Op het scherm hier naast ziet u de hongerdoek uit Indonesië.
“Het nieuwe verbond”, heet het.
Het centrum van de hongerdoek is een visioen:
een maaltijd van mensen met verschillende huidskleuren.
Allemaal hebben ze iets in hun handen: een stuk fruit, brood, een kan water.
Maar er is ook een vrouw borst.
Het is de oogst, die samen gedeeld wordt.
En in de berg gelijk daarnaast wordt de vrede tussen de godsdiensten gesymboliseerd:
– de halve maan, de davidster en het kruis,
– het rad van het boeddhisme, het ohm-teken van de hindoes en de klok van het confucianisme.
Die mensen die daar samen zitten te eten:
dat is het ideaalbeeld van een Javaanse selamatanmaaltijd.
Daar hebben we er heel wat van meegemaakt.
In 1991 zijn we door de zending uitgezonden om op Midden-Java aan een christelijke universiteit te gaan werken.
En we kregen een huis op een toen nog arme kampong aan de rand van de stad.
Wij waren de enige protestanten, er waren nog een paar katholieke families en de rest was allemaal moslim.
Dat was zo’n 20 jaar terug.
In de wereld van nu, waarin de spanningen tussen de godsdiensten zo enorm zijn opgelopen, kan je je het bijna niet meer voorstellen:
maar dat was de plek waar we tot nu toe met het meeste plezier gewoond hebben.
We hebben ons nog nooit zo veilig gevoeld als toen.
Als we weggingen, hoefde de deur van ons huis eigenlijk niet eens op slot:
de buren zorgden er wel voor dat er niets gebeurde.
Het was wel zo, dat wij op den duur iedereen kenden.
Want door selamatans waren we bij heel veel mensen thuis geweest.
Een selamatan was een soort maaltijd die ze hielden als een kind werd geboren, of als mensen gingen trouwen, maar ook als iemand overleden was.
Dus als een vrouw 7 maand zwanger was, was er een selamatan om te bidden of het kind gezond mocht zijn en de geboorte voorspoedig mocht verlopen.
En als dat inderdaad het geval was geweest, was er na de geboorte van het kind weer een selamatan om daarvoor te danken.
En als iemand overleden was, dan was er een selamatan op de 3e, de 7e , de 40e , de 100e , de 300e en de 1000e dag na het overlijden.
Daarom was er nogal eens een selamatan, soms wel drie keer per week.
Zo kregen ook de allerarmste mensen van de kampong nog heel regelmatig een goede maaltijd.
Ja, die hongerdoek is een ideaal plaatje.
De werkelijkheid was dat alleen de mannen van de kampong daar aan deelnamen.
En ze kregen allemaal een doosje met eten mee naar huis om dat thuis samen met vrouw en kinderen op te eten.
Eigenlijk was dit een oud Javaans gebruik, een offermaaltijd gericht op de onderlinge harmonie en vrede.
De moslims hebben dit overgenomen en in een islamitisch kader gezet: de gebeden die gezegd worden zijn islamitische gebeden.
Vooral door die selamatans raakten we vertrouwd met de mensen op de kampong.
En het verrassende voor ons was dat ze na een paar jaar tegen kerst bij ons kwamen.
Ze zeiden: jullie zijn nu zo vaak bij ons geweest.
Zullen we straks met kerst bij jullie komen om samen met jullie kerst te vieren?
En dat hebben we gedaan.
We hebben het Kerstevangelie gelezen en Stille Nacht gezongen.
En ze waren er allemaal.
Het was indrukwekkend en onvergetelijk.
Maar het belangrijkste was nog wel, dat we ons vanaf dat moment echt thuis voelden op die kampong.
We mochten er zijn, met onze eigen christelijke identiteit en ze hadden daadwerkelijk laten zien daarvoor respect te hebben.
Dat gaf een enorm gevoel van veiligheid, ook al waren we als christenen een hele kleine minderheid, daar op die kampong.
Ik denk daar nog vaak aan terug, als ik de christenen in Syrië en Egypte wanhopig hoor schreeuwen om een veilig thuis, om respect voor hun christelijke identiteit.
Een paar weken terug was de Syrisch Orthodoxe bisschop Jean Kawak van Damascus in Nederland.
Hij vertelde hoe zijn kerk in Damascus alleen al hulp bood aan 1500 families, slachtoffers van de oorlog.
Daar zitten ook moslims onder, zegt hij met trots.
Bisschop Kawak pleitte voor meer humanitaire hulp.
Maar hij hield vooral een vurig pleidooi voor een dialoog.
Hij riep op om er alles in het werk te stellen om de partijen om de tafel te krijgen om zo op een vreedzame manier tot een democratisch Syrië te komen.
Essentieel voor hem was dat daarbij alle minderheden, ook de moslimminderheden, hierbij mee zouden kunnen praten.
Logisch ook: als de grote partijen Syrië onder elkaar gaan verdelen, dan zal er geen plaats meer zijn voor de christenen en de andere kleinere minderheden.
En dan zal de oudste kerk van deze wereld, de kerk waar de mensen nog de taal van Jezus spreken, uit Syrië verdwijnen.
Als je de beelden ziet van al die slachtoffers en vluchtelingen in Syrië, wordt je stil, verdrietig en voel je je machteloos.
We kunnen alleen maar zorgen voor noodhulp, de opvang van vluchtelingen, bidden voor de slachtoffers en helpen om de hoop niet op te geven, dat het ooit anders zal worden.
Overigens is dat niet niets.
Maar wat we in elk geval wel kunnen doen in Nederland, is dat we de minderheden een stem geven:
minderheden in het christendom, godsdienstminderheden, minderheden in de samenleving. En dat zowel landelijk als plaatselijk.
Als er dan een verbod op ritueel slachten in Nederland dreigt, dan kan je daar allerlei debatten over gaan voeren, met wetenschappers met journalisten….
Maar je kan ook met joden en moslims daarover in gesprek gaan:
– hoe gaat dat precies, dat kosher en halal slachten?
– waarom is dat voor jullie zo belangrijk?
En dan blijkt dat het gaat om het respect voor het dier.
Het dier wordt gezien als een schepsel van God – en dus niet als een economisch product.
En het doden van het dier?
Dat moet zo pijnloos mogelijk.
En dan kom je er achter dat de opleiding tot sjocheet, – de joodse slachter – vele jaren in beslag neemt.
En dat de eerste jaren alleen maar geleerd wordt, hoe je messen goed moet slijpen.
En dan blijkt dat de moslims hier zo van onder de indruk zijn, dat ze zeggen:
wij vragen de joodse slachter om ons te helpen bij onze opleiding tot halal-slachters.
Als christen voel je je dan een beetje terecht gewezen.
Door de media had je toch een beetje de indruk gekregen dat ritueel slachten dieronvriendelijk was.
Maar het is wel een terechtwijzing waar je gelukkiger van wordt.
Ik ben in elk geval heel blij dat ik dit dankzij de contacten joden en moslims nu weet.
Minderheden een stem geven.
Zou dat niet in het verlengde liggen van de gelijkenis die Jezus vertelt in Lukas 14?
Armen, kreupelen, verlamden en blinden: het zijn de meest extreme vormen van machteloze buitenstaanders en minderheden.
En als ze uitgenodigd worden aan de maaltijd, dan krijgen ze drie dingen:
– ze krijgen te eten en te drinken.
– maar ze krijgen ook een gezicht
– en het belangrijkste is misschien nog wel dat ze ook een stem krijgen: ze kunnen meepraten.
En dit is vanmorgen gebeurt in de Adventskerk:
– er is voedsel voor de voedselbank.
– minderheden hebben een gezicht gekregen: moslims, joden, Molukse christenen
– maar vooral: ze hebben een stem gekregen.
Kortom: dat hele mooie ideaalplaatje van de hongerdoek, dat hebben we hier vanmorgen een beetje in de kerk.
Dit deel van die gelijkenis eindigt Jezus met dat hele opmerkelijke zinnetje:
“Dan zult u gelukkig zijn.
Zij kunnen voor u dan wel niets terug doen,
maar u zult ervoor beloond worden bij de opstanding van de rechtvaardigen.”
Dus die armen, kreupelen en blinden, worden rechtvaardigen.
Dat gaat een stap verder dan hen recht doen: zij worden diegenen die ons recht doen.
Het is dus een merkwaardig samenspel:
Het geven van voedsel, een gezicht en een stem moet erop gericht zijn, dat zij kunnen opstaan om voor ons als rechtvaardigen te worden.
Als dat gelukt is, dan is dat de beloning en dan ben je gelukkig.
Je kan ook zeggen: gezegend, want dat is het woord wordt dat hier gebruikt wordt.
Ik voel me gelukkig en gezegend, met mensen van zoveel minderheden hier in de Adventskerk vanmorgen bij de bevestiging.
En ik hoop wij allemaal.
En ik hoop vooral dat wij en de wereld om ons heen nog veel van dit soort gelukkige en gezegende momenten hebben gehad.
Maar vooral dat iedereen er nog heel veel van zal beleven.
Want dat leven we in een gelukkige en gezegende wereld.