‘Slavernij is nog springlevend in Nederland. Je zou denken het is 150 jaar geleden en wie weet dat allemaal nog. De feiten zijn misschien weggezakt, maar de gevoelens zijn gebleven’. Dat stelt Age Kramer, algemeen-secretaris van het Zeister Zendingsgenootschap ZZg, naar aanleiding van een vraag over het slavernijverleden van Nederland. Hij sprak er over voor de regionale radio in Amersfoort en de website van de Raad van Kerken.
Er wonen ruim 300.000 Surinamers in Nederland, aldus Kramer, en tussen hen en (andere) Nederlanders is er altijd wat aan de hand. De verhouding onderscheidt zich van die tussen Nederlanders en andere etnische bevolkingsgroepen. ‘Er is enerzijds een soort hartelijkheid. Tegelijk is er pijn en schaamte van Nederlandse kant over de grootste wandaad in de Nederlandse geschiedenis, die nooit wordt benoemd’. Het slavernijverleden speelt ook bij de mensen uit Suriname, aldus Kramer. ‘Het wantrouwen dat er terecht nog steeds is in de Surinaamse samenleving wordt ook niet benoemd’. Kramer meent dat het nodig is om het verleden eenduidig te benoemen, ‘want als we dat niet doen, blijven we er last van houden’.
Age Kramer was ongeveer een jaar geleden de eerste man die de kerken de suggestie deed om met een verklaring te komen over het slavernijverleden. De kerken, verenigd in de Raad van Kerken, hebben vervolgens een jaarlang het thema van de slavernij op diverse momenten aan de orde gesteld, onder meer tijdens een studiemiddag en tijdens een wandeling door de binnenstad van Utrecht waarbij allerlei punten werden bezocht waar de slavernij sporen heeft achtergelaten.
Op vrijdag 14 juni hebben de kerken een verantwoording naar buiten gebracht waarin ze de verantwoordelijkheid benoemen voor het slavernijverleden en aangeven dat de kerken deel uitmaakten van een samenleving die economisch gewin de voorrang gaf boven de menselijkheid. ‘Als kerken weten we ons deel van dit schuldig verleden en moeten we vaststellen dat theologie in bepaalde omstandigheden misbruikt is om de slavernij te rechtvaardigen’, aldus de verklaring.
In een uur durende geluidsopname die beschikbaar is via youtube reageert Kramer op de tekst. Hij is er blij mee.
‘Het is niet voor het eerst dat Nederlanders schuld bekend hebben. Het is wel de eerste keer dat op een landelijk niveau een organisatie in staat is geweest om te zeggen: Dit was fout. We realiseren ons dat het niet meer ongedaan gemaakt kan worden, maar we willen er iets mee. Ik ben dolbij met die verklaring’.
We geven nog een paar fragmenten uit dat gesprek weer. De vraag luidde: Is er sprake van een springlevende erfenis als het gaat over slavernij?
Kramer: ‘Het ZZg heeft al meer dan 200 jaar te maken met Suriname. Het is de oudste organisatie voor zending en ontwikkeling in Nederland. Eigenlijk speciaal opgericht met het oog op Suriname. Vooral de laatste jaren merken we dat het slavernijverleden springlevend is. Je ziet het terug in de merkwaardige manier waarop Suriname onafhankelijk is geworden in 1975. Het merkwaardige was dat de Nederlandse regering graag wilde dat Suriname onafhankelijk werd, en er 800 miljoen gulden voor beschikbaar stelde. Dat is later verdubbeld. Het was een soort geld om het geweten te sussen. Altijd onbenoemd speelt dan toch de gedachte mee: Wij hebben daar het grootste schandaal van de Nederlandse geschiedenis gedaan. Er wordt niet over gesproken, maar je ziet het in het gedrag terug’.
Kramer krijgt de vraag voorgelegd hoe het zit met de leiding van ZZg en EBG. Zijn dat toch niet steeds weer witte mensen? Zou je op dergelijke posities dan niet meer zwarte of gekleurde mensen verwachten?
Kramer: ‘Als je in Suriname kijkt is de kerkleiding gewoon Surinaams. In de Europese kerkprovincie zitten er nogal wat witte mannen aan de cruciale lijn. Ik denk dat het een uitdaging is, dat er ook bestuurlijk wat meer Surinamers moeten komen. En er hebben ook al wel Surinamers in het bestuur van de Europese kerkprovincie gezeten. Er is geen rem, maar het komt er om de een of andere manier niet van. Dat zullen we aan beide kanten moeten zoeken. Laten we als witte mensen niet denken dat het vanzelf gebeurt’.
U heeft daar in 150 jaar toch voldoende tijd voor gehad?
Kramer: ‘Het kolonialisme is niet gekenmerkt door de gedachte dat zwarte mensen net zo getalenteerd zijn om te sturen en te beheren. Je blijft gekolonialiseerd denken. Ik denk, dat we als witte mensen nog steeds vaak de gedachte hebben dat we als witte mensen alles beter kunnen. Bepaalde managementvaardigheden zie ik vaker in onze witte cultuur dan in andere culturen. Dat zie ik ook als ik Nederland vergelijk met Tanzania. Dat heeft niets met slavernij te maken’.
‘De ene cultuur is beter in dit, de andere cultuur heeft weer andere vaardigheden. Als je bijvoorbeeld kijkt naar ICT; ICT is zo populair in India, dat je bijna een is-gelijk-teken kunt zetten tussen ICT en Indiërs. Ik heb ook gehoord van een directeur uit Suriname die als managers onder hem Nederlanders heeft genomen, want die doen gewoon wat hij wil dat ze doen. Ze kijken dus naar individuele kwaliteiten. De gedachte is echter funest, dat de witte cultuur in alles beter is behalve voetbal en feesten.
Wat leert u zelf van de Surinaamse cultuur?
Kramer: ‘Ik leer vooral dat het belangrijk is te zoeken naar draagvlak. Surinamers zijn heel bedreven in het vinden van consensus. Van meet af is het een multiculturele cultuur geweest. En het land heeft eigenlijk nooit een multicultureel bloedbad gegeven. Toegegeven: Er zijn binnenlandse oorlogen geweest, en ieder slachtoffer is er één te veel, maar het is bewonderenswaardig dat Surinamers zoveel verschillen met zo weinig geweld weet te handelen’.
Heeft het ZZg programma’s die zich op slavernij richten?
Kramer: ‘We bezinnen ons op dit moment op de vraag: Stel dat we geen geld meer meenemen naar Suriname, wat hebben we dan te bieden? Dat is een open vraag. Ik ben er van overtuigd dat de Europese cultuur kwaliteiten heeft, zoals reflectie bieden, doorvragen, de waarheid op tafel durven brengen, dat zijn vaardigheden, skills waar elke cultuur iets aan kan hebben. Dit is ons cultureel kapitaal. Het is dan nog de vraag of de Surinamers dat van ons willen hebben. Ze kunnen het ook afwijzen. Of ze kunnen het overlaten aan de 300.000 Surinamers die inmiddels zelf deze vaardigheden in Nederland hebben geleerd; dat is natuurlijk ook prima’.
Hoe heeft de zending zich destijds voltrokken? Welke rol speelde de EBG daarin?
Kramer: ‘De EBG kwam uit Duitsland. De Duitsers moesten aan de Nederlanders toestemming vragen of ze zending mochten bedrijven. Als het moeilijk lag, stuurde men de vraag door naar Amsterdam. En dan bepaalde de Amsterdamse kerkenraad of men zending mocht bedrijven. De zendelingen zaten in de tang tussen hun eigen geweten en de ruimte die de Nederlandse planters en overheid hun gaven om hun werk te doen’.
De economie kwam eerst?
Kramer: ‘Dat was het Nederlandse standpunt. Het Duitse standpunt kan je alleen begrijpen als je terugduikt in de achttiende eeuw. Het thema van de slavernij speelde toen anders dan nu. De prioriteit lag toen voor de piëtisten in het redden van zielen; daar lag meer prioriteit dan in het bevrijden van het fysieke bestaan van mensen. Hoewel de Duitse zendelingen heel praktisch waren, moet je toch zeggen, dat een maatschappelijke bevrijding niet in de theologie van de Hernhutters zat’.
Laat kerk zich gebruiken en voor andermans kar spannen?
Kramer: ‘Dat is het risico van christendom vanaf het begin. Ik denk dat we er in Suriname op zijn uitgegleden. Maar vergis je niet: We zien dat pas in Europa nadat de bevrijdingstheologie is geïntroduceerd, dus in het laatste kwart van de vorige eeuw. Ik herinner me dat ik destijds meeliep in protestdemonstraties tegen Zuid-Afikra en dat dat de gereformeerde kerk bijna in tweeën splitste. Het is altijd een strijd geweest of je de maatschappelijk orde moest aantasten of dat je moest zeggen: In de bijbel staat ook iets over bevrijding’.
Hoe evalueert u de rol van de zending?
Kramer: ‘De rol is dubbel geweest. Aan de ene kant kan je zeggen: Waarom hebben ze nooit een protest laten horen? Aan de andere kant hebben die zendelingen wel iets heel emanciperends gedaan. Als protestanten vonden ze het belangrijk dat de gelovigen konden lezen. Want God spreekt tot de individuele gelovigen. De gevluchte slaven, de Marons, sloten een niet-aanvalsverdrag met de Nederlandse autoriteiten. En de Nederlanders zeiden: Wilt u hier een kruisje zetten? En de Marons zeiden: Dan wil ik dat die bepaling veranderd wordt. De Nederlanders ontdekten toen dat de Marons konden lezen, en dat in een tijd dat half Nederland dat niet kon. Protestanten hebben de Surinamers dus ook – wat we nu noemen – empowered’.
Hier komt een interview van Klaas van der Kamp met Age Kramer
Foto: Age Kramer
Voor een filmopname op YouTube van 1 minuut, klik hier.