISME HEEFT GELEID…

IN CHRISTELIJKE TAAL GEZEGD HEBBEN WE, WAT BETREFT DEZE VERVORMINGEN TE MAKEN MET ZONDE.
EEN HEEL STEVIGE, EEN ZEER SCHADELIJKE ZONDE, EEN ZONDE WAAR HET ´WEE´ OVER WORDT AFGEROEPEN.

KUNNEN WE, WAT BETREFT DE RELIGIES MET NAME VOORGANGERS EN GEESTELIJKEN,
IETS TEGEN DEZE ZONDE DOEN? HET ANTWOORD OP DIE VRAAG LUIDT: VRIJWEL NIET.
WE KUNNEN KEER OP KEER DE ZONDE AANWIJZEN, MENSEN ERTEGEN WAARSCHUWEN,
MAAR DE KWAADAARDIGHEID DE MOND SNOEREN, DAT KUNNEN WE HELAAS NIET.

WAARDOOR WORDEN WE DUS UITEINDELIJK IN VERLEGENHEID GEBRACHT?

IN LAATSTE, OF ZO MEN WIL IN EERSTE INSTANTIE, NIET ZOZEER DOOR DE RELIGIE, MAAR DOOR DE MENSELIJKE NATUUR, DOOR ONSZELF. HET MENSELIJK TEKORT, ONZE KWAADAARDIGHEID,
ONS EGOISME, ONZE ZONDE, WEET ZICH TE VERHULLEN IN VELERLEI GEWADEN,
OOK RELIGIEUZE.

EEN TWEEDE REDEN WAAROM RELIGIES IN VERLEGENHEID ZOUDEN MOETEN ZIJN,
IS GELEGEN IN HUN AL DAN NIET VERMEENDE INTOLERANTIE, DIE HET GEVOLG IS VAN DE WAARHEIDSCLAIM,  DIE ELKE GODSDIENST NOU EENMAAL HEEFT. DE ENIGE WEL WERK- EN LEEFBARE HOUDING VOOR HET PUBLIEKE TERREIN ZOU DE ´NEUTRALE´ ZIJN, NEUTRAAL IN DE ZIN VAN OBJECTIEF,
GEBASEERD OP REDE EN RATIO. HELAAS, NEUTRALITEIT IN DE ZIN VAN OBJECTIVITEIT BESTAAT NIET;
ELKE MENSELIJKE GEDACHTE, OPVATTING OF UITING HEEFT ALTIJD EEN IDEOLOGISCHE COMPONENT.

DAT KAN OOK NIET ANDERS, OMDAT WIJ MENSEN EEN LEVENSVISIE NODIG HEBBEN,
OMDAT WE ORDE MOETEN SCHEPPEN IN DE CHAOS VAN DE WERELD OM ONS HEEN

DIT ORDE-SCHEPPEN HEEFT ALTIJD, HOE RATIONEEL ONDERBOUWD MISSCHIEN OOK,
EEN KEUZEMOMENT IN ZICH, DAT UITEINDELIJK NIET MEER REDELIJK VERANTWOORD KAN WORDEN.

IN ELKE MENSELIJKE VISIE OP HET BESTAAN ZIT EEN ´SPRONG´MOMENT.ÉN IN ELKE MENSELIJKE VISIE OP HET BESTAAN, RELIGIEUS OF NIET, ZIT OOK ALTIJD EEN WAARHEIDSCLAIM. EEN VISIE OP HET BESTAAN WAARVAN DE BEZITTER HEIMELIJK DENKT  DAT DIE NIET WAAR IS…. IS UITEINDELIJK HELEMAAL GEEN VISIE OP, GEEN ORDENING VAN HET BESTAAN, ZELFS GEEN NIHILISTISCHE. OM TE KUNNEN LEVEN STELLEN WIJ MENSEN GRENZEN, DAT DOEN WE ALLEMAAL. ÉN IEDER VAN ONS PRETENDEERT EEN STUKJE VAN DE WAARHEID IN ZIJN OF HAAR MARS TE HEBBEN; IN DIE ZIN ZIJN WE ALLEMAAL MIN OF MEER INTOLERANT.

WAT IS NOU VOOR EEN CHRISTEN DE WAARHEID? NIET HET RATIONELE, NATUURWETENSCHAPPELIJKE WERELBEELD, DAT NU IN HET WESTEN HOOGTIJ VIERT. WE KUNNEN DAARMEE DE WERKELIJKHEID OM ONS HEEN WELISWAAR AARDIG IN KAART BRENGEN, MAAR VEEL VAN HET MENSELIJK LEVEN VALT OOK BUITEN DIT PARADIGMA.

VOOR EEN CHRISTEN LIGT DE WAARHEID ELDERS. WAAR? DAT STAAT GEWOON IN DE BIJBEL. HET STAAT IN DE BEROEMDE WOORDEN, DIE JEZUS OVER ZICHZELF ZEGT: ´IK BEN DE WEG, DE WAARHEID EN HET LEVEN´, JOH. 14: 6. BIJ DE INTERPRETATIE VAN DEZE UITSPRAAK  KOMT DE ´ETHISCHE THEOLOGIE´ ONS TE HULP: ALS IK DE WAARHEID, WAT NIET HETZELFDE IS ALS EEN PARADIGMA VOOR DE WERKELIJKHEID,
WIL LEREN KENNEN, DAN KIJK IK NAAR HET LEVEN EN DE PERSOON VAN JEZUS CHRISTUS; DOOR HEM IN HET OOG TE HOUDEN, HEM NA TE VOLGEN, BEWANDEL IK ZIJN WEG, DIE OMDAT JEZUS CHRISTUS DE WAARHEID IS, DE WARE WEG IS; DE WEG DIE LEIDT TOT HET WARE LEVEN, DAT WIL ZEGGEN HET LEVEN WAARIN DE MENS  GEEN SLAAF MEER IS VAN DE ZONDE, MAAR WAARLIJK VRIJ, ONDER HET ZACHTE JUK EN DE LICHTE LAST VAN DE HEERSCHAPPIJ VAN JEZUS CHRISTUS. DIT ALLES IN DE NEDERIGE WETENSCHAP,
DAT GOD GROTER EN HEILIGER IS DAN WIJ MENSEN KUNNEN BEVROEDEN, ZODAT DEZE WAARHEID ONS TELKENS OPNIEUW WEER ONTSNAPT. OF WELLICHT BETER GEZEGD: WIJ MENSEN ZULLEN ONS KEER OP KEER DOOR DE LEVENDE WAARHEID, DIE JEZUS CHRISTUS IS, MOETEN DURVEN LÁTEN VINDEN.

ZO EENVOUDIG IS HET NOU. JE VERBAAST JE ER SOMS OVER, DAT ER NOG MAAR ZO WEINIG CHRISTENEN OVER ZIJN.

IS DEZE OPVATTING RATIONEEL, HELEMAAL, TOT OP HET BOT, TE VERANTWOORDEN?

ZOALS IK AL ZEI: NEE, HET IS EEN GELOOFSOPVATTING, EEN KEUZE MET DAARIN EEN ´SPRONG´MOMENT,
ZOALS DAT GELDT VOOR ELKE LEVENSBESCHOUWELIJK KEUZE, AL DAN NIET RELIGIEUS.

DIT ALLES OVERWEGENDE KAN IK U ZEGGEN, DAT IKZELF DE VERONDERSTELDE VERLEGENHEID
WAARIN DE RELIGIE ZICH IN HET PUBLIEKE DOMEIN ZOU BEVINDEN, OF DAT ZOU MOETEN,
AL LANG VOORBIJ BEN. WAT BETEKENT DAT IN DE PRAKTIJK? IK BEN AL VELE JAREN PREDIKANT IN DE SCHILDERSWIJK IN DEN HAAG. EN NET ZOALS DE APOSTEL PAULUS ´SCHAAM IK MIJ HET EVANGELIE NIET´.

BETEKENT DIT NU, DAT IK TE PAS EN TE ONPAS LOOP TE EVANGELISEREN? NEE, MAAR IK ZEG WEL OVERAL WAAR IK KOM DAT IK DOMINEE BEN. EN HET VERRASSENDE IS, DAT IK DAARMEE NOG NOOIT PROBLEMEN HEB GEHAD. INTEGENDEEL. VEEL MOSLIMS NOEMEN ME ZELFS EEN ´GOED MENS´, OMDAT IK GOEDE WERKEN DOE. NOU IS DAT GOEDE WERKEN DOEN OOK WEL LOGISCH, WANT DAAR WORD IK VOOR BETAALD. EEN DOMINEE WERKT IMMERS NIET, MAAR WORDT DOOR EEN AANTAL CHRISTENEN,
EEN KERKELIJKE GEMEENTE, VRIJGESTELD VOOR HET LEIDEN VAN BEGRAFENISSEN, HET INZEGENEN VAN HUWELIJKEN, HET DOEN VAN ZIEKENBEZOEK, VAN PASTORAAT IN DE BREEDSTE ZIN, ENZOVOORT;
INDIEN NODIG OOK BUITEN DE GRENZEN VAN DE EIGEN KERKELIJKE GEMEENTE.

KORTOM, EEN DOMINEE HEEFT TIJD. TIJD, EEN KOSTBAAR GESCHENK VAN OVER HET ALGEMEEN VRIJ KLEINE CHRISTELIJKE GEMEENSCHAPPEN  AAN DEZE ZO JACHTIGE MAATSCHAPPIJ.
 
DAAROM WIL IK ER VOOR PLEITEN  DAT OOK NIET-RELIGIEUZEN GEBRUIK GAAN MAKEN
VAN DE DOMINEE OF DE PRIESTER. OM EEN VOORBEELD TE GEVEN: DE RAMPVLUCHT MH17 HEEFT AANLEIDING GEGEVEN TOT EEN VLOED VAN ROUW, DIE HEEL DE MAATSCHAPPIJ DOORTREKT.

PREDIKANTEN EN PRIESTERS ZIJN PROFESSIONEEL OPGELEID IN TROOSTRITUELEN BIJ VERDRIET,
EN IN ROUWVERWERKING. MAAK GEBRUIK VAN ONS. ER IS GROTE PASTORALE EXPERTISE VOORHANDEN,
DIE ALLE TERREINEN VAN HET MENSELIJK BESTAAN BESTRIJKT, EEN EXPERTISE DIE OOK OP EEN NIET CHRISTELIJKE, EN ZELFS NIET RELIGIEUSE WIJZE INGEZET KAN WORDEN. BIJKOMEND VOORDEEL IS DAT ZO OOK DUIDELIJK KAN WORDEN,  DAT KERKGENOOTSCHAPPEN, ALTHANS DE MEESTE,
ER NIET OP UIT ZIJN OM ZIELTJES TE WINNEN, MAAR OM DIENSTBAAR TE ZIJN IN DE RUIMSTE ZIN.

WANT, IN DE KERKELIJKE GEMEENTE KIJKT MEN NAAR ELKAAR OM, ALTHANS DAT WORDT DAAR ZOVEEEL MOGELIJK GEPROBEERD. IN DE KERKELIJKE GEMEENTE KAN DAAROM OMZIEN NAAR ELKAAR WORDEN GELEERD EN GEOEFEND. MOGELIJK KUNNEN, HOEWEL OOK CHRISTENEN NIETS MENSELIJKS VREEMD IS,
DEZE HELAAS STEEDS KLEINER WORDENDE EN VERDWIJNENDE GEMEENSCHAPPEN, NAAST MISSCHIEN OOK ANDERE, ZO ALS SPIEGEL EN ALS VOORBEELD DIENEN, VOOR DE NIEUWE VORMEN VAN SAMENLEVINGEN DIE NU GAAN ONTSTAAN; VORMEN VAN SAMENLEVINGEN WAARIN MENSEN NAAR ELKAAR MOETEN OMZIEN, WIL ER UBERHAUPT NOG VAN SÁMEN-LEVEN SPRAKE KUNNEN ZIJN.

DAAROM BEN IK ALS DOMINEE NIET ALLEEN DE VERLEGENHEID, MAAR OOK DE SCHAAMTE VOORBIJ;
AL LANG. DANK U WEL.

Bijdrage prof. dr. Marcel Poorthuis

Overheid en religies: intieme vreemden?

De overheid heeft tot taak minderheden en hun overtuigingen te beschermen.  Volgens sommigen betekent dat dat de overheid zich nooit met de inhoud van religies moet bemoeien. Andere menen dat de overheid de taak heeft om een neutraal publiek domein te creëren om zo de moderne burger te beschermen tegen de invloed van religies. Beide standpunten zijn eenzijdig zoals ik zal laten zien.

In het nu volgende zal ik beargumenteren
1. Dat een sterke democratie ruimte geeft aan religies in het publieke debat.
2. Dat veel meningsverschillen over religies welkom zijn en bijna nooit vragen om een ingrijpen van de overheid of om juridische maatregelen.
3. Dat de secularisatie en het postmoderne levensgevoel de roep om tolerantie heeft versterkt, maar dat die tolerantie dreigt om te slaan in intolerantie jegens religies.

Het publieke debat is de plaats waar mensen hun overtuigingen aan elkaar toetsen en invloed uitoefenen op de politieke besluitvorming. Scheiding tussen religie en staat betekent niet: verbanning van de religie uit het publieke debat. Het betekent slechts dat de overheid niet door een specifieke religieuze stellingname andere religies benadeelt. Neutraliteit heeft dus oorspronkelijk ten doel om religieuze en andere levensovertuigingen te beschermen. Neutraliteit is dan ook geen eigen ideologie die aan religies kan worden opgelegd. Een voorbeeld: de KNMG protesteerde tegen besnijdenis van jongens. Een argument was dat alleen strikt medische ingrepen zouden mogen worden uitgevoerd. Plastische chirurgie valt daar ook lang niet altijd onder, maar daar kwam nog wat bij: als iemand volwassen is, zou de besnijdenis wél mogen worden uitgevoerd. Die ingreep is dan echter evenmin medisch! Het medische argument was dus niet doorslaggevend. Wat dan wel? De eis dat mensen zelf over hun leven moeten kunnen beschikken in alle facetten. Het betekent dat de KNMG een bepaalde ideologie hanteert waarin ouders niet voor hun kinderen ingrijpende zaken mogen beslissen. Dat een dergelijke overtuiging haaks staat op joodse rituele gebruiken is duidelijk. De KNMG dient niet een dergelijke overtuiging uit te dragen als ze een instantie voor iedereen wil zijn. De wijze waarop dit medisch genootschap rituelen op hun functionaliteit beoordeelt, zoals: hygiënische maatregel in de woestijn, maar nu achterhaald,  getuigt van een volslagen onbegrip voor religieuze rituelen. Nog veel minder dient de overheid zich daardoor te laten beïnvloeden.
Moderne clichés over religies als primitief of als bron van geweld kunnen geen richtlijn zijn voor de overheid die een historisch gegroeide verstandhouding met religies heeft opgebouwd en die terecht koestert.

Hier komt de paradox van de moderne tolerantie om de hoek kijken: we zijn zo tolerant dat we veel niet langer kunnen toestaan! Postmodernisme ziet religies als een keuze uit vele mogelijkheden met vele varianten. Dat is ieders goed recht dat zo te denken, maar dat kan niet aan religies als verplichting worden opgelegd.

De overheid bouwt een verstandhouding op met religies in de samenleving. Het betekent dat nieuwe religies en geestelijke stromingen niet zonder meer gevrijwaard zijn van bemoeienis door de overheid: bepaalde nieuwe praktijken dienen getoetst te worden.  Het betekent echter niet dat de overheid telkens weer religieuze praktijken ter discussie kan stellen. Verworvenheden als het recht op bijzonder onderwijs of het toestaan van ritueel slachten kunnen bogen op een lange traditie van verstandhouding, die vaak met veel gevoeligheid is omgeven.  De overheid dient in deze een betrouwbare partner van de religies in de samenleving te zijn.

De gedachte dat religieuze overtuigingen geen plaats zouden hebben in het publieke domein wordt met name in Nederland gelogenstraft : omroepen, kranten en politieke partijen dragen nog steeds de sporen van hun religieuze binding. Maar ook in een land als Amerika waar de scheiding tussen religie en staat zeer principieel is, is de rol van de religie in het publieke debat groot. Ook daar kan men tegen zijn – D66 is daarin het meest uitgesproken, maar de scheiding tussen religie en staat  mag niet worden verward met het terugdringen van religies uit het publieke domein. Het laatste is eerder een bedreiging van de democratie dan voorwaarde ervoor. In een land als Frankrijk waar de laicité tot ideologie en norm is verheven lijkt het resultaat een religieus analfabetisme te zijn, bepaald geen neutrale positie en evenmin bescherming van religieuze minderheden!

Een sterke democratie geeft ruimte aan allerhande overtuigingen en draagt er zorg voor dat religieuze minderheden en andere levensbeschouwelijke overtuigingen tot hun recht komen. Democratie zal er altijd vanuit gaan dat waarheid óók bij minderheden gevonden kan worden. Daarin onderscheidt democratie zich van een ‘dictatuur van de meerderheid’.

• Ik concludeer dat de overheid zich wel degelijk in laat met de religies. De gedachte dat de overheid zich helemaal niet me religies mag bemoeien is eenzijdig.  Er is sprake van een historisch gegroeide relatie en de verstandhouding tussen beide behoeft zorg en onderhoud. Deel van die zorg betreft het serieus nemen van historisch verworven rechten. Die kunnen niet zomaar onder invloed van moderne of postmoderne overtuigingen onder druk worden gezet.

• De neutraliteit van de overheid is geen ideologie naast de levensbeschouwingen die vervolgens aan mensen en groepen moet worden opgelegd. De neutraliteit van de overheid is historisch bedoeld om religieuze minderheden te beschermen tegen de dominantie van één religie. Deze taak is ook vandaag de dag belangrijk genoeg voor de overheid.

• Het debat over levensbeschouwelijke zaken is welkom en wordt bevorderd als juridisering en regelgeving wordt vermeden.  Lang niet alles wat moreel wenselijk is kan ook juridisch worden afgedwongen!

Marcel Poorthuis
Universiteit van Tilburg
Hoogleraar interreligieuze dialoog

Foto’s:
Mgr. Jan van Burgsteden (RKK-gedelegeerde voor interreligie) en Driss el-Boujouvi (CMO) in onderling gesprek
Rabbijn Raphaël Evers
Ds. Wessel Verboom
Prof. dr. Marcel Poorthuis