Zondag 31 maart. Paasmorgen
Hij werd gehangen als een slaaf
Staat U mij toe om op deze morgen niet de teksten langs te gaan van het leesrooster. Ik mag veronderstellen dat U zeer veel theologie bij de hand hebt om de teksten van deze morgen van commentaar te voorzien.
In dit jaar, waarin we herdenken dat Nederland uiteindelijk 150 jaar geleden de slavernij formeel, bij wet afschafte, wil ik U dringend vragen om U in de taal niet te laten verleiden tot taalspellen die ver weg leiden van het reëel bestaande lijden in deze wereld.
Als het lijdensverhaal ons vertelt dat Jezus werd gehangen als een slaaf, dan gaat dat over heel reële slavernij: uiterste vernedering, niet je eigen meesteres, niet je eigen leven, bezit van een ander, verdingt. Ontmenselijkt.
Paulus sprak van slaaf van de zonde. Maar Paulus leefde in een tijd dat iedereen wist dat slavernij bestond. Zijn woorden konden geen verwarring geven. Zijn woorden konden het feitelijke bestaan van slavernij niet bagatelliseren.
In onze tijd leven we een spraakverwarring, die ons moet afleiden van bestaande realiteiten. En in onze religieuze taal lopen we gevaar, die verwarring nog te vergroten.
Wat 150 jaar geleden werd afgeschaft, was die ene vorm van slavernij, aan Afrikaanse mensen, versleept voor arbeid naar de andere kant van de oceaan. Formeel heeft onlangs zelfs de staat Mississippi die slavernij afgeschaft bij wet: 17 februari 2013.
Maar slavernij bestaat nog steeds. Er zijn wereldwijd meer slaven dan ooit, en ze zijn goedkoper dan ooit. In 1999 schatte men het op 27 miljoen wereldwijd. Er worden nu zelfs schattingen van 100 miljoen gehoord. Slaven: mensen die werken onder dwang, en tot dat werk gedwongen werden of erin gelokt, en die geen loon ontvangen of net voldoende om zichzelf te voeden.
Ook wereldwijd lijkt niemand zich te willen realiseren dat slavernij zo’n groot bestanddeel is van onze “vrije markt”.
Onze taal helpt, om dat onzichtbaar te maken. Slavernij noemen we mensenhandel, dwangarbeid, armoedeprobleem.
En voor alledaagse zaken gebruiken we het woord slavernij: loonslaaf, verslaving, kantoorslaaf. Alsof slavernij enkel nog in overdrachtelijke zin zou bestaan. Door deze dubbele taalvervuiling ontnemen we ons de termen om de realiteit te beschrijven die bestaat: tot mogelijk 100 miljoen mensen in slavernij, bezit van anderen.
Onze religieuze taal zou er erg veel toe kunnen bijdragen om slavernij alleen nog maar te verstaan als iets overdrachtelijks, en zo indirect te ontkennen dat slavernij nog steeds harde realiteit is.
Daarom mijn verzoek: sprekend over Jezus lijden en dood, bagatelliseer niet de realiteit van slavernij nu, door allerlei alledaagse situaties te benoemen met dat woord.
De slaven van dit moment zullen u er dankbaar voor zijn, dat u hun lijden niet ook nog onzichtbaar maakt.
In naam van de opgestane Jezus, opgestaan tegen de dood, opgestaan voor onze opstandigheid, doe ik dit verzoek.
Yosé Höhne-Sparborth
(http://www.kerkenvrede.nl/index.php?pagina=399)
Foto: Bloeiend Paaskruis, Beeldbank PKN.