Het Reformatorisch Dagblad geeft de tekst van Cors Visser (1976) weer, die zich in een column op het internet zeer kritisch uitlaat over de oecumene. Cors Visser (1976) is één van de initiatiefnemers van de oprichting van ForumC en werd vervolgens de eerste directeur. Curieus is dat wel, omdat ForumC een raad van advies heeft, en daarin zitten gerenommeerde oecumenici als drs. Ineke Bakker (directeur STEK) en Doekle Terpstra (voorzitter van InHolland). Ongetwijfeld is de tekst niet aan hen voorgelegd met de vraag om advies, alvorens op het net te zijn geplaatst.
Visser heeft het vooral gemunt op enkele oecumenische initiatieven in orthodox-protestantse en evangelische kring. ‘De laatste jaren probeert een aantal kerkleiders de goegemeente warm te maken voor het werken aan eenheid, zowel institutioneel als via de ‘oecumene van het hart’. Een nationale synode werd georganiseerd en een manifest ‘Wij kiezen voor eenheid’ opgesteld. Nou ja, manifest, er was helemaal niks manifests aan het stukje esoterisch proza. Een soort pestprotocol zou een stuk duidelijker zijn: we zeggen geen nare dingen over elkaar’.
Visser vervolgt: ‘En laten we eerlijk zijn, dat ‘manifest’ is er alleen gekomen omdat de kerkleiders steeds minder schapen te weiden hebben en de onderlinge concurrentie dus minder belangrijk is. Mocht het ooit nog gebeuren dat op een gemiddelde zondag wel meer dan 50% van de bevolking in de kerk zit, dan zou een pestprotocol of eenheidsmanifest meteen weer sneuvelen. En dat is ook helemaal niet erg. Want streven naar kerkelijke eenheid is geen onschuldige hobby. Een dergelijke gezochte eenheid kost veel tijd, geld en frustratie. Maar belangrijker, het is een vorm van collectieve navelstaarderij die funest is voor het uitdragen van het evangelie. Laat duizend bloemen bloeien, zou het devies moeten zijn. Hoe meer kerken, hoe beter’.
‘Eenheid moet geen streven zijn; eenheid is hooguit een aardig bijproduct van gezamenlijke inspanning. Dan is het geen gezochte eenheid, maar een gevonden eenheid die passie, tijd en geld oplevert’, voegt Visser er nog aan toe.
Een reactie op persoonlijke titel van Klaas van der Kamp.
ForumC, de organisatie waarvoor Cors Visser werkt, zegt ‘in gesprek te willen zijn met iedereen die daarvoor open staat, het christelijk geloof verbinden met de vragen van onze samenleving, onze cultuur en ons eigen leven’. En: ‘Onze inzet is bijdragen aan dienstbare en zichtbare christenen in samenleving, werk en wetenschap’. Is de column van Visser niet strijdig met de doelstelling ‘open te staan voor iedereen’? En is de gedachte ‘zichtbaar te willen zijn in de samenleving’ niet direct een wens om als kerken samen te werken?
Immers hoe kan je zichtbaar zijn als je versplinterd bent? En besef je met zo’n schismatische visie wel hoe scherp de vragen en de blikrichting van de secularisatie zijn? Alsof er sprake kan zijn van een serieus gesprek als je eerst moet uitleggen dat je een afscheiding van een afscheiding van een afscheiding bent. Meer dan ooit te voren zet de secularisatie in Nederland door en meer dan ooit te voren is de oecumene geen hobby voor enkelen die het evangelie serieus willen nemen, maar een eis van het moment voor iedere christen die gesprekspartner wil zijn van seculiere mensen.
Visser kiest een ogenschijnlijk praktische insteek. Hij wil de handen uit de mouwen steken en dan niet te veel tijd kwijt zijn met kerkelijke navelstaarderij. Het is echter de vraag of het onderlinge begrip van de kerken een marginaal onderwerp is. Het thema van de ander uitnemender achten is een centraal leidmotief de hele bijbel door. De canon begint met de verwijdering tussen Adam en God. Dan is er de verwijdering tussen Kaïn en Abel. Dan is er verwijdering tussen Lot en Abram. Verwijdering tussen Jakob en Ezau. Verwijdering tussen Jozef en zijn broers. Verwijdering tussen twee stammen en tien stammen. Wie durft te beweren dat scheiding een marginaal thema is? En de genoemde scheidingen hebben steeds de kleur aan zich, dat de scheiding ongewenst is. En dan hebben we het nog niet over het hogepriesterlijk gebed uit het evangelie van Johannes en het voortdurend pleidooi van Paulus in zijn brieven om de onderlinge eenheid te zoeken. Eenheid is geen afrondende gedachte; uit het feit dat men de eenheid zoekt, blijkt het besef dat openheid voor de ander een basis is voor iedere vorm van wijsheid en van bereidheid genade te ontvangen die per definitie moet worden aangereikt door een ander wil het genade zijn.
Visser heeft gelijk als hij de eenheid niet als koekoekseenzang wil duiden. Binnen de ene structuur en binnen het ene verbond van God met zijn volk is ruimte voor vele charismata.