Dr. Margriet Gosker uit Venlo, lid van de beraadgroep Geloven en Kerkelijke Gemeenschap van de Raad van Kerken, stuurde een reactie op de uitgave ‘Raven’. Ze vraagt zich af of eenheid een geschenk is of een opdracht, ze stelt vast dat de gepresenteerde lijn vanuit het Oude Testament best wat meer sterke vrouwen naar voren had kunnen brengen. Ze…. enfin, lees zelf maar, dan proef je ook de ziel van het schrijven.
Venlo, 24 maart 2014
Beste Klaas
Zaterdag kwam je boek ‘Raven’ bij ons door de brievenbus. Heel erg bedankt daarvoor. Ik heb het op zondagmiddag 23 maart in één ruk uitgelezen. En ik wil je nu graag een paar van mijn leeservaringen doen toekomen. Je zegt, dat je ons met dit boek ‘schuurpapier’ wilt aanreiken. Oecumenisch schuurpapier natuurlijk. Dat kunnen we goed gebruiken. Op diezelfde zondag dat ik jouw boek las zei Tom Mikkers tijdens de TV dienst tegen racisme ‘Wij Geloven meer, dat verdraagzaamheid schuurt. Dat gevoel ken ik ook. Dat het schuurt. Ook in de oecumene. Wat bij mij bij het lezen van jouw boek onmiddellijk schuurde… nee laat ik dat voor later bewaren.
Laat ik eerst zeggen, dat ik je boek met veel plezier gelezen heb. Wat een goed idee om alle mensen die jij in de oecumene zoal tegen komt een plek te geven aan de binnenzijde van de cover. Ik zag de naam van Tom Mikkers daar ook bij staan. En van vele andere oecumenische vrienden en vriendinnen. Geinig om dat zo te doen.
De titel is een vondst. Raven (uit de veldrede van Lucas) moeten het net als wij van Boven hebben. Daarom zijn het vogels van vertrouwen. In de epiloog leg je uit dat raven vaak boodschappers van de goden zijn. Soms ten goede (Noach, Elia) en soms ten kwade (Edgar Allan Poe). De god Odin (Wodan) laat zich leiden door twee raven (het denken en de herinnering). Ik vertaal dat als de ‘ratio’ en de ‘traditie’. Het valt me zomaar in, dat ‘Wodan’ met onze ‘Woensdag’ samenhangt, de dag waarop de Raad van Kerken meestal vergadert. Ook daar wordt ‘nagedacht’ en aan de ‘traditie’ vastgehouden.
Maar ik denk bij die titel ook meteen aan Matthias Corvinus, die van 1458-1490 koning van Hongarije was. De naam komt van zijn familiewapen, waarop een raaf te zien is. Het verhaal gaat dat de jonge Matthias eens gevangen zat in Praag en dat zijn moeder hem via een raaf een brief zond. De Hongaarse posterijen hebben meer dan een eeuw lang een raaf als symbool gehad. Zijn bibliotheek bevatte in de 15e eeuw de grootste collectie kronieken en filosofische en wetenschappelijke werken ter wereld. De Bibliotheca Corvinia is nog steeds beroemd en wat er nog van over is wordt sinds 2005 tot het Unesco Werelderfgoed gerekend. Dus ik associeer raven ook direct met boeken als dragers van gedachten en herinneringen. En nu dus ook met jouw boek.
Wat mij triggert is de ondertitel, die tegelijk de rugtitel is van je boek: over eenheid als waardering voor God. Daarmee focus je niet op Jezus (om precies te zijn op diens bede om eenheid), maar op God drie-enig, die je in de goed calvinistische traditie bovenal wilt loven en prijzen. Soli Deo Gloria is immers een van de vijf ‘sola’s’ van de Reformatie. Je ziet de eenheid als lofprijzing voor God en lofprijzing is de zin van alle leven. Het woordje ‘waardering’ heb ik in dit verband eigenlijk nog nooit eerder gehoord. Ik vind het wel leuk, want het is anders dan anders, maar ik vind het eigenlijk ook wel een beetje vreemd.
‘Waardering is de zonneschijn, die het leven verwarmt en de prestaties doet groeien’, zo las ik ergens. Maar het lijkt me toch niet, dat wij Gods prestaties hoeven aan te moedigen? Jij ziet eenheid niet als een cadeau dat ons toevalt, maar als een opdracht om zelf aan te werken.
Maar ik heb ik in oecumenische documenten dikwijls gelezen, dat eenheid nu juist niet in de eerste plaats onze eigen prestatie kan zijn, maar vooral een geschenk, dat God aan ons geeft en niet omgekeerd wij aan God. De aartsbisschop van Canterbury Rowan Williams heeft dat heel goed gezegd: ‘Unity is neither a means nor an end. Unity is what God has given us in the church.” Je zou hier dan tenminste toch met twee woorden moeten spreken, lijkt me.
Je gebruikt vervolgens het woord ‘waardering’ voor de tweede keer en wel bij het uitspreken van je verlangen (in het eerste hoofdstuk van je boek) naar een grotere appreciatie van het Oude Testament, dat jij ‘het vergeten testament’ noemt. Je hebt inderdaad groot gelijk als je zegt, dat het Oude Testament er in vrijwel alle oecumenische documenten bepaald bekaaid van af komt. Dat is opvallend en men heeft het wijzen daarop ook wel Hollanditis genoemd (zie ook M.Gosker, ‘Het ambt in de oecumenische discussie, Delft 2000, pag. 60).
Ook hier laat je iets van jezelf zien, namelijk dat je theologisch gezien uit een traditie voortkomt die vanouds veel nadruk heeft gelegd op het Oude Testament. Niet voor niets verschenen er in de tijd van de Reformatie talrijke Hebreeuwse grammatica’s en woordenboeken van protestantse huize op de markt en moe(s)ten predikanten tot op de dag van vandaag niet alleen Grieks, maar ook Bijbels Hebreeuws leren om de Schiften vanuit de grondtekst te leren verstaan. Ook ben je lid van een kerk die in haar kerkorde de onopgeefbare verbondenheid met Israel heeft vastgelegd.
Met veel aandacht begon ik daarom hoofdstuk 2 van je boek te lezen: Gestalten. En nu kom ik dan op het punt waar het bij mij wat schuurt. Ik lees over de gestalte van Adam, Kaïn, Abel, Abraham, Isaac, Jacob, Mozes, Jethro, David, Salomo, Jerobeam, Ahia… etc. Jij spreekt over het vergeten testament. Maar ben je zelf ook niet iets vergeten? Hoewel ik weet, dat je met passie aan een nieuwe Vrouwen-Bijbel werkt, valt het me toch op, hoe weinig vrouwen er eigenlijk in jouw boek aan het woord komen. En in dit tweede hoofdstuk al helemaal niet. Sara was een sterke vrouw, maar ze wordt slechts neergezet als degene die de wellust van de Farao op moet wekken, en Hagar wordt getypeerd als de verlatene. Waar blijven de gestalten van de sterke vrouwen in het Oude Testament? Spelen zij geen belangrijke rol in het oudtestamentisch getuigenis? Ik weet heel zeker, dat je grote waardering hebt voor alle inspirerende vrouwen, die jouw oecumenische pad kruisen. Je hebt er niet voor niets meer dan dertig genoemd op de coverpagina’s. Daar niet van. En toch heb ik de stem van vrouwelijke theologen in je boek een beetje gemist. Inhoudelijk dan. Met uitzondering van een enkele witte raaf. De namenlijst achterin laat dat ook wel zien.
Genoeg hierover. De rode draad in je boek is: ruimte om verbindingen aan te gaan met geloofsgenoten en met iedereen van goede wil. Dat lijkt me een goede en een beproefde oecumenische gedachte. En omdat God zelf ook verbindingen aangaat, wordt die ruimte ons in ruime mate geschonken en mogen we die ruimte ook royaal nemen. Recente trinitarische theologie – zeg je – legt vooral nadruk op het relationele en dynamische karakter van God. God is relatie in zich zelf en daarom altijd in beweging. Dat maakt, dat wij ook niet stil blijven zitten waar we zitten, maar dat we samen op weg gaan met geloofsgenoten en met alle mensen van goede wil. Dat kun je dan ook een pelgrimage noemen.
Een van je sterke uitgangspunten is, dat de kerken in onze tijd van secularisatie weliswaar macht verliezen, maar gezag kunnen terugverdienen. Ook dat is een belangrijk statement, dat ik van harte onderstreep. We hebben samen ooit een studiemiddag georganiseerd over God, macht en kerk en dat bleek toen een iets minder gelukkige triniteit te zijn geweest.
Klaas, bedankt voor je mooie boek, dat ons weer allemaal op het spoor zet van verbinding en verbondenheid in de ruimte die God ons zo heerlijk royaal geeft.
En nu heb ik tenslotte nog een paar kleine vraagjes. In dat cursiefje op bladzij 125 over die bomen in de hof, staat onder punt b. dat God in zijn royaliteit gezegd zou hebben, dat Adam en Eva mochten eten van ‘alle bomen’ en dat Eva dat versmald zou hebben tot ‘alle bomen in de hof’. Maar klopt dat wel? En bedoel je op bladzij 107 onderaan misschien de Amerikaanse theoloog Michael Kinnamon?
En wat me ook boeit en daarom wil ik het je vragen: Waarom draag je eigenlijk een priesterboordje op de auteursfoto? Is oecumene niet ook groeien in je eigen identiteit?
Ik wil mijn brief aan jou besluiten met een gedichtje van Rudy Kousbroek, waarin vooral het woord ‘eerwaarde’ opvalt en waarin we ons denk ik allebei wel herkennen:
Oh zeg ons toch, eerwaarde raaf
Waart gij uw hele leven braaf?
Het antwoord luidde, kort en bondig:
Ik was mijn hele leven zondig.
Met goede groet en houd goed moed,
Margriet Gosker