Secularisatie is het thema van de oecumenelezing op vrijdag 17 januari vanaf 15.00 uur in de Geertekerk te Utrecht. Prof. dr. Herman Paul verzorgt de lezing en Tamarah Benima en Rasit Bal (vlnr op de foto) mogen als eersten reageren. Om er al een beetje in te komen, geven we een paar citaten hieronder van hoe mensen naar kerk, geloof en secularisatie kijken. Het zijn invalshoeken die deels tegenover elkaar staan; om de gedachten te prikkelen.
Geert Mak vertelt over de oorzaken van de secularisatie in zijn boek ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’ (1996). Hij schrijft: ‘In de moderne verzorgingsstaat leek geen onontkoombaar noodlot meer te bestaan. Dankzij medische techniek en sociale zekerheid hadden de mensen kans gezien om dood, rampspoed en ellende uit te bannen, te beheersen of althans naar de marges van het bestaan weg te drukken. Dat leidde op den duur tot een andere houding jegens onzekerheid in het algemeen en jegens de lotbestemming van ieder mens in het bijzonder. Het besef van tragiek, de erkenning dat er in een leven onontkoombare gebeurtenissen konden plaatsvinden, het leek vervangen door het idee dat alles maakbaar was, of herstelbaar, of op zijn minst in geld compenseerbaar. Daarmee veranderde er ook iets in de houding van mensen ten opzichte van de natuur – al was dat een veel subtieler proces. In Jorwerd was dat eigenlijk alleen maar meetbaar in het almaar dalende aantal bezoekers van de bid- en dankdiensten voor het gewas, die vanouds elk voor- en najaar in de kerk werden gehouden. Dankzij de moderne techniek kregen de boeren de indruk dat ze de natuur steeds beter in de hand hadden. Dat deed hun angsten afnemen, maar het verminderde ook hun ontzag voor het Hogere. Ze hoefden niet meer tijdens de hooiweken gespannen naar ieder onweerswolkje te kijken. Er was nu immers kuilgras en dat kon wel een buitje verdragen. Angst voor muizenplagen bestond niet meer. Er waren immers bestrijdingsmiddelen’.
Dietrich Bonhoeffer peilt de secularisatie op een andere manier en spreekt er positief over. Hij citeert in zijn dagboek Hugo de Groot en de tekst ‘Etsi Deus non daretur’ (leven alsof God niet bestaat). Bonhoeffer maakt duidelijk hoezeer mensen en God vanuit een eigen verantwoordelijkheid elkaar ontmoeten. We nemen als religieuze mensen – voor zover we daartoe bij machte zijn – afscheid van de kleine godjes ter wille van de eigen verantwoordelijkheid, waarmee we de ene God tegemoet treden. We moeten die eigen verantwoordelijkheid (die niet door God is geclaimd, en waarin God mensen regie laat) onder ogen zien. Onze mondigheid dwingt ons die situatie waarin God ontbreekt te analyseren. Het is de wereld waarin God is gekruisigd, is uitgebannen, waarin God onmachtig is; het is daarin juist de wereld waarin God mensen serieus neemt en mensen ruimte laat om als partner de Heer tegemoet te treden.
De cabaretier Theo Maassen maakte in zijn show van 2012 onderscheid tussen religie institutioneel ingevuld en verwondering in authentieke zin. Hij hekelde de religies; concreet noemde hij het christendom en de afwijzing van de homofilie; de joden en hun onlogische besnijdenis alsof God het lichaam niet mooi heeft gemaakt; de islam en de discriminerende opvattingen over vrouwen. ‘Weg met al die domme, bange, religieuze mensen’ riep hij vanaf de Bühne. Even later ging hij in zijn show in op het wonder van de mens. ‘Het is toch een wonder dat we er zijn; op de perfecte afstand van de zon, met een perfecte snelheid in de ruimte van precies 1700 kilometer per uur en voedsel voor iedereen’.
Boele Ytsma schrijft in het boek ‘Authentiek’ van 2010 over het leven van een christen als een moderne pelgrimsreis: ‘Omdat onze reis lijkt op een expeditie, maar ook een beetje op een pelgrimage en zelfs enigszins op een nomadisch bestaan, zullen we licht willen reizen. Te veel ballast verzwaart de reis. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Jezus stuurt in het Evangelie van Lukas zeventig mensen op weg met het reisadvies: Neem geen geldbuidel, geen reistas en geen sandalen mee. Dat zet de reis op scherp. Wie zo op reis gaat, weet dat hij op een ander is aangewezen. En vooral: wie zo op reis gaat, moet veel achterlaten. Veel wat hem lief is. We zullen dus moeten schiften: wat nemen we mee en wat laten we achter? We kunnen onmogelijk alles meeslepen. Zware dogma’s, dikke belijdenissen, vastgeroeste gewoontes, vertrouwde kerkbanken en preekstoelen – het lijkt me allemaal te zwaar om mee te torsen. (….) Nee, dit is wat je zou moeten meenemen: liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Dat is de lichtgewicht uitrusting die ons van pas komt. Dat zijn zaken die Paulus de vrucht van de Geest noemt’.
Erik Borgman tenslotte noemt de term ‘secularisatie’ een misleidende term. Want het gaat niet om het verdwijnen van oude vormen. Er ontstaan nieuwe. Hij spreekt liever over een religieuze transformatie. Borgman meent dat mensen in het geloof moeten durven ‘over te lopen naar de barbaren’. Hij bedoelt daarmee dat kerken solidair moeten zijn met de samenleving en zich inleven in wat er speelt. Culturen en religies hebben zich immers door de tijden heen altijd ontwikkeld en vernieuwd in wisselwerking met de situatie en met elkaar. De religie heeft daarin iets te zeggen. Religie is voor velen medicijn tegen de onverschilligheid. Religie plaatst de mens voor God. Dat geeft gespreksstof naar mensen die met een andere oriëntatie in het leven staan. Het besef dat er een God is versterkt voor sommigen de morele overtuiging; anderen nemen het bestaan van God voor kennisgeving aan.