Oecumene in Rietzee

Moet je zoveel nadruk leggen op de triniteit? Is het niet voor de hand liggender om de persoon van Christus op de voorgrond te plaatsen? Met deze vragen opende Henk van Hout, voorzitter van de Raad van Kerken, het gesprek over de bundel ‘Raven’, vrijdag 11 april in Amsterdam.

In een gezellig gevulde ‘Rietzee’ van De Nieuwe Poort werd onder leiding van de theologe Lisette van der Meijden in twee rondes een gesprek gevoerd. De eerste ronde ging over de geloofsvragen. Van der Meijden legde daarbij een prikvraag voor aan de mensen, een stelling was het, waar men met ‘eens’ of ‘oneens’ op kon reageren: ‘Eenheid van kerken is nooit structureel, maar altijd incidenteel’. Zestig procent van de mensen koos voor ‘oneens’. Bezoekers motiveerden het kort: ‘Het evangelie en de opdracht die daaruit volgt, mag geen incident zijn’, ‘oecumene is alleen oecumene als het om kerkelijke verbondenheid gaat’, ‘ik heb moeite met het meervoud ‘kerken’ en zou liever spreken over ‘kerk’ in het enkelvoud’.

Daarna kreeg Klaas van der Kamp als auteur van Raven de gelegenheid om kort de lijn te schetsen die in Raven is aangebracht over ‘Faith and Order’-achtige vragen. Hij ging daarbij ook in op wat scribenten in artikelen hadden geschreven als reactie op Raven. Hij vertelde onder meer dat alle kerken, en ook de raad van kerken trouwens, net als een bedrijf, de neiging hebben om eerst zichzelf in stand te houden. Het gaat om bedrijfscontinuering. Daar is op zichzelf niets mis mee, ware het niet, dat de opdracht vanuit het evangelie anders is. Als het gaat over het gebruik van de bronnen, impliceert het een selectieve analyse. ‘We gebruiken de bronnen om onszelf te legitimeren’, aldus de auteur, ‘het ware beter als we de breedte van de bronnen met meer ongedwongenheid aan het woord zouden laten’. Hij pleitte voor een opwaardering van onder meer het oude testament, waardoor psychologische en sociologische oorzaken meer recht kan worden gedaan en tegelijk de trouw van God nader voor het voetlicht komt.

Hanneke Gelderblom, lid namens de joodse gemeenschap van het Caïro-overleg, wees er op dat die herwaardering van het oude testament weliswaar in Raven wordt bepleit, maar blijkbaar wereldwijd in de kerken weinig weerklank vindt en ze vroeg naar de reden. Van der Kamp stelde, dat het wellicht te maken heeft met de eenzijdige behoefte aan zelflegitimatie en aan een theologische keus om Israël door te strepen en van een vervangingstheologie uit te gaan, waarbij de eigen kerk de plaats van Israël gaat innemen.

Van der Kamp reageerde verder op de door Van Hout gestelde vraag over de triniteit. Hij erkende dat er een zekere verschuiving plaatsvindt, zeker als je het vergelijkt met de strak christologische benaderingen van enkele decennia geleden. Volgens hem brengt de triniteit meer balans in het spreken over God. Het gaat niet ten koste van Christus, maar het helpt in zijn evenwichtigheid wel om de sterk christologisch inzettende kerken uit de hoek te houden van de theologische arrogantie. Verder biedt de pneumatologische inzet de gelegenheid om meer recht te doen aan de wijsheid, die zowel in bijbelboeken als dat van Job en Prediker te vinden is als ook in de seculiere samenleving. De kerk heeft daarbij de intentie om die wijsheid te analyseren en te benoemen als van God afkomstig, maar het is altijd een uiterst behoedzaam spreken, waarbij je meer geleid wordt door respect dan door zelfverzekerdheid.

De auteur refereerde aan een bespreking van het thema triniteit in de Raad. Daarbij stond aanvankelijk boven het hoofdstuk: ‘Stotteren over God’. Enkele raadsleden adviseerden om die titel te schrappen. Niet omdat de titel onjuist was, maar omdat het mogelijk verkeerd uitgelegd zou kunnen worden, waardoor new-age-achtige groepen er mee aan de haal zouden kunnen gaan. Eén van de bezoekers reageerde fysiek stotterend en met humor: ‘Ik kreeg als theoloog het advies vanwege mijn stotteren af te zien van bepaalde taken, maar met deze instap in de theologie moet ik eigenlijk iedereen aanraden om het stotteren tot de standaardvaardigheden te gaan rekenen’. Van der Kamp was daarin voorzichtig. ‘Het beginsel van wijsheid is de vreze des Heren’, citeerde hij een bijbelgedeelte. Het gaat dus om een geestelijke houding. Het gebod dat je geen beeld van God mag maken, prominent in de dekaloog genoemd, nodigt eerder uit om in het algemeen af te zien van een theologische studie.

Van der Kamp waarschuwde tegenover de gedachte verwoord in de stelling voor een al te incidentele benadering van de oecumene. Hij noemde daarom geloofsgesprekken tussen individuele christenen wel zinvol, maar meer in de sfeer van de geloofsopbouw en dat is nog iets anders dan oecumene. Wil het christendom zich in het westen als relevant kunnen handhaven, dan is het nodig de onderlinge cohesie te versterken. En hij wees op streken waar de kerk mede door het gebrek aan samenwerking is verdampt of waar ze door gebrek aan onderlinge cohesie het de oppositie wel heel erg makkelijk maakt. Hij noemde Noord-Afrika en enkele landen in het Midden-Oosten, waarbij hij vanuit de zaal direct gecorrigeerd werd toen de naam ‘Irak’ viel. Yosé Höhne legde uit hoe de kerken daar elkaar steunen in een poging stand te houden tegenover de repressie.

Het tweede deel van de bespreking ging over Life and Work. De stelling luidde: ‘Een pelgrimage kan wel zonder politiek, maar niet zonder spiritualiteit’. Zestig procent van de bezoekers stemde in met de strekking. In de toelichting werd al direct duidelijk dat er veel afhangt van de definities. Klaas Touwen zei, dat spiritualiteit heel belangrijk is, maar dat die natuurlijk gevoed wordt vanuit maatschappelijke en politieke ervaringen en contacten. De auteur beaamde dat. Er kan geen spiritualiteit bestaan onder een glazen stolp. Spiritualiteit staat in interactie met de samenleving of het is dode geestelijkheid.

Van der Kamp legde uit dat hij in zijn artikel over de pelgrimage heeft gezocht naar een invulling die voorkomt dat het tot een herhaling leidt van het conciliair proces uit de jaren tachtig, jaren negentig. Dat proces was naar zijn analyse te zeer politiek en massief geladen vanuit de begrippen ‘vrede, gerechtigheid en heelheid van de schepping’ waardoor het niet tot de gewenste verbreding is gekomen. Hij pleitte daarom voor een meer spiritueel accent van de pelgrimage van gerechtigheid en vrede. Jaap van der Linden kon zich de verlegenheid voorstellen en zei dat mogelijk het begrip ‘vertrouwen’ zo’n brug kon zijn naar de beleving van mensen. Klaas van der Kamp zei te denken aan een begrip als ‘bezieling’. Jannie Nijwening van de doopsgezinde gemeenschap, vertelde van haar ervaringen in Belfast, waar theologen ten tijde van de godsdienstveldslagen op straat zaten te debatteren over euthanasie; met andere woorden: wie inzet op spiritualiteit sec loopt het risico dat hij wereldvreemd in het leven staat.

Klaas van der Kamp vertelde dat hij in het hoofdstuk over ‘secularisatie’ heeft geprobeerd om niet vanuit een tegenstelling naar de cultuur te theologiseren, maar vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Secularisatie is wat hem betreft geen bedreiging, hij definieerde secularisatie als: het mondig worden van mensen. Hij bracht vervolgens geledingen aan in het begrip en stelde dat die mondigheid op nationaal politiek gebied veel voordelen heeft, onder meer in de emancipatie van diverse bevolkingsgroepen. ‘Je moet er toch niet aan denken dat Henk van Hout als voorzitter van de Raad van Kerken, of Wim Eijk, of Arjan Plaisier automatisch vanwege een functie ook minister-president is’. ‘Of Klaas van der Kamp’, vulde men spontaan aan vanuit de zaal.

Lisette van der Meijden reageerde in een artikel op de secularisatie. Hoewel er wordt uitgegaan van een onderlinge aanvulling, stelde ze vast, dat het artikel in Raven toch regelmatig schrijft vanuit de tegenstelling kerk en wereld. Ze maakte verder duidelijk dat het nog maar de vraag is als kerk met wie je in de wereld het gesprek aangaat. Van der Kamp beaamde dat en noemde met name de onderkant van de samenleving een belangrijke gesprekspartner.

Het hoofdstuk ‘beeldvorming’ heeft tot nu toe weinig kritiek opgeleverd, stelde Van der Kamp. Hij vermoedt dat hij daarom niet scherp genoeg zijn positie heeft verwoord, want de kerk laat het juist op dit punt liggen en staat weinig open voor wat marketing en communicatiewetenschap aanreikt. Men ziet nog te veel ‘beleid’ en ‘communicatie van beleid’ als twee verschillende sectoren. Maar het geeft geen pas die schuldvraag helemaal naar de kerken te schuiven, meent Van der Kamp, als je zelf als raad van kerken in het leven bent geroepen en een parttime-aanstelling geniet om aan dat soort zaken te werken.

Aan het einde van de bijeenkomst overhandigde Klaas van der Kamp het laatste exemplaar van de kerkelijke editie van Raven en het eerste exemplaar van de ‘Reacties’ (een bundeling van de reacties op de diverse hoofdstukken, waaronder een omvattende reactie ook te vinden op deze website van Margriet Gosker) en overhandigde het aan Henk van Hout. De voorzitter van de Raad gaf op zijn beurt het eerste exemplaar van de handelseditie die inmiddels bij Adveniat is verschenen aan de auteur.

De bijeenkomst in Amsterdam leverde een levendig gesprek op, waarbij diverse mensen na afloop aankondigden nog met een brief te komen, bij wijze van aanvulling, bij wijze van meedenken en bij wijze van persoonlijke inkleuring. De eerste brief kwam binnen zaterdag om 10.03 uur. Wellicht dat teksten later bij het dossier ‘Raven’ op deze site kunnen worden toegevoegd.

Foto’s:
1. De voorzitter en secretaris van de Raad kort na de overhandiging van diverse edities van Raven
2. Enkele bezoekers van de presentatie na afloop tijdens de informele ontmoeting in het grand café van De Nieuwe Poort met tweede van links Beppie van Laar, die de eindredactie en layout verzorgt van nagenoeg alle uitgaven van de Raad van Kerken
3. Terwijl de zaal volloopt, vermaken Renze Marten Witteveen en Henk van Hout zich; Gea Gort naast de stoel voor Elia