LEZINGEN
VOOR DE BIJZONDERE VIERING
EN
VOOR ELK VAN DE ACHT DAGEN
Link naar Word-document |
Thema: Wat vraagt God van ons?
(Vgl. Micha 6, 6-8)
Van een leerling van Christus wordt verwacht dat hij op weg is op het pad van rechtvaardigheid, barmhartigheid en nederigheid. Het beeld van ‘op weg zijn’ is gekozen als een schakel tussen de acht gebedsdagen. Dit beeld verwijst immers naar een actieve, gerichte en voortgaande handeling. Zo geeft het op weg zijn iets weer van de dynamiek die eigen is aan de leerling van Christus. Er is ook een verband met het thema van de tiende vergadering van de Wereldraad van Kerken straks in 2013 in Busan, Korea. Dat luidt: ‘De God van ons leven leidt ons naar Rechtvaardigheid en Vrede’. Daarmee wordt het beeld opgeroepen van de drie-ene God die in de geschiedenis samen met de mensen op weg gaat en iedereen uitnodigt om bondgenoten te zijn op deze weg.
De acht deelthema’s voor deze week staan in verband met verschillende manieren van op weg zijn. Zij richten onze aandacht op diverse aspecten van de weg die een echte leerling van Christus gaat: de weg van de recht-vaardigheid, die naar het leven leidt (Spreuken 12:28a).
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling.
LEZINGEN VOOR DE BIJZONDERE VIERING
EERSTE LEZING Micha 6, 6-8
Uit de profeet Micha
6 ‘Wat kan ik de HEER aanbieden,
waarmee hulde brengen aan de verheven God?
Moet ik hem tegemoet treden met brandoffers,
zou hij eenjarige stieren aanvaarden?
7 Kan ik hem gunstig stemmen met duizenden rammen,
met olie, stromend in tienduizend beken?
Moet ik mijn oudste kind geven voor wat ik heb misdaan,
de vrucht van mijn schoot voor mijn zondig leven?’
8 Er is jou, mens, gezegd wat goed is,
je weet wat de HEER van je wil:
niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten
en nederig de weg te gaan van je God.
TWEEDE LEZING Gal. 3, 26-28
Uit de brief van de apostel Paulus aan de Galaten
Broeders en zusters,
26 Door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen van God.
27 U allen die door de doop één met Christus bent geworden,
hebt u met Christus omkleed.
28 Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen,
mannen of vrouwen-u bent allen één in Christus Jezus.
EVANGELIE Luk. 24, 13-35
Uit het heilig evangelie volgens Lukas.
13 Diezelfde dag (de dag van de verrijzenis)
gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet
en zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt.
14 Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen.
15 Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren,
kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee,
16 maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden.
17 Hij vroeg hun: ‘Waar loopt u toch over te praten?’
Daarop bleven ze somber gestemd staan.
18 Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde:
‘Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem
die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’
19 Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’
Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret,
een machtig profeet in woord en daad
in de ogen van God en van het hele volk.
20 Onze hogepriesters en leiders
hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen.
21 Wij leefden in de hoop dat hij degene was die Israël zou bevrijden,
maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is.
22 Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden
ons in verwarring gebracht.
Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen,
23 vonden ze zijn lichaam daar niet
en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen.
De engelen zeiden dat hij leeft.
24 Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan
en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd,
maar Jezus zagen ze niet.’
25 Toen zei hij tegen hen:
‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip
dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben?
26 Moest de messias al dat lijden niet ondergaan
om zijn glorie binnen te gaan?’
27 Daarna verklaarde hij hun wat er in al de Schriften
over hem geschreven stond, en hij begon bij Mozes en de Profeten.
28 Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren.
Jezus deed alsof hij verder wilde reizen.
29 Maar ze drongen er sterk bij hem op aan om dat niet te doen
en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’
Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen.
30 Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood,
sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun.
31 Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem.
Maar hij werd onttrokken aan hun blik.
32 Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet
toen hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’
33 Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem,
waar ze de elf en de anderen aantroffen,
34 die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt
en hij is aan Simon verschenen!’
35 De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was
en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt
door het breken van het brood.
LEZINGEN VOOR ELK VAN DE ACHT DAGEN
Dag 1: zondag 20 januari Thema: Onderweg met elkaar in gesprek
We bezinnen ons op het belang van het gaande houden van de dialoog en het gesprek als middel om scheidsmuren te slechten. De bekwaamheid in het spreken en het luisteren worden als onmisbaar ervaren, zowel in de oecumene als in het strijden voor de vrijheid van mensen waar ook ter wereld. In zo’n authentiek gesprek kunnen we duidelijker Christus gaan herkennen.
EERSTE LEZING Genesis 11, 1-9
De toren van Babel en als erfenis onze verscheidenheid
Uit het boek Genesis
1 Ooit werd er op de hele aarde één enkele taal gesproken.
2 Toen de mensen in oostelijke richting trokken,
kwamen ze in Sinear bij een vlakte, en daar vestigden ze zich.
3 Ze zeiden tegen elkaar: ‘Laten we van klei blokken vormen
en die goed bakken in het vuur.’
De kleiblokken gebruikten ze als stenen, en aardpek als specie.
4 Ze zeiden: ‘Laten we een stad bouwen
met een toren die tot in de hemel reikt. Dat zal ons beroemd maken,
en dan zullen we niet over de hele aarde verspreid raken.’
5 Maar toen daalde de HEER af om te kijken naar de stad en de toren
die de mensen aan het bouwen waren.
6 Dit is één volk en ze spreken allemaal een en dezelfde taal,
dacht de HEER, en wat ze nu doen is nog maar het begin.
Alles wat ze verder nog van plan zijn, ligt nu binnen hun bereik.
7 Laten wij naar hen toe gaan en spraakverwarring onder hen teweeg-brengen, zodat ze elkaar niet meer verstaan.
8 De HEER verspreidde hen van daar over de hele aarde,
en de bouw van de stad werd gestaakt.
9 Zo komt het dat die stad Babel heet,
want daar bracht de HEER verwarring in de taal
die op de hele aarde gesproken werd,
en van daar verspreidde hij de mensen over de hele aarde.
TUSSENZANG Psalm 34, 11-18
“Kom, luister.” God nodigt uit tot gesprek
11 Kom, kinderen, luister naar mij, ik leer je ontzag voor de HEER.
12 Hebben jullie het leven lief, wil je goede jaren genieten?
13 Behoed dan je tong voor het kwaad,
je lippen voor woorden van bedrog.
14 Mijd het kwade, doe wat goed is, streef naar vrede, jaag die na.
15 Het oog van de HEER rust op de rechtvaardigen,
zijn oor luistert naar hun hulpgeroep.
16 Toornig ziet de HEER wie kwaad doen aan,
hij wist hun namen op aarde uit.
17 De HEER hoort de kreten van de rechtvaardigen,
hij bevrijdt hen uit de nood,
18 gebroken mensen is de HEER nabij, hij redt wie zwaar wordt getroffen.
TWEEDE LEZING Hand. 2, 1-12
De uitstorting van de Geest, de gave van het verstaan
Uit de Handelingen van de Apostelen
1 Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar.
2 Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde.
3 Er verschenen aan hen een soort vlammen,
die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten,
4 en allen werden vervuld van de heilige Geest
en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen,
zoals hun door de Geest werd ingegeven.
5 In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden,
die afkomstig waren uit ieder volk op aarde.
6 Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen
en ze raakten geheel in verwarring
omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen
in zijn eigen taal hoorde spreken.
7 Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden:
‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken?
8 Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen?
9 Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië,
Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia,
10 Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië,
en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben,
11 Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië-
wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden.’
12 Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht vroegen ze aan elkaar: ‘Wat heeft dit toch te betekenen?’
EVANGELIE Lukas 24, 13-25
Onderweg in gesprek met de verrezen Jezus
Uit het heilig evangelie volgens Lukas
13 Diezelfde dag (de dag van de verrijzenis)
gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet
en zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt.
14 Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen.
15 Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren,
kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee,
16 maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden.
17 Hij vroeg hun: ‘Waar loopt u toch over te praten?’
Daarop bleven ze somber gestemd staan.
18 Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde:
‘Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem
die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’
19 Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’
Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret,
een machtig profeet in woord en daad
in de ogen van God en van het hele volk.
20 Onze hogepriesters en leiders
hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen.
21 Wij leefden in de hoop dat hij degene was die Israël zou bevrijden,
maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is.
22 Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden
ons in verwarring gebracht.
Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen,
23 vonden ze zijn lichaam daar niet
en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen.
De engelen zeiden dat hij leeft.
24 Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan
en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd,
maar Jezus zagen ze niet.’
25 Toen zei hij tegen hen:
‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip
dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben?
Dag 2: maandag 21 januari
Thema: Onderweg met het gebroken lichaam van Christus
We herkennen een verbondenheid tussen de gekruisigde Christus en de “gebroken volkeren” op de wereld, zoals de Dalits. Als christenen proberen we samen daarvan te leren om zelf dieper deel te hebben aan deze verbondenheid. Met name legt dit een verband open tussen Eucharistie en rechtvaardigheid. Voor christenen betekent dit een uitnodiging om op een praktische manier een weg te vinden voor een Eucharistisch leven in de wereld.
EERSTE LEZING Ezechiël 37, 1-14
Kunnen deze beenderen weer tot leven komen?
Uit de profeet Ezechiël
1 Ik werd opnieuw door de hand van de HEER gegrepen.
Zijn geest voerde mij mee en hij zette mij neer in een dal vol beenderen.
2 Ik moest er aan alle kanten omheen lopen,
en zo zag ik dat er verspreid over het dal heel veel beenderen lagen,
die helemaal waren uitgedroogd.
3 De HEER vroeg mij:
‘Mensenkind, kunnen deze beenderen weer tot leven komen?’
Ik antwoordde: ‘HEER, mijn God, dat weet u alleen.’
4 Toen zei hij: ‘Profeteer, en zeg tegen deze beenderen:
“Dorre beenderen, luister naar de woorden van de HEER !
5 Dit zegt God, de HEER:
Beenderen, ik ga jullie adem geven zodat jullie tot leven komen.
6 Ik zal jullie pezen geven, vlees op jullie laten groeien
en jullie met huid overtrekken.
Ik zal jullie adem geven zodat jullie tot leven komen,
en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben.”’
7 Ik profeteerde zoals mij was opgedragen.
Zodra ik dat deed hoorde ik een geluid, er klonk een geruis van botten
die naar elkaar toe bewogen en zich aaneen voegden.
8 Ik zag pezen zich aanhechten en vlees groeien,
ik zag hoe er huid over de botten heen trok,
maar ademen deden ze nog niet.
9 Toen zei hij tegen mij: ‘Profeteer tegen de wind, profeteer, mensenkind, en zeg tegen de wind:
“Dit zegt God, de HEER: Kom uit de vier windstreken, wind,
en blaas in deze doden, zodat ze weer gaan leven.”’
10 Ik profeteerde zoals hij mij gezegd had,
en de lichamen werden met adem gevuld.
Ze kwamen tot leven en gingen op hun voeten staan:
een onafzienbare menigte.
11 En hij zei tegen mij:
‘Mensenkind, deze beenderen zijn het volk van Israël.
Het zegt: “Onze botten zijn verdord, onze hoop is vervlogen,
onze levensdraad is afgesneden.”
12 Profeteer daarom en zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER:
Mijn volk, ik zal jullie graven openen, ik laat jullie uit je graven komen
en ik zal jullie naar het land van Israël terugbrengen.
13 Jullie zijn mijn volk, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben
als ik je graven open en jullie uit je graven laat komen.
14 Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen,
ik zal jullie terugbrengen naar je land,
en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben.
Wat ik gezegd heb, zal ik doen-zo spreekt de HEER.”’
TUSSENZANG Psalm 22, 1-8
De dienaar van God, bespot en beledigd, roept uit tot God
1 Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?
U blijft ver weg en redt mij niet, ook al schreeuw ik het uit.
2 ‘Mijn God!’ roep ik overdag, en u antwoordt niet,
‘s nachts, en ik vind geen rust.
3 U bent de Heilige, die op Israëls lofzangen troont.
4 Op u hebben onze voorouders vertrouwd;
zij hebben vertrouwd en u verloste hen,
5 tot u geroepen en zij ontkwamen,
op u vertrouwd en zij werden niet beschaamd.
6 Maar ik ben een worm en geen mens,
door iedereen versmaad, bij het volk veracht.
7 Allen die mij zien, bespotten mij, ze schudden meewarig het hoofd:
8 ‘Wend je tot de HEER ! Laat hij je verlossen,
laat hij je bevrijden, hij houdt toch van je?’
TWEEDE LEZING Hebreeën 13, 12-16
Oproep om naar Jezus te gaan “buiten het kamp”
Uit de brief aan de Hebreeën
Broeders en zusters,
12 Ook Jezus heeft, om met zijn eigen bloed het volk te heiligen,
buiten de stadspoort geleden.
13 Laten we dus het kamp verlaten,
ons bij hem voegen en delen in zijn vernedering.
14 Onze stad is immers niet blijvend,
wij kijken juist verlangend uit naar de stad die komt.
15 Laten we met Jezus’ tussenkomst een dankoffer brengen aan God:
het huldebetoon van lippen die zijn naam prijzen, ononderbroken.
16 En houd de liefdadigheid en de onderlinge solidariteit in ere,
want dat zijn offers waarin God behagen schept.
EVANGELIE Lukas 22, 14-23
Jezus breekt het brood en geeft daarmee zichzelf voor Hij gaat lijden
Uit het heilig evangelie volgens Lukas
14 In die tijd ging Jezus samen met de apostelen aanliggen
voor de maaltijd.
15 Hij zei tegen hen: ‘Ik heb er hevig naar verlangd
dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van mijn lijden aanbreekt.
16 Want ik zeg jullie: ik zal geen pesachmaal meer eten
voordat het zijn vervulling heeft gevonden in het koninkrijk van God.’
17 Hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en zei:
‘Neem deze beker en geef hem aan elkaar door.
18 Want ik zeg jullie: vanaf nu zal ik niet meer drinken
van de vrucht van de wijnstok tot het koninkrijk van God gekomen is.’
19 En hij nam een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood,
deelde het uit en zei: ‘Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt.
Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’
20 Zo nam hij na de maaltijd ook de beker, en zei:
‘Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond
dat door mijn bloed gesloten wordt.
21 Maar weet wel dat degene die mij zal uitleveren
samen met mij aan deze tafel aanligt.
22 Want de Mensenzoon moet heengaan zoals het voor hem bepaald is,
maar wee de mens die hem zal uitleveren.’
23 Ze vroegen zich onder elkaar af wie van hen zoiets zou kunnen doen.
Dag 3: dinsdag 22 januari Thema: Onderweg naar de vrijheid
Vandaag worden we uitgenodigd om hulde te brengen aan de inspannin-gen waar ook ter wereld van gemeenschappen die onderdrukt worden, zoals de Dalits in India. Zij protesteren immers tegen alles wat mensen tot slaven maakt. Als christenen willen wij ons inzetten voor meer eenheid. Wij leren dat het noodzakelijk is om alles uit de weg te ruimen wat volke-ren van elkaar gescheiden houdt als voorwaarde voor de volheid van leven en de vrijheid in de Geest.
EERSTE LEZING Exodus 1, 15-22
De Hebreeuwse vroedvrouwen gehoorzamen meer aan God
dan aan het bevel van de farao
Uit het boek Exodus
15 De koning gelastte de Hebreeuwse vroedvrouwen,
Sifra en Pua geheten, het volgende:
16 ‘Als u de Hebreeuwse vrouwen bij de bevalling helpt,
let dan goed op het geslacht van het kind.
Als het een jongen is, moet u hem doden;
is het een meisje, dan mag ze blijven leven.’
17 Maar de vroedvrouwen hadden ontzag voor God
en deden niet wat de koning van Egypte hun had opgedragen:
ze lieten de jongetjes in leven.
18 Daarom ontbood de koning de vroedvrouwen.
‘Wat heeft dit te betekenen?’ vroeg hij hun.
‘Waarom laat u de jongens in leven?’
19 De vroedvrouwen antwoordden de farao:
‘De Hebreeuwse vrouwen zijn anders dan de Egyptische:
ze zijn zo sterk dat ze hun kind al gebaard hebben
voordat de vroedvrouw er is.’
20 God zegende het werk van de vroedvrouwen,
zodat het volk zich sterk uitbreidde.
21 En omdat de vroedvrouwen ontzag voor God hadden,
schonk hij ook aan hen nakomelingen.
22 Toen gaf de farao aan heel zijn volk het bevel
om alle Hebreeuwse jongens die geboren werden in de Nijl te gooien;
de meisjes mochten in leven blijven.
TUSSENZANG Psalm 17, 1-6
Vertrouwvol gebed in openheid voor Gods toeziend oog
1 Luister, HEER, ik vraag om recht, luister naar mijn smeken,
hoor mijn gebed- geen leugen komt over mijn lippen.
2 Laat van u het oordeel komen, laat uw oog zien wat juist is.
3 Bezoekt u mij in de nacht en beproeft en peilt u mijn hart,
u zult niets in mijn nadeel vinden, geen kwaad kwam uit mijn mond.
4 Hoe de mensen ook leven, ik houd mij aan het woord van uw lippen. De weg van roof en geweld heb ik altijd gemeden,
5 mijn voeten volgden uw spoor, mijn stappen wankelden niet.
6 Ik roep tot u om hulp, want u geeft mij antwoord.
Wil mij horen, God, luister naar mijn spreken,
TWEEDE LEZING 2 Kor. 3, 17-18
De roemrijke vrijheid in Christus van Gods kinderen
Uit de tweede brief van Paulus aan de Korinthiërs
Broeders en zusters,
17 Met de Heer, tot wie iemand zich wendt, wordt de Geest bedoeld,
en waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid.
18 Wij allen die met onbedekt gezicht
de luister van de Heer aanschouwen,
zullen meer en meer door de Geest van de Heer
naar de luister van dat beeld worden veranderd.
EVANGELIE Joh. 4, 4-26
Het gesprek met Jezus brengt de Samaritaanse vrouw
tot meer vrijheid van leven
Uit het heilig evangelie volgens Johannes
4 In die tijd moest Jezus door Samaria heen.
5 Zo kwam hij bij de Samaritaanse stad Sichar,
dicht bij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven had,
6 waar de Jakobsbron is. Jezus was vermoeid van de reis
en ging bij de bron zitten; het was rond het middaguur.
7 Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten.
Jezus zei tegen haar: ‘Geef mij wat te drinken.’
8 Zijn leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om eten te kopen.
9 De vrouw antwoordde: ‘Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen?
Ik ben immers een Samaritaanse!’
Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om.
10 Jezus zei tegen haar: ‘Als u wist wat God wil geven,
en wie het is die u om water vraagt, zou u hém erom vragen
en dan zou hij u levend water geven.’
11 ‘Maar heer, ‘zei de vrouw, ‘u hebt geen emmer, en de put is diep-
waar wilt u dan levend water vandaan halen?
12 U kunt toch niet meer dan Jakob, onze voorvader?
Hij heeft ons die put gegeven en er zelf nog uit gedronken,
en ook zijn zonen en zijn vee.’
13 ‘Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen, ‘zei Jezus,
14 ‘maar wie het water drinkt dat ik hem geef,
zal nooit meer dorst krijgen.
Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden
waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.’
15 ‘Geef mij dat water, heer, ‘zei de vrouw,
‘dan zal ik geen dorst meer hebben
en hoef ik ook niet meer hierheen te komen om water te putten.’
16 Toen zei Jezus tegen haar:
‘Ga uw man eens roepen en kom dan weer terug.’
17 ‘Ik heb geen man, ‘zei de vrouw.
‘U hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt, ‘zei Jezus,
18 ‘u hebt vijf mannen gehad, en degene die u nu hebt is uw man niet. Wat u zegt is waar.’
19 Daarop zei de vrouw: ‘Nu begrijp ik, heer, dat u een profeet bent!
20 Onze voorouders vereerden God op deze berg, en bij u zegt men
dat in Jeruzalem de plek is waar God vereerd moet worden.’
21 ‘Geloof me, ‘zei Jezus, ‘er komt een tijd dat jullie
noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden.
22 Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel;
de redding komt immers van de Joden.
23 Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen,
dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in Geest en in waarheid.
De Vader zoekt mensen die hem zo aanbidden,
24 want God is Geest, dus wie hem aanbidt,
moet dat doen in Geest en in waarheid.’
25 De vrouw zei: ‘Ik weet wel dat de messias zal komen’
(dat betekent ‘gezalfde’), ‘wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen.’
26 Jezus zei tegen haar: ‘Dat ben ik, die met u spreekt.’
Dag 4: woensdag 23 januari Thema: Onderweg als aardbewoners
Het bewustzijn van onze plaats in Gods schepping bindt ons samen, want we beseffen dat we onderling afhankelijk zijn van elkaar en van de aarde. We letten op de dringende oproep tot zorg voor het milieu en om te ko-men tot een billijke en rechtvaardige verdeling van de vruchten van de aarde. Als christenen zijn we daarbij geroepen om ons leven tot een actieve getuigenis te maken in de geest van het jubeljaar.
EERSTE LEZING Lev. 25, 8-17
Het land is bestemd voor het algemeen welzijn
en niet voor persoonlijk gewin
Uit het boek Leviticus
8 Na verloop van zeven sabbatsjaren, na zeven maal zeven jaar, wanneer er negenenveertig jaren verstreken zijn,
9 moeten jullie op de tiende dag van de zevende maand
de ramshoorn luid laten schallen.
Op Grote verzoendag moet in heel het land de ramshoorn schallen.
10 Elk vijftigste jaar zal voor jullie een heilig jaar zijn,
waarin kwijtschelding wordt afgekondigd voor alle inwoners van het land.
Dit is het jubeljaar,
waarin ieder naar zijn eigen grond en zijn eigen familie kan terugkeren.
11 Elk vijftigste jaar zal voor jullie een jubeljaar zijn.
Je mag dan niet zaaien,
het koren dat vanzelf opkomt niet als oogst binnenhalen
en niet de druiven oogsten van je ongesnoeide wijnstokken.
12 Het is een jubeljaar, dat als heilig beschouwd moet worden.
Jullie zullen dat jaar leven van wat er vanzelf opkomt.
13 In het jubeljaar zal ieder naar zijn eigen grond terugkeren.
14 Wanneer je een stuk grond aan een ander verpandt
of van een ander in pand neemt, mag je elkaar niet benadelen.
15 Het aantal jaren dat na een jubeljaar verstreken is,
bepaalt de prijs die de pandnemer moet betalen;
het aantal jaren dat de pandgever heeft kunnen oogsten,
bepaalt de prijs die hij mag vragen.
16 Hoe meer jaren er nog resten, des te hoger de prijs;
hoe minder jaren, des te lager,
want wat verhandeld wordt is het aantal oogsten.
17 Benadeel je volksgenoten niet.
Toon ontzag voor je God; ik ben de HEER, jullie God.
TUSSENZANG Psalm 65, 5b-13
De vruchtbare uitstorting van Gods genade over de aarde
5b Op u, God, hopen de einden der aarde, de verten van de zee.
6 U hebt met kracht de bergen vastgezet, u bent omgord met macht,
7 u brengt tot bedaren het geraas van de zeeën,
het gebulder van de golven, het tumult van de volken.
8 Vrees voor uw tekenen vervult de bewoners der verten,
u brengt gejuich van het oosten tot het westen.
9 U zorgt voor het land en bevloeit het, u maakt het vruchtbaar,
vol water staat de rivier van God.
U bewerkt het land voor het koren, zo bewerkt u het:
10 u doordrenkt de voren en effent de kluiten,
doorweekt ze met regen en zegent het jonge groen.
11 (65:12) U kroont het jaar met uw goede gaven,
waar uw voeten gaan, druipt het van overvloed,
12 de velden in de steppe druipen, de heuvels omgorden zich met gejubel,
13 de weiden kleden zich met kudden, de dalen tooien zich met graan.
Zij zingen en juichen elkaar toe.
TWEEDE LEZING Rom. 8, 18-25
Heel de schepping ziet uit naar bevrijding
Uit de brief van de apostel Paulus aan de Romeinen
Broeders en zusters,
18 Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd
in geen verhouding staat tot de luister
die ons in de toekomst zal worden geopenbaard.
19 De schepping ziet er reikhalzend naar uit
dat openbaar wordt wie Gods kinderen zijn.
20 Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid,
niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen.
Maar ze heeft hoop gekregen,
21 omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd
uit de slavernij van de vergankelijkheid
en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt.
22 Wij weten dat de hele schepping nog altijd
als in barensweeën zucht en lijdt.
23 En dat niet alleen, ook wijzelf,
die als voorschot de Geest hebben ontvangen,
ook wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring
dat we kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan.
24 In deze hoop zijn we gered.
Als we echter nu al zouden zien waarop we hopen,
zou het geen hoop meer zijn. Wie hoopt er nog op wat hij al kan zien?
25 Maar als wij hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwach-ting daarvan volharden.
EVANGELIE Joh. 9, 1-11
Jezus geneest: modder, organen en water
Uit het heilig evangelie volgens Johannes
1 In het voorbijgaan zag Jezus iemand die al vanaf zijn geboorte blind was.
2 Zijn leerlingen vroegen: ‘Rabbi, hoe komt het dat hij blind was
toen hij geboren werd? Heeft hij zelf gezondigd of zijn ouders?’
3 ‘Hij niet en zijn ouders ook niet, ‘was het antwoord van Jezus,
‘maar Gods werk moet door hem zichtbaar worden.
4 Zolang het dag is, moeten we het werk doen
van hem die mij gezonden heeft;
straks komt de nacht en dan kan niemand iets doen.
5 Zolang ik in de wereld ben, ben ik het licht voor de wereld.’
6 Na deze woorden spuwde hij op de grond.
Met het speeksel maakte hij wat modder,
hij streek die op de ogen van de blinde
7 en zei tegen hem: ‘Ga naar het badhuis van Siloam en was u daar.’
(Siloam is in onze taal ‘gezondene’.)
De man ging weg, waste zich, en toen hij terugkwam kon hij zien.
8 Zijn buren en de mensen die hem kenden als bedelaar zeiden:
‘Is dat niet de man die altijd zat te bedelen?’
9 De een zei: ‘Ja, die is het, ‘en de ander: ‘Nee, maar hij lijkt er wel op.’
De man zelf zei: ‘Ik ben het echt.’
10 Toen vroegen ze: ‘Hoe zijn je ogen opengegaan?’
11 Hij zei: ‘Iemand die Jezus heet, maakte wat modder,
streek die op mijn ogen en zei: “Ga naar Siloam om u te wassen.”
Ik ging erheen, en toen ik me gewassen had kon ik zien.’
Dag 5: donderdag 24 januari Thema: Onderweg als vrienden van Jezus
Vandaag gaan onze gedachten naar de bijbelse voorbeelden van menselijke vriendschap en liefde als beeld van Gods liefde voor iedere mens. Als wij onszelf zien als geliefde vrienden van God, dan heeft dat gevolgen voor de relaties binnen de gemeenschap van Jezus. Binnen de Kerk kunnen er geen barrières zijn waardoor mensen worden uitgesloten, want dat is onverenigbaar met een gemeenschap waarin iedereen op evenwaardige wijze een beminde vriend van Jezus is
EERSTE LEZING Hooglied 1, 5-8
Liefde en de beminde
Uit het Hooglied
5 Meisjes van Jeruzalem, donker ben ik, en mooi,
als de tenten van Kedar, als het doek van Salomo’s tenten.
6 Kijk niet op mij neer omdat ik donker ben,
omdat de zon mij heeft gebrand.
Mijn moeders zonen waren hard voor mij:
ik moest hun wijngaarden bewaken.
Mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaakt.
7 Zeg mij toch, mijn allerliefste, waar laat jij je kudde weiden,
waar laat jij die ‘s middags rusten?
Laat me toch niet dwalend langs de kudden van je vrienden gaan.
8 Als je mij niet vinden kunt, mooiste van alle vrouwen,
volg dan het spoor van de kudde,
weid je geiten waar de herders schuilen.
TUSSENZANG Psalm 139, 1-6
U kent mij, u doorgrondt mij
1 HEER, u kent mij, u doorgrondt mij,
2 u weet het als ik zit of sta, u doorziet van verre mijn gedachten,
3 ga ik op weg of rust ik uit, u merkt het op,
met al mijn wegen bent u vertrouwd.
4 Geen woord ligt op mijn tong, of u, HEER, kent het ten volle.
5 U omsluit mij, van achter en van voren, u legt uw hand op mij.
6 Wonderlijk zoals u mij kent, het gaat mijn begrip te boven.
TWEEDE LEZING 3 Joh. 2-8
Gastvrijheid voor vrienden in Christus
Uit de derde brief van de apostel Johannes
2 Geliefde broeder, ik hoop dat het u in alle opzichten goed gaat
en dat u gezond bent. Dat het uw ziel goed gaat weet ik,
3 want tot mijn grote blijdschap kwamen hier telkens weer broeders
die van uw trouw aan de waarheid getuigden;
ze vertelden dat u de weg van de waarheid volgt.
4 Niets verheugt mij meer dan te horen
dat mijn kinderen de weg van de waarheid volgen.
5 Geliefde broeder, uw trouw blijkt uit alles wat u voor de broeders doet,
zelfs al kent u hen niet.
6 Ten overstaan van de gemeente hebben zij van uw liefde getuigd.
Wees zo goed hen voor de verdere reis uit te rusten
op een wijze die God waardig is.
7 Ze zijn immers omwille van de Naam op reis gegaan
en hebben van de ongelovigen niets aangenomen.
8 Daarom horen wij zulke mensen gastvrij te ontvangen
en zo mee te werken aan de verkondiging van de waarheid.
EVANGELIE Joh. 15, 12-17
Vrienden noem ik jullie
Uit het heilig evangelie volgens Johannes
In zijn afscheidsrede zei Jezus:
12 Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals ik jullie heb liefgehad.
13 Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden.
14 Jullie zijn mijn vrienden wanneer je doet wat ik zeg.
15 Ik noem jullie geen slaven meer,
want een slaaf weet niet wat zijn meester doet; vrienden noem ik jullie,
omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord,
aan jullie bekendgemaakt heb.
16 Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie,
en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan
en vrucht te dragen, blijvende vrucht.
Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal hij je geven.
17 Dit draag ik jullie op: heb elkaar lief.
Dag 6: vrijdag 25 januari Thema: Onderweg voorbij alle grenzen
Onderweg met God betekent dat we de grenzen overschrijden die de kinderen van God verdelen en benadelen. De bijbellezingen van vandaag laten ons verschillende manieren zien waarop menselijke barrières worden overwonnen. Dit vindt zijn hoogtepunt in wat Sint-Paulus leert: “U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed. Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen-u bent allen één in Christus Jezus (Galaten 3, 27-28)”.
EERSTE LEZING Ruth 4, 13-18
De nakomelingen van Ruth en Boaz
Uit het boek Ruth
13 Boaz nam Ruth bij zich, zij werd zijn vrouw, en hij sliep met haar.
De HEER liet haar zwanger worden en ze baarde een zoon.
14 De vrouwen zeiden tegen Noömi: ‘Geprezen zij de HEER,
die jou vandaag iemand gegeven heeft die voor je zorgen zal.
Moge zijn naam in Israël blijven voortbestaan!
15 Hij zal je je levensvreugde teruggeven
en je onderhouden als je oud bent,
want je schoondochter, die je liefheeft
en die meer waard is dan zeven zonen, heeft hem gebaard.’
16 Noömi nam de jongen op haar schoot
en bleef hem vanaf dat moment verzorgen.
17 De buurvrouwen gaven hem zijn naam.
‘Noömi heeft een zoon gekregen, ‘zeiden ze, en ze noemden hem Obed.
Hij is de vader van Isaï, die de vader is van David.
18 Dit zijn de nakomelingen van Peres: Peres verwekte Chesron,
19 Chesron verwekte Ram, Ram verwekte Amminadab,
20 Amminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salmon,
21 Salmon verwekte Boaz, Boaz verwekte Obed,
22 Obed verwekte Isaï, en Isaï verwekte David.
TUSSENZANG Psalm 113
God, de helper van wie alles ontbeert
1 Halleluja! Loof, dienaars van de HEER, loof de naam van de HEER.
2 De naam van de HEER zij geprezen van nu tot in eeuwigheid.
3 Van waar de zon opkomt tot waar zij ondergaat,
zij geloofd de naam van de HEER.
4 Verheven boven alle volken is de HEER,
verheven boven de hemel zijn luister.
5 Wie is gelijk aan de HEER, onze God,
die hoog daar boven zijn woning heeft,
6 die zijn oog richt naar beneden, wie in de hemel en op de aarde?
7 Hij verheft uit het stof wie berooid is,
uit het vuil tilt hij op wie alles ontbeert.
8 Hij laat hem wonen bij hooggeplaatsten, bij de hoogsten van zijn volk.
9 De onvruchtbare vrouw laat hij wonen in het huis,
een vrolijke moeder van kinderen. Halleluja!
TWEEDE LEZING Ef. 2, 13-16
Christus heeft de muur tussen ons afgebroken, die ons verdeelde
Uit de brief van de apostel Paulus aan de Efeziërs
Broeders en zusters,
13 Nu bent u, die eens ver weg was,
in Christus Jezus dichtbij gekomen, door zijn bloed.
14 Want hij is onze vrede,
hij die met zijn dood de twee werelden één heeft gemaakt,
de muur van vijandschap ertussen heeft afgebroken
15 en de wet met zijn geboden en voorschriften
buiten werking heeft gesteld,
om uit die twee in zichzelf één nieuwe mens te scheppen.
Zo bracht hij vrede
16 en verzoende hij door het kruis beide in één lichaam met God,
door in zijn lichaam de vijandschap te doden.
EVANGELIE Matth. 15, 21-28
Jezus en de Kanaänitische vrouw
Uit het heilig evangelie volgens Mattheüs
21 Jezus vertrok weer; hij week uit naar het gebied van Tyrus en Sidon.
22 Plotseling klonk de roep van een Kanaänitische vrouw
die uit die streek afkomstig was:
‘Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David!
Mijn dochter wordt vreselijk gekweld door een demon.’
23 Maar hij keurde haar geen woord waardig.
Zijn leerlingen kwamen naar hem toe en vroegen hem dringend:
‘Stuur haar toch weg, anders blijft ze maar achter ons aan schreeuwen.’
24 Hij antwoordde:
‘Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van het volk van Israël.’
25 Maar zij kwam dichterbij, wierp zich voor hem neer en zei:
‘Heer, help mij!’
26 Hij antwoordde: ‘Het is niet goed om de kinderen
hun brood af te nemen en het aan de honden te voeren.’
27 Ze zei: ‘Zeker, Heer, maar de honden eten toch de kruimels op
die van de tafel van hun baas vallen.’
28 Toen antwoordde Jezus haar: ‘U hebt een groot geloof!
Wat u verlangt, zal ook gebeuren.’
En vanaf dat moment was haar dochter genezen.
Dag 7: zaterdag 26 januari Thema: Onderweg in verbondenheid
In eenvoud met God onderweg zijn houdt in: we zijn op weg in verbon-denheid met allen die strijden voor gerechtigheid en vrede. Deze verbondenheid heeft niet alleen consequenties voor de gelovige als individu, maar ook voor het wezen zelf en de zending van de hele christelijke gemeenschap. De Kerk heeft de roeping en de macht om te delen in het lijden van allen door te pleiten en zorg te hebben voor de armen, de behoeftigen en de gemarginaliseerden. Dat ligt besloten in ons gebed van deze week voor christelijke eenheid.
EERSTE LEZING Numeri 27, 1-11
Het recht op erfenis voor dochters
Uit het boek Numeri
1-2 De dochters van Selofchad,
die tot een geslacht behoorden dat van Jozefs zoon Manasse afstamde-
[Selofchad was een zoon van Chefer, de zoon van Gilead,
de zoon van Machir, de zoon van Manasse-]
kwamen naar de ingang van de ontmoetingstent
en wendden zich tot Mozes,
de priester Eleazar, de leiders en het hele volk.
Deze vrouwen, Machla, Noa, Chogla, Milka en Tirsa genaamd,
legden hun het volgende voor:
3 ‘Onze vader is in de woestijn gestorven.
Hij behoorde niet tot de aanhangers van Korach,
die tegen de HEER in opstand kwamen,
maar is om zijn eigen zonden gestorven. Hij had geen zonen.
4 Moet de naam van onze vader nu uit de familie verdwijnen
omdat hij geen zoon heeft nagelaten?
Wijst u ons, net als de broers van onze vader, een stuk grond toe.’
5 Mozes legde hun zaak aan de HEER voor,
6 en de HEER zei tegen Mozes:
7 ‘Selofchads dochters hebben gelijk.
Je moet hun inderdaad een stuk grond in bezit geven,
net als de broers van hun vader.
Wat hun vader toekwam moet op hen overgaan.
8 En zeg tegen de Israëlieten:
“Wanneer iemand sterft zonder een zoon na te laten,
moet zijn bezit overgaan op zijn dochter.
9 Heeft hij geen dochter,
dan moet zijn bezit aan zijn broers gegeven worden.
10 Heeft hij geen broers,
dan moet zijn bezit aan de broers van zijn vader gegeven worden.
11 Heeft zijn vader geen broers,
dan moet zijn bezit aan zijn naaste bloedverwant gegeven worden;
dat is dan zijn erfgenaam.
Dit is een wettelijke bepaling voor alle Israëlieten,
door de HEER aan Mozes gegeven.”’
TUSSENZANG Psalm 15
Wie mag te gast zijn in Gods tent?
1 HEER, wie mag gast zijn in uw tent, wie mag wonen op uw heilige berg?
2 Wie de volmaakte weg gaat en doet wat goed is,
wie oprecht de waarheid spreekt.
3 Hij doet aan lasterpraat niet mee,
hij benadeelt een ander niet en drijft niet de spot met zijn naaste.
4 Hij veracht wie geen achting waard is,
maar eert wie ontzag heeft voor de HEER.
Zijn eed breekt hij niet, al brengt het hem nadeel,
5 voor een lening vraagt hij geen rente,
hij verraadt geen onschuldigen voor geld.
Wie zo doet, komt nooit ten val.
TWEEDE LEZING Hand. 2, 43-47
De leerlingen hadden alles gemeenschappelijk
Uit de Handelingen van de apostelen
43 De vele tekenen en wonderen die de apostelen verrichtten,
vervulden iedereen met ontzag.
44 Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen
en hadden alles gemeenschappelijk.
45 Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst
onder degenen die iets nodig hadden.
46 Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel,
braken het brood bij elkaar thuis
en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde.
47 Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk.
De Heer breidde hun aantal dagelijks uit
met mensen die gered wilden worden.
EVANGELIE Lukas 10, 25-37
De barmhartige Samaritaan
Uit het heilig evangelie volgens Lukas
25 In die tijd kwam er een wetgeleerde die Jezus op de proef wilde stellen.
Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen
om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’
26 Jezus antwoordde: ‘Wat staat er in de wet geschreven?
Wat leest u daar?’
27 De wetgeleerde antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief
met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht
en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’
28 ‘U hebt juist geantwoord, ‘zei Jezus tegen hem.
‘Doe dat en u zult leven.’
29 Maar de wetgeleerde wilde zich rechtvaardigen
en vroeg aan Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’
30 Toen vertelde Jezus hem het volgende:
‘Er was eens iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde
en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken,
hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten.
31 Toevallig kwam er een priester langs,
maar toen hij het slachtoffer zag liggen,
liep hij met een boog om hem heen.
32 Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer
liep ook hij met een boog om hem heen.
33 Een Samaritaan echter, die op reis was,
kreeg medelijden toen hij hem zag liggen.
34 Hij ging naar de gewonde man toe,
goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze.
Hij zette hem op zijn eigen rijdier
en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde.
35 De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei:
“Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken,
zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.”
36 Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden
van het slachtoffer van de rovers?’
37 De wetgeleerde zei: ‘De man die medelijden met hem heeft getoond.’
Toen zei Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo.’
Dag 8: zondag 27 januari
Vierend onderweg
De bijbelteksten van vandaag spreken over vieren, niet in de zin van een succesvolle voltooiing, maar vieren als teken van vertrouwen op God en zijn gerechtigheid. Zo is ook de viering van de gebedsweek voor eenheid onder de christenen een teken van vertrouwen dat we eenheid zullen bereiken op de tijd en met de middelen die in Gods plan liggen.
EERSTE LEZING Habakuk 3, 17-19
Vieren in tijden van tegenslag
Uit de profeet Habakuk
17 Al zal de vijgenboom niet bloeien,
al zal de wijnstok niets voortbrengen,
al zal de oogst van de olijfboom tegenvallen,
al zal er geen koren op de akkers staan,
al zal er geen schaap meer in de kooien zijn
en geen rund meer binnen de omheining-
18 toch zal ik juichen voor de HEER, jubelen voor de God die mij redt.
19 God, de HEER, is mijn kracht, hij maakt mijn voeten snel als hinden,
hij laat mij over mijn bergen gaan.
TUSSENZANG Psalm 100
De aanbidding van God over heel de wereld
1 Juich de HEER toe, heel de aarde,
2 dien de HEER met vreugde, kom tot hem met jubelzang.
3 Erken het: de HEER is God, hij heeft ons gemaakt, hem behoren wij toe,
zijn volk zijn wij, de kudde die hij weidt.
4 Kom zijn poorten binnen met een loflied,
hef in zijn voorhoven een lofzang aan, breng hem hulde, prijs zijn naam:
5 de HEER is goed, zijn liefde duurt eeuwig,
zijn trouw van geslacht op geslacht.
TWEEDE LEZING Fil. 4, 4-9
Laat de Heer altijd uw vreugde blijven
Uit de brief van de apostel Paulus aan de Filippenzen
Broeders en zusters,
4 Laat de Heer uw vreugde blijven;
ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd.
5 Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen. De Heer is nabij.
6 Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt
en dank hem in al uw gebeden.
7 Dan zal de vrede van God, die alle verstand te boven gaat,
uw hart en gedachten in Christus Jezus bewaren.
8 Ten slotte, broeders en zusters, schenk aandacht
aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is,
alles wat zuiver is, alles wat lieflijk is, alles wat eervol is,
kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient.
9 Doe alles wat ik u heb geleerd en overgedragen,
wat ik u heb verteld en laten zien.
Doe het, en de God van de vrede zal met u zijn.
EVANGELIE Lukas 1, 46-55
De lofzang van Maria
Uit het heilig evangelie volgens Lukas
46 In die tijd zei Maria: ‘Mijn ziel prijst en looft de Heer,
47 mijn hart juicht om God, mijn redder:
48 hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.
Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen,
49 ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam.
50 Barmhartig is hij, van geslacht op geslacht, voor al wie hem vereert.
51 Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
en drijft uiteen wie zich verheven wanen,
52 heersers stoot hij van hun troon en wie gering is geeft hij aanzien.
53 Wie honger heeft overlaadt hij met gaven,
maar rijken stuurt hij weg met lege handen.
54-55 Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar,
zoals hij aan onze voorouders heeft beloofd:
hij herinnert zich zijn barmhartigheid
jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid.’
SLOTGEDACHTE
God vraagt van ons vandaag dat we de weg gaan van gerechtigheid, mee-leven en bescheidenheid. Het pad van de leerling houdt in dat we kiezen voor het nauwe pad van het Rijk van God en niet voor de brede snelweg van de huidige machten. Dit pad bewandelen van rechtschapenheid brengt met zich mee de ontbering van de strijd, het isolement dat gepaard gaat met het protest, en het risico dat verbonden is met het weerstaan van “de heersers en de machthebbers.” (Ef. 6,12). Dit is met name het geval wanneer degenen die pleiten voor gerechtigheid worden behandeld als oproermakers en vredeverstoorders. In dit verband dienen we te begrijpen dat vrede en eenheid pas volledig zijn op de basis van gerechtigheid.